overbodig mogelijk te maken. Scheppen in het niemandsland tussen traditionele kunst en werkelijkheid - tot de grens tussen dit niemandsland en de werkelijkheid zo dicht mogelijk, op overschrijden na, is genaderd...’
Of tot, zoals het in de roman Doodverf plastisch wordt geformuleerd, het moment van creperen wordt betrapt.
Om zijn theorie in de praktijk te kunnen uitvoeren, huurt hij een atelier in Napels, waar zijn vriend als model dient: die wordt van top tot teen in elastisch gips ingepakt en moet, terwijl het gips hard wordt, een doodsstrijd uitbeelden. De grens tussen leven en dood wordt overschreden als de kunstenaar te lang wacht met het verwijderen van het gipspak.
Dat gegeven, uit 1983 of wie weet hoeveel eerder nog, wordt - haast terloops - aangekaart in het hoofdstuk ‘Doodverf’ in Advocaat van de hanen (De tandeloze tijd 4, 1990) en komt uitgebreid aan de orde in de romans Het Hof van Barmhartigheid en Onder het plaveisel het moeras (beide uit 1996), die samen deel 3 van De tandeloze tijd vormen. Met name het hoofdstuk Pompei funebri (sic) in laatstgenoemde boek is gebaseerd op het verhaal uit 1983. Dat hoofdstuk zou worden uitgewerkt tot een volledige roman, Doodverf.
De climax van het verhaal - en de roman - vindt plaats op oudejaarsnacht in Napels. Het vuurwerk dat de hemel kleurt en de rookwolken die door de stegen omhoog kruipen, benadrukken de parallel met de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Chr., die van de bewoners van Pompeï onbedoeld kunstwerken maakte. De kunstenaar: ‘Het gaat me om Pompeji. Ik ga beeldhouwwerken maken zoals ze daar bestaan. [...] Ik heb het niet over die drie, vier sculpturen die ze daar onder de as uit hebben gehaald, nee, ik bedoel de lijken. De versteende lichamen van de inwoners van Pompeji! Dat zijn de echte beelden... Niet door een slap kunstenaarshandje gevormd, maar door een kwaadaardige speling van de natuur. Ik ga bij de Vesuvius in de leer, als je begrijpt wat ik bedoel. Ik wil in een asregen veranderen.’
De titel van het verhaal is dan ook een woordspeling, een vermenging van Pompei en pompe funebri, Italiaans voor begrafenisondernemer. Het wordt verklaard in de vertelling zelf: ‘Bij een van onze eerste wandelingen door de stad had ik voor de beeldhouwer het pompe funebri op de ruit van een begrafenisondernemer moeten vertalen. Nu stond in zijn hanenpoten op de muut van het atelier:
pompei funebri - de duizend doden van lex patijn
Het was de titel voor zijn eerstvolgende expositie.’
In de versie van 1983 hadden de hoofdpersonen nog niet hun definitieve namen. De verteller blijft anoniem, kunstenaar noch model spreekt hem bij naam aan. De beeldhouwer heet er Lex Patijn, zijn model en partner Jody Katan, namen die in De tandeloze tijd-cyclus niet meer voorkomen, met uitzondering van de achternaam van de laatste: Albert Egberts, hoofdpersoon van de romans en alter ego van de auteur, bedient zich van tijd tot tijd van de schuilnaam Maurice Katan.
Pas met ingang van De tandeloze tijd kennen we de beeldhouwer als de perfide en egocentrische Flix (voluit Felix) Boezaardt en het model als Thjum (voluit Theo) Schwantje. Samen met Albert Egberts vor-