De Parelduiker. Jaargang 15
(2010)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Frank OkkerGa naar voetnoot+
| |
[pagina 37]
| |
Gerret Rouffaer met zijn oudste zuster Carolien (afbeeldingen uit de coll. kitlv).
| |
RozelegerDe Rouffaers vormden een familie van binnenschippers en kwamen oorspronkelijk uit het Belgische Luik.Ga naar eind1 Via onder andere de Maas en de IJssel zochten ze het letterlijk hogerop en zo gebeurde het dat Benjamin Rouffaer, de vader van Gerret Pieter, zich in Kampen vestigde. Hij werkte ook als kapitein van de koopvaardij, maar stapte over op een aanzienlijk spiritueler en lucratiever beroep: dat van wijnkoper en makelaar in effecten. In die beide beroepen bleek hij zo succesvol dat hij zijn kinderen een flink vermogen naliet. Vader Rouffaer trouwde ook op stand: met Johanna Bondam, de dochter van een kantonrechter. Samen kregen zij zes kinderen van wie twee jongetjes zeer vroeg overleden. Ook Benjamin werd niet oud; hij stierf toen zijn enige overgebleven zoon nog geen zes jaar was. Gerret Pieter groeide op in het gezelschap van zijn moeder en drie oudere zussen, die allen met beroepsmilitairen zouden trouwen. Rouffaer ging naar de hbs in Kampen. Hij besloot vervolgens mijningenieur te worden en schreef zich in aan de Polytechnische Hogeschool in Delft. Gerret was een bloedserieuze student, maar hij kon daar gelukkig op een heel laconieke manier over schrijven. Zo mopperde hij over de gemiddelde studenten die ettelijke keren pas om vijf uur 's middags uit hun ‘rozeleger’ opstaan, zodat ze nog net op tijd hun eten naar binnen kunnen werken bij Balkenende, kennelijk de baas van de mensa of de kantine. | |
[pagina 38]
| |
Ook zijn vriend Evert Ekker krijgt de wind van voren als hij twijfelt of hij zijn studie wel zal voortzetten. Op 10 november 1878 schrijft Rouffaer hem: ‘Waar in je brief zoo'n beetje doorschemerde, dat jij er namelijk aan dacht om geen examen te doen, is klare nonsens. Je zegt, dat je er nog zooveel moet inpompen; dat zal waarachtig wel waar zijn. Dacht je soms dat je er op je sokken zou komen?’Ga naar eind2 Zelf brak Rouffaer zijn studie na twee jaar af. Dat is minder vreemd dan het lijkt. Uit zijn brieven komt hij naar voren als een bijzonder gretige lezer, maar hij verdiept zich voornamelijk in literatuur, kunst en filosofie. Voor de mijnbouw, wat toch zijn vak zou moeten worden, toonde hij veel minder interesse. In deze periode maakte hij ook kennis met het werk van Multatuli. Hij kwam namelijk tijdens zijn verblijf in Delft in contact met een heel andere groep studenten. Het ging om de jongeren die zich aan de Indische instelling te Delft voorbereidden op een carrière bij het Binnenlands Bestuur in Nederlands-Indië en die het werk van Multatuli als hun leidraad beschouwden. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw stonden vrijwel alle toekomstige bestuursambtenaren sterk onder invloed van Max Havelaar. Zij waren vastbesloten om tijdens hun Indische loopbaan het voorbeeld van de idealistische assistent-resident te volgen. Ook Rouffaer besloot zich in het werk van Multatuli te verdiepen. Na het overlijden van zijn moeder in 1879 erfde hij een fors vermogen, al kon hij daar pas vrij over beschikken wanneer hij meerderjarig was, in die tijd op zijn 23ste jaar. Hij ging bij zijn oudste zuster Carolien wonen op het landgoed Rustoord in Diepenveen, vlakbij Deventer. Echt wonen deed hij daar nauwelijks. Rouffaer maakte een aantal rondreizen door Europa om allerlei kunstschatten te bekijken en vooral om zoveel mogelijk vreemde talen te leren. Het waren ook bijzonder lange reizen, want alleen al in Rome verbleef hij een halfjaar. | |
Met donderend geluidIn zijn reisverslagen loopt hij vooruit op wat hij later in Nederlands-Indië zal zien. Op 8 november 1879 schreef hij aan zijn vriend, de kunstschilder Willem B. Tholen: ‘Mijn reis nu loopt ook ten einde. [...] Maar wat heb ik dan ook al niet gezien, hier in Italië! Milaan, Genua, Pisa, Florence, Rome, Napels, Pompeji en Paestum. In Pompeji ben ik een heele week geweest en heb daar meer dan genoten, en desniettegenstaande ga ik er van hier nog een dag of drie, vier naar toe, zoo prettig is het er. Van Pompeji heb ik ook den Vesuvius bestegen maar wat ik daar genoten heb, zal nooit uit mijn geheugen gaan. Ik heb daar boven bij den krater toch een heelen nacht wakende doorgebracht; hoe het echter was, alles stil en eenzaam om je heen, en daar voor je de rusteloos werkende vulkaan telkenmale met donderend geluid een rookkolom opwerpend door den vuurgloed beneden als gesmolten lava lijkende, terwijl duizenden groote en kleine roodgloeiende steenen door dienzelfden vulkaan worden omhooggeworpen - o, dan voel je je zoo klein en nietig bij zulke natuurkrachten! | |
[pagina 39]
| |
Van Pompeji keer ik over Napels naar Rome terug, denk daar nog eenige dagen 39 te blijven, ga dan over Turijn, dat ik nog niet gezien heb, naar Genève, blijf daar ook eenige dagen bij mijn neef en denk dan zoo wat op het laatst van November in Deventer terug te komen.’ Het leren van de vreemde talen ging hem kennelijk goed af, want we lezen nogal eens uitspraken als ‘Nu, Italiaansch heb ik wel zoo wat in 't snotje’ of 't Spaansch gaat als een tiet’. Rouffaer keek niet alleen aandachtig naar het landschap, maar ook naar de brieven van zijn vrienden. Vooral Ekker, die zich als ingenieur in het Franse Lyon heeft gevestigd, kreeg er regelmatig van langs. ‘Alleen tracht eens wat minder op een korporaal in Zijner Majesteits leger te lijken door steeds een fout of tien te maken.’ ‘P.S. waarde heer Franschman, inwijden en wijden worden met een (lange) ij geschreven en ik heet Gerret, geen Gerrit. Dat je Basel niet mooi vond, begrijp ik niet. Je hebt natuurlijk niet den fraaien Romaanschen dom en het museum met de unieke, allerprachtigste Holbein-tekeningen gezien?’Ga naar eind3 Belangrijker is dat hij zich steeds intensiever bezighoudt met het werk van Multatuli. Hij neemt zich ook voor om de schrijver in zijn Duitse woonplaats Nieder-Ingelheim op te zoeken. Geregeld spoorde hij Ekker aan om diens werk te lezen. ‘Wat Multatuli's werken betreft heb ik ze nu tot op de laatste deelen van zijn Ideën gelezen; en ook deze zullen mij bekend zijn vóór ik naar Ingelheim kom. Doch 't schoonste onder alles vind ik zijn 1001 hoofdstukken over Specialiteiten, zijn 3de bundel Ideën en zijn Minnebrieven; daarbij als pamflet, of hoe je 't noemen wil zijn “Nog eens Vrij-Arbeid”. Dit laatste zal ik mij het genoegen gunnen je te laten toesturen door mijn boekhandelaar Beunk te Deventer; ik hoop dat hij zijn vlugheid ook hier weer eens toone.’Ga naar eind4 | |
Tot grotere opoffering geneigdNa het lezen van een forse reeks boeken van Multatuli besloot Rouffaer om vanuit Rome contact op te nemen met de schrijver. Hij zou hem een opmerkelijk aanbod doen. De toon van zijn brief is een heel andere dan in de correspondentie met zijn vrienden. We zien de bijna 23-jarige Rouffaer hier bijna beven van eerbied voor de veertig jaar oudere auteur, die hij zo bewonderde. Rome, 11 April 1883 | |
[pagina 40]
| |
Hooggeachte Heer! | |
[pagina 41]
| |
tember 84, daar ik mijn voogd, die tot zoolang het beheer van mijn gelden voert, niet met mijn besluit bekend hoef te maken. [...] | |
Ruim 100.000 euroHet was een aantrekkelijk aanbod dat Rouffaer aan Multatuli deed. Het bedrag dat hij hem in het vooruitzicht stelde, zou anno 2010 neerkomen op ruim 100.000 euro. Begin juni 1883 schreef Rouffaer hem een tweede brief, opnieuw vanuit Rome, met daarin de aankondiging dat hij Multatuli zou opzoeken om hem mondeling zijn dank voor diens werk te kunnen betuigen. Haast met dat bezoek had Rouffaer niet, want hij liet de schrijver weten dat hij pas ruim een jaar later, in juli of augustus 1884, op weg naar huis in Nieder-Ingelheim zou verschijnen. Mede daarom is het niet zo vreemd dat Multatuli niet zoveel vertrouwen had in het gulle aanbod van zijn jonge bewonderaar. In een brief van 22 juni 1883 aan mevrouw G.C. de Haas-Hanau liet hij weten ‘dat ik onlangs 'n brief kreeg van iemand die zich (tydelijk?) te Rome ophoudt en die me 10.000 gulden aanbiedt. Ik heb vriendelyk bedankt. Natuurlyk, daar ik den man volstrekt niet ken, en dus die verplichting niet op my mag laden. Maar de bedoeling (als hy 't meende ten minste, want wie verzekert me dat het geen mystificatie is?), nu, de bedoeling schynt goed te zyn.’Ga naar eind6 Van dat bezoek aan het huis van Multatuli in Nieder-Ingelheim zou het niet komen. Een van de opvallendste karaktertrekken van Rouffaer was dat hij gewoonlijk zo veel hooi op zijn vork nam dat er nogal eens een baal van afviel. Aan de voorgenomen studie wis- en natuurkunde in Leiden begon hij zelfs niet eens. Wel publiceerde hij een aantal artikelen over klassieke Nederlandse schilderijen in buitenlandse collecties. In de brieven aan zijn vrienden liet hij meer dan eens weten dat aan de zaak van Multatuli recht moest worden gedaan. Maar hij wist kennelijk nog niet hoe hij dat zou aanpakken. Hij ging voorlopig door met Europese kunstreizen, soms in gezelschap van zijn oudste zuster Carolien, die aan een ernstige ziekte leed. Hier kwam pas een eind aan in het voorjaar van 1885. In een kort briefje aan Ekker gaf Rouffaer de reden op: ‘Vanmiddag om een uur stierf mijn zuster Carolien, het liefste en innigste wat ik had.’Ga naar eind7 Hij besloot als afleiding een reis naar Nederlands-Indië te maken. | |
Lekker als kipEind juli vertrok hij vanuit Rotterdam met het clipper-fregat De Voorlichter. Dat was destijds het grootste houten zeilschip van ons land, gebouwd door Jan Smit, niet uit Volendam maar uit Slikkerveer. De Voorlichter had de overtocht naar Bata- | |
[pagina 42]
| |
Rouffaer op jongere leeftijd.
via al eens in 72 dagen afgelegd, maar ditmaal zou de reis langer duren. Rouffaer betaalde voor de passage vierhonderd gulden, wat nu neerkomt op het tienvoudige.Ga naar eind8 Na een avontuurlijke reis kwam hij op 5 november 1885 aan in Tandjoeng Priok, de haven van Batavia. Op 10 november schreef hij aan zijn vriend Evert Ekker: ‘Enfin, ik ben lekker als kip. De zeereis wou zeker ook tot in alle bizonderheden mij het zeeleven doen kennen; het had weinig gescheeld of de “Voorlichter” was met man en muis vergaan. Twee goddelooze stortzeeën veegden bij een hevige storm het heele achterschip schoon; en 't was alleen aan het hechte schip te danken, dat niet het heele achterdeel open werd geslagen, en 't zich bepaalde tot een paar gaten, en het lijfhout (dat wil zeggen het verband) gedeeltelijk weg. Eén dode, één met een gebroken been, en wel vijf andere min of meer zwaar gekwetst. Enfin, we zijn er, en ik heb geen haar op mijn hoofd dat de zeereis berouwt.’ Van een hecht schip was bij de aankomst geen sprake meer. De Voorlichter, die voor het vertrek nog 90.000 gulden waard was, werd na de reis afgekeurd en voor zesduizend gulden verkocht aan een Arabier voor de sloop. Het betekende een roemloos einde. | |
Een ontzettende treurmareRouffaer had zich voorgenomen om een jaar lang door Indië te reizen, maar hij zou die termijn telkens met een nieuw jaar verlengen. Hij verbleef voornamelijk op Java, waar hij veel archiefonderzoek deed en met zoveel mogelijk mensen sprak: met bestuursambtenaren, mijningenieurs, planters en ondernemers. Hij vatte al spoedig het plan op om een wetenschappelijke studie over Multatuli | |
[pagina 43]
| |
Rouffaer (rechts) bij het beroemde Hotel des Indes te Batavia, nu Jakarta, in gezelschap van de mijningenieur C. Moerman.
te schrijven. Letterlijk alles wat met Multatuli en zijn Max Havelaar te maken had, zocht hij uit, als een ware Sherlock Holmes. Rouffaer realiseerde zich namelijk dat de gebeurtenissen in Lebak, die de grondslagen voor Max Havelaar vormden, amper dertig jaar geleden hadden plaatsgevonden. Door zijn grote ijver ontmoette hij veel mensen die de befaamde assistent-resident zelf hadden meegemaakt en hem op basis van eigen ervaring de nodige inlichtingen konden verschaffen. Mogelijk wilde Rouffaer na zijn terugkeer naar Europa alsnog doorreizen naar Nieder-Ingelheim om Multatuli zijn studie voor te leggen. Dat zou echter niet gebeuren, want eind februari 1887 ontving hij het bericht dat de schrijver gestorven was. Rouffaer reageerde direct met een brief aan zijn weduwe Mimi. Mevrouw! | |
[pagina 44]
| |
Aantekeningen van zijn tweede Indiëreis: een bladzijde komt neer op een getypte pagina tekst.
beste had trachten te geven van dat onpartijdige standpunt waarop een onderwerp als Multatuli's leven en sterven moet geoordeeld worden. | |
[pagina 45]
| |
dat juist zijn sterven menigeen in staat stelt een onpartijdiger standpunt zich te veroveren, nóóit zullen de Nederlanders het heerlijk gevoel kunnen hebben met open gelaat en gewasschen handen Multatuli tegemoet te zijn getreden. Nooit voor hun lange zwijgen hem nog een boek te hebben aangeboden waarin zij op die eerlijke wijze als het gemoed wil, met hem hadden getracht af te rekenen; schuld belijdende zeker voor een goed deel, zich reinigend wellicht voor een ander. | |
[pagina 46]
| |
In Roeteng, Flores, tijdens zijn tweede reis.
Zij hebben de gelegenheid laten voorbijgaan; nu heeft hen de gelegenheid verlaten. | |
Te doldriftigDie biografie zou nooit verschijnen en blijven steken in een aantal fragmenten en een grote hoeveelheid aantekeningen. Waarschijnlijk was Rouffaers studie te breed van opzet als gevolg van zijn onoverwinnelijke belangstelling voor details. | |
[pagina 47]
| |
Rouffaer, enkele jaren na de ontvangst van zijn eredoctoraat.
Het neemt niet weg dat hij belangrijke getuigenissen noteerde, zoals die van een commies op het Residentiekantoor. Deze vertelde hem dat resident Brest van Kempen een gunstig rapport over Multatuli had geschreven. Hij achtte zijn assistent hoogstaand en bekwaam, maar oordeelde dat hij ‘te doldriftig’ in de uitvoering was. Andere getuigen wezen erop dat de regent, met wie Multatuli in conflict kwam, wel degelijk recht had op de onbetaalde levering van buffels, vanwege zijn hoge adellijke afstamming. Op basis van hun uitspraken stelde Rouffaer vast dat de assistent-resident wel degelijk fouten had gemaakt. Die werden veroorzaakt doordat Multatuli onvoldoende inzicht bezat in het adatrecht en in de bijzondere toe- | |
[pagina 48]
| |
standen die er in zijn afdeling Lebak en de residentie Bantam bestonden.Ga naar eind10 Het voert te ver om hier nu nog verder op in te gaan. Die bijzondere agrarische situatie in Bantam bracht Rouffaer ertoe zich nader in de agrarische verhoudingen en het grondbezit op Java te verdiepen. Zoals gezegd stelde hij telkens zijn terugkeer uit om verder te gaan met zijn onderzoek. Dit ging echter ten koste van zijn gezondheid. Uiteindelijk dwong een hevige malaria hem om in 1890, na een verblijf van vijf jaar in de archipel, naar Europa te vertrekken. Na een herstelperiode van ruim vier jaar, die hij in Spanje doorbracht, ging Rouffaer zich actief bezighouden met het verzamelen van Indische publicaties, kunstvoorwerpen, foto's en landkaarten voor het kitlv. Hij stelde belangrij ke catalogi samen en publiceerde een groot aantal artikelen over Hindoe-Javaanse oudheden. | |
Een negenoogDeze werkzaamheden mondden uit in een nieuwe Indiëreis, die in april 1909 zou beginnen en ruim twee jaar zou duren. Ditmaal ging hij ook naar onder andere Sumatra, Malakka, Borneo, Portugees Timor en de Filippijnen. Te paard of op de fiets maakte hij heel wat uitgebreide verkenningstochten. Zijn gezondheid spaarde hij daarbij niet, want uit zijn reisverslag blijkt dat hij zelfs met een negenoog - een even gecompliceerde als pijnlijke steenpuist - op zijn achterwerk nog op de fiets klom. Hij verrichtte een groot aantal aankopen voor het kitlv en bracht ook een bezoek aan de toenmalige gouverneur-generaal J.B. van Heutsz. In het najaar van 1911 kwam hij, opnieuw ernstig ziek, weer in Europa aan. Voor zijn verdiensten voor de studie van Nederlands-Indië ontving Rouffaer uiteindelijk een eredoctoraat van de Leidse universiteit in de letteren en wijsbegeerte. Dat gebeurde op 13 oktober 1921, ruim zes jaar voor zijn dood.
De zeer zorgvuldige transcriptie van Rouffaers teksten dank ik aan Anna Kruip. |
|