De Parelduiker. Jaargang 13
(2008)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Marco EntropGa naar voetnoot+
| |
RommelVijfendertig jaar later zou Tzara, speciaal voor dada, alsnog naar Nederland komen. Op dinsdagavond 23 december 1958 verrichtte hij met een voordracht de opening van de grote dadatentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam, die daar tot 2 februari 1959 in de benedenzaal van de nieuwe vleugel was inge- | |
[pagina 49]
| |
richt.Ga naar eind3 Op de persbijeenkomst die aan de opening voorafging, had Tzara vriendelijk glimlachend rondgelopen tussen de tentoongestelde voorwerpen, meldde Het Parool de volgende dag: ‘Eens, toen hij nog een jonge dadaïst was, moet Tzara uitgeroepen hebben: “Tout ce qu'on regarde est faux” - alles wat men ziet is vals. Dacht hij dat ook toen hij gisteren op deze Amsterdamse expositie rondwandelde?’ Het citaat uit Tzara's Manifeste Dada 1918 was koren op de molen van de criticus die Het Parool voor beeldende kunst in huis had. In zijn op 10 januari 1959 gepubliceerde bespreking brak J.M. Prange de expositie tot de grond toe af. Voor de kunst had het dadaïsme niets voortgebracht, gispte Prange. Het strijkijzer en de metronoom van Man Ray, het fietswiel en de porseleinen pisbak van Duchamp - het was allemaal ‘rommel, die op de vlooienmarkt thuis hoort’. Tzara arriveerde op 22 december vanuit Parijs.Ga naar eind4 Met Kerstmis in het verschiet zal hij niet veel langer dan twee dagen in Nederland zijn gebleven en waarschijnlijk de 24ste alweer zijn vertrokken. Na de openingsplechtigheid in het Stedelijk verdween hij met een groepje Vijftigers naar een kroeg op de Zeedijk, nabij het kolkje, waar een voorleesavond werd gehouden.Ga naar eind5 Van sightseeing zal niet veel terecht zijn gekomen. | |
Oude heerZo'n anderhalf jaar eerder, in juni 1957, had de toen 21-jarige journalist Eelke de Jong Tzara in zijn huis in het Quatier Latin opgezocht. Hij keerde terug met een handvol uitspraken in zijn notitieboekje, die hij verwerkte in een artikel voor De Telegraaf, dat doorging voor een interview maar dat niet is en bovendien wordt ontsierd door tal van onjuistheden.Ga naar eind6 Wat De Jong ook niet wist was dat ‘de drieste dadaïst van de twintiger jaren’ drie jaar eerder voor het eerst in Nederland was geweest. Op uitnodiging van het pen-centrum voor Nederland reisde Tzara in de tweede week van mei 1954 naar Amsterdam. De Nederlandse pen-club had zojuist zijn algemene ledenvergadering achter de rug en maakte zich op voor het zesentwintigste Internationale pen-congres, dat van 21 tot 26 juni 1954 in Amsterdam zou worden gehouden. Op het congres zouden schrijvers uit vele landen van gedachten wisselen over het thema ‘het experiment in de moderne litteratuur’. Als opmaat tot de discussie over dit onderwerp in juni leek het de organisatie kennelijk een goed idee de gerenommeerde ex-dadaïst te vragen een lezing te geven.Ga naar eind7 Maandagmiddag 10 mei werd Tzara door de pen-club in het Stedelijk Museum een informele ontvangst bereid. Hij zal zijn verwelkomd door voorzitter Victor van Vriesland, anders wel door vice-voorzitter Nico Donkersloot, waarna ‘de experimentele en andere schrijvers van vandaag kennis konden maken met deze experimentalist en kunstrevolutionnair uit een nabij en toch zo ver verleden’. De journalist van het Algemeen Handelsblad, die op 11 mei van zowel de bijeenkomst als de lezing verslag deed, schatte in dat de ontmoeting met Tzara voor velen een verras- | |
[pagina 50]
| |
sing was gebleken. ‘Want uit de wild gebarende jongeling met de uitdagende blik, onbetwist de sterkste inspirator van alle Dada-manifestaties tot in het Parijs van 1922 na veel schermutselingen de macht op Breton en het surrealisme overging, bleek een vriendelijke en correcte oude heer te zijn gegroeid, levendig en met een tinteling in zijn ogen, die nog iets van een tumultueuzer verleden verraadt.’ Gerrit Kouwenaar herinnert zich wél bij de ontvangst in het Stedelijk aanwezig te zijn geweest, maar niet bij de lezing 's avonds: ‘Mijn Frans was toen niet zo goed dat ik de lezing had kunnen volgen.’ Gesproken heeft Kouwenaar Tzara bij die gelegenheid niet. Hij vermoedt dat Jan Elburg, die een gedicht van Tzara had vertaald, er ook was, misschien Lucebert. Vinkenoog en Kousbroek zeker niet - zij woonden in Parijs - en Remco Campert waarschijnlijk ook niet. Na afloop verzamelden de meesten zich in café Keyzer. Tzara was daar niet bij.Ga naar eind8 | |
GuernicaDie avond sprak Tzara in de aula van het Stedelijk Museum over Picasso en de moderne Franse poëzie. Het was dezelfde voordracht die hij in Rome had gehouden in het kader van de Picasso-tentoonstelling in de Galleria nazionale d'arte moderna, precies één jaar eerder.Ga naar eind9 Volgens een annonce in De Waarheid van 7 mei 1954 begon de lezing om kwart over acht en bedroeg de toegangsprijs één gulden. Leden van de Museumkring mochten voor half geld naar binnen. Tzara ging in zijn betoog de verhouding na tussen de schilderkunst en de poëzie. Sinds Baudelaire hadden die zich in zekere zin parallel ontwikkeld, omdat ze allebei in toenemende mate op het maatschappelijke leven werden betrokken. Nadat Picasso als kunstenaar was opgestaan, leken de grenzen tussen poëzie en beeldende kunst zelfs te vervagen, door zijn omgang met (kubistische) dichters als Apollinaire, Max Jacob, Blaise Cendrars, en in een volgende fase van zijn artistieke ontwikkeling door vriendschappen met de dichters rond het tijdschrift Littérature: Aragon, Soupault, Breton en Éluard. De spreker zelf had in dezen ook zijn steentje bijgedragen. Dada had immers de afschaffing der afzonderlijke kunsten geproclameerd. De ontwikkeling vond haar hoogtepunt in het tweede jaar van de Spaanse Burgeroorlog, toen Picasso als protest tegen die bloedige oorlog zijn Guernica schilderde en Paul Éluard als reactie hierop het gedicht ‘La victoire de Guernica’ schreef. Het was het bewijs, concludeerde Tzara, ‘dat de universele waarden van de kunst hun oorsprong kunnen vinden in de actualiteit’. In de moderne wereld was het volgens hem niet langer mogelijk de geestelijke activiteit los te maken van de strijd voor gerechtigheid en vrede.Ga naar eind10 Zo druk als het 's middags op de persbijeenkomst was geweest, zo weinig belangstellenden trok het avondprogramma. Het viel de verslaggever van het Algemeen Handelsblad op dat de zaal maar matig was bezet. Het publiek bestond hoofdzakelijk uit schrijvers ‘en andere ingewijden’, die slechts weinig nieuwe aspecten te horen kregen. Tzara had de tijden van weleer niet doen herleven: ‘De felle pionier, | |
[pagina 51]
| |
die de geschiedenis wilde maken, was tot zakelijk constaterende beschrijver geworden, toeschouwer bij het gebeuren, waaraan hij eens actief deelgenomen had. En dat was op zichzelf reeds een boeiende ervaring. Dada is dood en de periode van het echte surrealisme, levens- en niet slechts artistieke vernieuwing, afgesloten. In de uiterst sympathieke figuur van Tzara zag men deze ontwikkeling op markante wijze belichaamd.’ Na afloop signeerde Tzara de door hem bezorgde heruitgave van Apollinaires dichtbundel Alcools.Ga naar eind11 | |
CommunistTijdens zijn bezoek aan Nederland in 1954 is Tzara twee keer geïnterviewd, eerst door Het Parool en een paar dagen later door Het Vrije Volk.Ga naar eind12 Op zondag 9 mei was hij in alle vroegte vanuit Parijs met de auto naar Nederland gereden. Onderweg naar zijn logeeradres had hij, als de eerste beste toerist, de bollenvelden aangedaan. Tzara trof het. De krant van zaterdag had ‘een echt bollenweekeinde’ in het vooruitzicht gesteld en zomers weer voorspeld.Ga naar eind13 Daar kwam nog bij dat Nederland moederdag vierde en iedereen er massaal op uit trok. Tzara logeerde in Laren, bij een goede vriendin van hem, de journaliste, vertaalster en kunstcritica Mathilde Visser (1900-1985).Ga naar eind14 Ze hadden elkaar in het begin van de jaren dertig in Parijs leren kennen, toen Visser er als filmcorrespondent voor de NRC neerstreek en al heel snel vrienden maakte met kunstenaars en schrijvers, onder wie Picasso, Giacometti, Max Ernst, André Breton, Paul Éluard en René Crevel. Visser zou met Tzara tot zijn dood ‘erg bevriend’ blijven.Ga naar eind15 Mathilde Visser heeft vrijwel zeker bemiddeld bij de komst van Tzara naar Nederland, een dienst die zij haar vroegere chef op de kunstredactie van de NRC, Victor van Vriesland, graag zal hebben bewezen. Een kunstredacteur van Het Parool - misschien was het Hans Gomperts (1915-1998)Ga naar eind16 - interviewde Tzara in Laren, thuis bij Mathilde Visser, op de ochtend van zijn optreden in het Stedelijk Museum. Hij had zich van tevoren in de historie van het dadaïsme ingelezen. Niettemin zag hij Hugo Ball als een van de belangrijkste mede-‘uitvinders’ van dada over het hoofd. Tristan Tzara - uitvinder van ‘Dada’ - in ons land | |
[pagina 52]
| |
Mathilde Visser in de woonkamer van haar door Hein Salomonson ontworpen huis in Laren (N.-H.), circa 1953 (foto Cok de Graaff, uit: Jong Holland 1988/3).
daar onmiddellijk naar handelde. Dezelfde die de chemische en statistische poëzie in het leven riep, die op een podium danste in een zak met een theemuts op het hoofd en die dertig jaar geleden uitriep: ‘Tout ce qu'on regarde est faux’: alles wat men ziet is vals.Ga naar eind17 In Laren keek hij vanochtend naar de bloemen om zich heen en gisteren, toen hij met een auto uit Parijs naar Holland reed, waar hij een week zal blijven, heeft hij de bollenvelden aangedaan en zich verlustigd in de blokken vol kleur. Tristan Tzara heeft dus zijn afkomst verloochend? Wij zouden met het bovenstaande deze indruk niet willen wekken. Het was alleen een beetje vreemd hem zo te zien zitten als precies het tegendeel van wat men zich voorstelt van een revolutionnair kunstenaar. Maar de revoluties zijn de litteraire wereld uit en Tzara weet dat, al praat hij met plezier over die glorieuze tijd toen hij, als Roemeens emigrant via Zwitserland Frankrijk vond, en de groep van Breton. Maar: ‘Le dadaïsme, c'est fini’, zegt hij zonder spijt en alweer met de halve gêne, die hem lijkt aangeboren. | |
[pagina 53]
| |
Voor- en achterzijde van de door Tzara bezorgde bundel Alcools van Guillaume Apollinaire uit 1953 (collectie kb, Den Haag).
Het dadaïsme is afgelopen, de literatuur bleef. Ook voor Tzara, die van een opruiende leider een fel-geïntresseerde toeschouwer is geworden. ‘Frankrijk beleeft een bijzonder levendig tijdperk wat de poëzie betreft. Er zijn veel, heel veel jonge dichters en onder hen talrijke talentvolle. Er zijn ook veel stromingen, hoewel een duidelijke tendenz ontbreekt. Maar zeker komen er een paar waarlijk grote dichters uit tevoorschijn.’ Hij praat voortdurend over poëzie. ‘Proza? Ik lees nooit romans, bijna nooit. Romans zijn te moeilijk. Ik begrijp de meeste niet.’ Weer dat verontschuldigende lachje. Maar onmiddellijk daarna breekt daar iets bezetens doorheen. ‘Ik heb een nieuwe editie verzorgd van Apollinaire's “Alcools”. In de oude wemelde het van de fouten. Die nieuwe heeft opschudding veroorzaakt, heel wat.’ Voor opschudding is Tzara toch nog steeds te vinden. De lezing die hij vanavond in het Stedelijk Museum te Amsterdam houdt over ‘Picasso en de moderne Franse poëzie’, heeft al eens eerder geklonken: bij de opening van de reusachtige expositie van Picasso's werk in Rome. ‘Er kwamen tweeduizend mensen per dag kijken. Het was een explosie!’ Picasso is een van Tzara's oudste vrienden, een van zijn oudste geestverwanten ook. Hij verheugt zich op de Parijse tentoonstelling in Juni, waarvoor o.a. 12 schilderijen uit Leningrad naar de Franse hoofdstad komen. Doeken uit Picasso's eerste tijd, die weinigen ooit hebben gezien.Ga naar eind18 Of hij nog veel werkt? ‘Ja, ik schrijfveel over poëzie. Bijna dertig essays over poëzie zijn er tot nu toe verschenen. Dan komt er dezer dagen een bundel: “a face intérieure”, bij Seghers,Ga naar eind19 en ook nog een fotoboek over Egypte met commentaren, die de oude | |
[pagina 54]
| |
Interview met Tzara in Het Parool van maandag 10 mei 1954.
Egyptische kunst stellen tegenover hedendaagse beelden van het land. “Légypte face à face”, heet het.’Ga naar eind20 En dan vervaardigt hij voorwoorden bij heruitgaven: Rimbaud, Villon, Max Jacob ook binnenkort.Ga naar eind21 Over de politiek blijft Tzara in het vage.Ga naar eind22 Ook hier is hij kennelijk in eerste instantie toeschouwer. Of de politieke constellatie van vandaag nog duidelijk weerklank vindt in de poëzie? ‘Ach, Frankrijk beleeft een tijd van afwachten. De hele wereld wacht af. We wachten op de vrede.’ Hij neemt een slokje koffie en prijst de kwaliteit. ‘Ja, Indochina, daarmee staat Frankrijk in het middelpunt van de belangstelling. Maar we moeten afwachten...’ Hij drukt ons een hartelijke hand als we weggaan. Het is anders geworden sinds de | |
[pagina 55]
| |
tijd dat André Breton een interview weigerde met de woorden: ‘Dank je voor die journalist; ik heb al genoeg te doen met al dat soort zwervers’. | |
NegerkunstVoor zijn interview met Tzara nam Vrije Volk-redacteur Richter Roegholt (1925-2005) de dichter mee op sleeptouw door Amsterdam. Ze ontmoetten elkaar in het Tropenmuseum, waar Tzara zich liet rondleiden langs de vaste collectie. Als veel dadaïstische en surrealistische kunstenaars was Tzara een groot liefhebber van l'art nègre, met het verzamelen waarvan hij al vroeg was begonnen. In zijn huis in Parijs, wist Mathilde Visser te vertellen, had hij ‘[...] op planken en in vitrines die schitterende collectie Afrikaanse en Oceanische kunst. En kleine gou-en Afrikaanse gewichtjes die hij ook nog bezat.’Ga naar eind23 Daarna slenterden ze de Plantage Middenlaan af naar de Portugese synagoge aan het Jonas Daniël Meijerplein om vervolgens over te steken naar de vlooienmarkt op het Waterlooplein. Gesprek tussen totempalen | |
[pagina 56]
| |
‘Maar naarmate zij respectabel wordt, zal zij haar revolutionnaire kracht verliezen?’ | |
[pagina 57]
| |
andré breton Het feit dat Apollinaire beweerde in Nederland te zijn geweest, is inmiddels onderzocht en vastgesteld.Ga naar eind28 In augustus 1906 was hij er voor de eerste maal. Hij logeerde in Amsterdam en Rotterdam en maakte toeristische uitstapjes naar Delft (Nieuwe Kerk), Haarlem (Frans Hals Museum) en het kunstenaarsdorp Laren. Het traditionele tripje naar Marken, dat Van Doesburg Tzara evenzeer van harte zou aanbevelen, had niet op het programma ontbroken. In 1908 bracht Apollinaire opnieuw een deel van de zomervakantie door in Nederland, bij welke gelegenheid hij onder meer het eiland Walcheren bezocht - een excursie die Van Doesburg ook voor Tzara in petto had. Tot slot: had Apollinaire over zijn bezoek aan Nederland nu wel of niet een gedicht geschreven? Tzara en Richter Roegholt kwamen er samen niet uit. En dat is opmerkelijk. Het gedicht ‘Rosemonde’ speelt zich af in Amsterdam. In de volgende strofe uit het gedicht ‘Zône’ lijkt Apollinaire aan zijn Nederlandse reis te refereren: Te voici à Amsterdam avec une jeune fille que tu
trouves belle et qui est laide
Elle doit se marier avec un étudiant de Leyde
On y loue des chambres en latin Cubicula locanda
Je m'en souviens j'y ai passé trois jours et autant à Gouda
Zowel ‘Rosemonde’ als ‘Zône’ staat in de bundel Alcools (1913) - ‘Zône’ is zelfs het openingsgedicht -, waarvan Tzara recentelijk een nieuwe uitgave had bezorgd.Ga naar eind29 Voor de verkoop had hij nota bene enkele exemplaren meegenomen naar Amsterdam.
Tzara's verblijf in Nederland duurde tot het weekeinde van 15 mei. Voordat hij de thuisreis aanvaardde - Mathilde Visser reed hem in haar autootje terug -, heeft hij vrijwel zeker tijd vrijgemaakt om bij een andere goede kennis van hem langs te gaan, de beeldhouwer-dichter-journalist Leo Braat (1908-1982), die aan de Amstel woonde. Aan zijn maandblad Kroniek van Kunst en Kultuur zou Tzara een artikel afstaan over de poëzie van Paul Éluard, dat nog niet eerder was gepubliceerd.Ga naar eind30 Bij dat artikel plaatste Braat een recente portretfoto van Tzara. In het bijschrift sprak hij de hoop uit dat ‘zijn lezingen’ door ‘velen uwer’ waren bezocht. Het is mogelijk | |
[pagina 58]
| |
De foto van Tristan Tzara in Leo Braats maandblad Kroniek van Kunst en Kultuur (mei 1954).
dat er destijds meer toezeggingen zijn gedaan, maar voorzover bekend heeft Tzara alléén over Picasso en alléén in het Stedelijk Museum gesproken. Veel verplichtingen zullen hem in de week dat hij hier was dus niet zijn opgelegd. Dertig jaar na dato kon Tzara eindelijk aan het lijstje toeristische uitstapjes van Van Doesburg beginnen. |
|