De Parelduiker. Jaargang 14
(2009)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Ben ten HolterGa naar voetnoot+
| |
[pagina 55]
| |
Ben ten Holter als pr-medewerker van Elsevier in een Fokker Friendship (collectie auteur).
Simon Carmiggelt en Ben ten Holter (foto HP / De Tijd).
tentieloze plaatjesboeken moet je niet met veel souza in een kasteel aan het Koninklijk Huis willen aanbieden want dan word je terecht gemangeld. Soms ontsporen pr-acties door gebrekkig denkwerk, miscommunicatie, tijdgebrek of een combinatie van al het voornoemde. Een opzienbarende pr-onderneming betrof het boek Signalement van nieuwe woorden van dr. Riemer Reinsma, 2000 neologismen. Het leek me vernieuwend om een Taalrechtbank in het leven te roepen en een aantal mensen voor het gerecht te dagen die voor nieuw taalgebruik hadden gezorgd. Hadden we al niet genoeg woorden die niemand kent en die ook niet meer gebruikt worden. Waarom dan nog nieuwe bedenken? Het was het jaar van de vrouw, dus lag het voor de hand dat het gerecht uit drie vrouwen zou bestaan. Drie gelauwerde actrices bovendien. Elisabeth Versluis was president, Nelly Frijda was de verdedigster en Hannah de Leeuwe de aanklaagster. Een van de gedaagden was Elsevier-auteur Bert Hiddema. Hij ging gekleed in een veelkleurig Japans vechtkostuum. Een andere gedaagde was Simon Carmiggelt, omdat hij vaak in het Signalement voorkwam als taalvernieuwer. Carmiggelt liet echter weten dat hij geen tijd had omdat hij elke dag zijn Kronkel moest schrijven. In mijn dynamiek had ik evenwel al de uitnodigingen de deur uitgedaan en onder anderen hem vermeld omdat ik op vrij goede voet met hem stond. Hij had tenslotte al een paar keer het voorwoord bij mijn Groot Amsterdams Kroegenboek geschreven. Bovendien denk ik dat hij geen zin had om iets te promoten van een verwerpelijk ‘rechts’ concern, want we waren in de dagen van de genadeloze polarisatie. Ik werd er in het café en op de Kring ook op aangesproken dat ik bij zo'n rechtse tent werkte, terwijl we toch Amalrik uitgaven. Om de bijeenkomst toch te laten doorgaan heb ik samen met Wim T. Schippers een script geschreven voor de rechtszaak waarbij ir. Evert van der Pik zogenaamd optrad als Carmiggelt. Carmiggelt had ooit in een Kronkel geschreven dat | |
[pagina 56]
| |
hij op een plein in Athene aangezien werd voor Van der Pik. Vandaar de keuze van zijn vervanger. Mijn miscalculatie ten aanzien van Carmiggelt leidde tot een Kronkel, verschenen in Het Parool van 5 juni 1975, die het Elsevier-concern op zijn grondvesten deed denderen tot in de Raad van Bestuur. Deze kwam daags daarna in spoedberaad bijeen en eiste al gauw, dat de pr-man die hiervoor verantwoordelijk was op staande voet ontslagen moest worden. Maar eerst zou directeur G.P.J. Schouten Carmiggelt polsen of zijn Kronkel wel een getrouwe weergave was van een gesprek dat in werkelijkheid had plaats gehad. Van dat telefoongesprek heb ik achteraf door de schattige secretaresse van Schouten een transcript toegespeeld gekregen. Het ging als volgt (G.P.J. Schouten = gs, Simon Carmiggelt = sc):
gs: Mijnheer Carmiggelt, u spreekt met Schouten, directeur van Elsevier, ik zou u het volgende willen vragen: U hebt gisteren in Het Parool een Kronkel gepubliceerd over Ben ten Holter en wat wij ons afvragen is of dit een reële weergave is van een gesprek wat u met hem gehad hebt, of dat u op grond van het boekje van Riemer Reinsma de Neologismen een Kronkel hebt geschreven? sc: Nou het laatste is het geval, maar ik ben er eigenlijk van uitgegaan dat ik een | |
[pagina 57]
| |
dubbelganger van hem heb ontmoet. Begrijpt u? G.P.J. Schouten, directeur van Elsevier Nederland (collectie auteur).
gs: Jaja. sc: Want mijnheer Ten Holter is daar ook nogal vlot in, in het opvoeren van dubbelgangers. gs: Ja, dat heb ik begrepen, dat van vorige week vrijdag. sc: Ik was verhinderd om te komen en ik heb door hem de aanzegging gekregen, dat een ander namens mij zou optreden. gs: Juist. sc: Dat heb ik een merkwaardige procedure gevonden, toen dacht ik, kom het is toch ook mogelijk dat er een ander namens de heer Ten Holter optreedt. Daarvan heb ik verslag gedaan. gs: Nou, dat is inderdaad van mij ook eigenlijk het uitgangspunt geweest. Ik kan u wel zeggen, dat mijnheer Ten Holter afgelopen maandagmorgen op het matje is geweest voor die hele vertoning vorige week, maar het punt wat nu natuurlijk speelt is dat ik de heer Ten Holter over uw Kronkel van gisteravond zou moeten spreken en ik wilde eerst van u de informatie hebben, of dit een reëel gesprek is, want als namelijk de zaak op deze wijze door de heer Ten Holter zou zijn gebracht, betekent dat wel een ontslag op staande voet. sc: Nee, natuurlijk is dat niet zo. Kijk, u moet begrijpen Ten Holter is een beetje een vrolijke jongen en dat mag hij van mij wezen, hij heeft mij opgeroepen voor een persbijeenkomst en toen zei ik: ‘Nee jongen, ik kan niet, ik moet werken.’ Nou dat is toch menselijk, ik hoef toch niet meteen klaar te staan? gs: Natuurlijk niet. sc: Nou, toen kreeg ik op de ochtend, vrijdagochtend de uitnodiging waar niettemin mijn naam op stond, als deelnemer aan het spelletje, en toen stond daar achterop, dat hij aannam dat ik er geen bezwaar tegen had, dat mijn rol dan maar gespeeld werd door de heer ir. Evert van der Pik van de Van Oekelshow. Ja, toen dacht ik ja, dat moet hij weten, ik heb gehoord dat het een tamelijk maffe aangelegenheid is geweest. gs: Nogal ja. sc: Bijna niemand is gekomen, maar goed dat geeft toch allemaal niet, nou toen dacht ik, goed ik zal ook eens een dubbelganger van hem maken, maar dan zal ik zijn hele tekst uit dat boek halen. Want alles wat hij zegt staat in dat boek. gs: Ja, ja dat heb ik nagekeken. Ik heb het gisteravond zo ongeveer woord voor woord nagevlooid, maar dat was mij wel duidelijk, het enige punt is natuurlijk, kijk als de heer Ten Holter, dat vind ik wel een wezenlijke zaak, als de heer Ten Holter zich op deze wijze over Elsevier zou uitlaten... | |
[pagina 58]
| |
sc: Nee, nee hoor daar is niets van waar. Je wordt gewoon een beetje gepest. Nietwaar, omdat ik mijn twijfels heb over de wijze waarop die bijeenkomst was georganiseerd. Hè, je kunt natuurlijk niet iemand uitnodigen die verhinderd is en dan zeggen, nou we nemen wel een ander. Maar goed dat is zijn stijl, dat moet hij weten, maar dan mag ik toch wel een dubbelganger van hem opvoeren? gs: Ik had onmiddellijk het gevoel dat dit natuurlijk regelrecht te maken had met het optreden van die mijnheer Van der Pik afgelopen vrijdag, dus voordat ik hier allerlei toestanden zou ontketenen wilde ik hier zekerheid van hebben. sc: Nee, het is gewoon een grapje voor hem, en toen dacht ik nou op die manier kunnen we meteen dat boek even nemen want eh... gs: Dan zijn wij er natuurlijk ook niet zo vrolijk afgekomen. sc: Nou ja, maar dat was juist de bedoeling, nietwaar om hem deze absurde tekst te laten zeggen. gs: Ja. sc: Ik weet ook niet wat die mijnheer, die namens mij optrad allemaal heeft gezegd. gs: Nou, eh... sc: Dat is mij niet bekend. Nee vanaf het moment dat men iemand anders voor je neemt ben je niet langer bij machte. Die wel met mijn naam werd aangesproken, overigens daar. Dan ben je niet langer bij machte om in de hand te houden wat die ander zegt hè? gs: Nee, ik kan het mij geheel voorstellen. Ik ben blij dat ik u even gebeld heb, zodat ik precies weet hoe de vork in de steel zit, want... sc: Ik heb hem helemaal niet gesproken, Ja, ik dacht nou zal ik ook een dubbelganger maken. Maar deze dubbelganger moet dan een opvallende en opzienbarende tekst zeggen, die zal ik uit dat boek halen, dat is nog een heel geknutsel. gs: Jaja, nou, het is wat dat betreft goed geslaagd, want het komt zeer natuurgetrouw over. sc: Ja, dat ligt aan de woorden die in het boek staan, daar heb ik dus zinnen van gemaakt en die heb ik hem toen laten zeggen hè, nou het is natuurlijk verder allemaal flauwekul hè? gs: Nee, het is mij helemaal duidelijk. sc: Hè, u begrijpt het? gs: Ja, ik begrijp het. Ik heb er natuurlijk moeite mee, want ik krijg nou het hele personeel hier, dat loopt te hoop en zegt: ‘Mijnheer, kan dat allemaal maar? Kunt u zo'n vent in dienst houden die dit allemaal zegt?’ Dus zal ik wel even olie op de golven moeten gooien. sc: Ja, dat kan ik mij voorstellen, maar u kunt het ook wel enigszins verklaren misschien. Ik heb een niet zo erg serieuze rubriek en ik denk van: Ja, als hij met die dubbelganger werkt, dan mag ik het dus ook doen. gs: Hij heeft het aan zichzelf te danken, dat is gewoon zo. | |
[pagina 59]
| |
Fragment van de transcriptie van het telefoongesprek tussen Elsevier-directeur Schouten en Simon Carmiggelt (collectie auteur).
sc: Jawel, het is meer kaatsebal, hè. gs: Ja, ja, ik zal wel, maar daar zal ik het wel met Ten Holter over hebben, dat wij dan maar wel het spelletje afbreken, want dit soort publiciteit vind ik natuurlijk niet aangenaam. sc: Nee, maar eh, ik bedoel eh, ik geloof toch, het is wel een leuke jongen hoor en hij heeft dat heel idioot gedaan, want hij heeft, ik heb gezegd, nee dat niet maar Max Heymans heeft ook gezegd: ik kan niet en Max Heymans stond er ook bij op die uitnodiging. gs: Ja, ja, ja. sc: Nou, zo kan ik het ook. Zo kan ik een uitnodiging sturen met honderd namen erop die allemaal niet kunnen. gs: U kunt wel van mij aannemen dat daar het nodige over gezegd is. Dat dat zonder meer een zaak is die volledig slecht georganiseerd was en die uit de hand is gelopen, enfin, ik ben er nogal boos over geweest. Want het is bepaald niet mijn stijl, waarin men dit soort dingen wenst te doen. Hij is dus aan alle kanten buiten zijn boekje gegaan, dat staat als een paal boven water. [...] | |
[pagina 60]
| |
sc: Hij heeft mij opgebeld en toen zeg ik, joh er is eigenlijk elk ogenblik wel wat, maar er is zo leuk dit en er is zo leuk dat en daar moet ik dan voor opdraven, maar ik heb een baan, ik moet elke dag in de krant schrijven en ik kan daar niet elke dag voor klaarstaan als er weer een utgever of weer eens iemand iets bedacht heeft om een boek te pushen hè. Dus dat kan niet, ik heb geen tijd, ik heb tegen hem gezegd, grapshalve, bel mij over vier jaar dan ben ik gepensioneerd, dan heb ik elke dag tijd. Ja. gs: Ja, ja is het al zover. Vier jaar? sc: Hè? gs: Is het al zover, zeg over vier jaar nog maar? sc: Ja, ja, ja, ik wordt dit jaar 61 jaar eh, maar dat was maar een grapje, maar toen ik, wat ik merkwaardig vond, dat toen op de ochtend van dat feest hij mij gewoon aanzegde, nou dan doen we het wel met een ander. Nou, toen dacht, dan pak ik jou ook. gs: Hij heeft natuurlijk in het nauw gezeten hè, hij heeft hier met veel poeha gezegd dat regelen wij allemaal wel. Ik heb die gekregen en die gekregen en te elfder ure kwam er niets en toen zegt hij: nou, wat moet ik nou. Dus hij heeft helemaal in het nauw gezeten maar dat is in het begin van de week al geregeld dat hij dit soort grapjes niet meer kan uithalen zonder dat ik van tevoren uitdrukkelijk weet wat er gebeurt, wat het draaiboek is, of de uitnodigingen beantwoord zijn of die mensen ook komen want wij kunnen ons een dergelijke flutvertoning niet permitteren. [...] sc: Nou, maar ik hoop dat u hem niet te hard valt, want het is mijn eigen grapje, wat ik heb teruggespeeld tegen zijn grapje. Meer is het niet. gs: Nou, ik begrijp het. Ik vind het prettig dat wij even dit gesprek kunnen hebben. Het heeft in ieder geval een heleboel opgeklaard wat mij betreft. Wat ik nou moet doen, daar moet ik nog eens even over nadenken, hè want ik heb natuurlijk wel hier intern en extern problemen over. sc: Ja, en hij heeft er dus part noch deel aan. gs: Nee, dat is mij duidelijk. [...] sc: Nou hoop ik dat het niet ernstige consequenties voor hem heeft. gs: Nou, ik moet er gewoon nog eens over nadenken en ik moet er natuurlijk wel een gesprek met hem over hebben, want hij zal nu wel bliksems goed inzien, wat de gevolgen van zijn grappen kunnen zijn. sc: Hij moet het gewoon nog een beetje leren. gs: Ja, het is inderdaad een wilde jongen die bepaald wel kwaliteiten heeft die natuurlijk moeilijk te rijden is, zoals dat heet hè. Het is een vrijbuiter. sc: Ja, nou ja goed, hij weet wel natuurlijk tegenwoordig zijn er allemaal nieuwe stijlen in dit soort werk. gs: Ja. | |
[pagina 61]
| |
Simon Carmiggelt, eind jaren zeventig (foto Eddy Posthuma de Boer).
| |
[pagina 62]
| |
sc: Maar je moet toch, kijk je kunt er natuurlijk wel een dolle boel van maken, maar dan moet je wel weten dat het lukt. Dat is natuurlijk vrij essentieel. Ik heb eh, de enige die er wel geweest is, dat is Cees Nooteboom en die zei tegen mij, nou het was een grote afknapper hè. gs: Jaja. sc: Nou precies eender. Ik zat aan de telefoon, nou ik wist niet hoe ik kijken moest. Bij wijze van spreken. Je moet wel zeker weten dat ze dan komen en als ze niet komen nou dan heb je een sof. Nou goed, dat zal hij ook wel leren inzien, dat het zo eenvoudig niet is. gs: Nee iedereen valt wel eens in een flinke kuil. sc: Ja. gs: Hartelijk dank. sc. Tot uw dienst hoor. gs: Dag mijnheer Carmiggelt. sc: Dahag.
Niet lang daarna verzond de directie een memo aan het personeel van Elsevier Nederland, waarin verklaard werd dat er geen ontmoeting tussen hem [Ben ten Holter] en de heer Carmiggelt heeft plaatsgevonden, noch dat door de heer Ten Holter in enig verband dergelijke uitspraken zijn gedaan. De heer Carmiggelt deelde ons mede het artikel geheel verzonnen te hebben en de woordkeus te hebben ontleend aan onze uitgave ‘Signalement van nieuwe Woorden’. [...] De heer Carmiggelt stelde, dat waar de heer Ten Holter de vrijheid heeft genomen een ander dan Carmiggelt als zodanig te laten optreden, hij - Carmiggelt - in zijn artikel de vrijheid heeft genomen een dubbelganger van de heer Ten Holter te laten optreden. Zo groot was toch de macht van Carmiggelt over de boekenverkoop dat het Signalement van nieuwe woorden direct na de Kronkel een seller werd. We dachten er een jaar over te doen de eerste tienduizend exemplaren te verkopen, maar ze waren binnen veertien dagen weg. Het is nooit herdrukt omdat het loodzetsel al ‘gedistribueerd’ was. |
|