Ik ben mij er volledig van bewust dat er een zekere mate van tegenspraak schuilt in wat ik nú schrijf en wat ik op 27 januari tegen u zei. De vraag waar mijn koerswijziging aan te wijten is, lijkt mij niet van zin ontbloot.
De oplossing is eenvoudig: dezer dagen voltooide ik de lectuur van deel 3 van de Perk-studies.
Los van het feit dat er iets schizofreens schuilt in het willen splitsen van ‘persoon’ en ‘auteur’, (hoe onvolmaakt is toch de mens!) heeft de lectuur van Meijer's derde breinbrouwsel me toch wel heel erg aan het denken gezet over zijn persóónlijke integriteit.
Dat Meijer in dit derde deel (méér nog dan in de voorgaande delen) bazelt en doordraaft is tot daar aan toe. Dat hij soms tegen het lasterlijke aanleunt is al aanmerkelijk minder te waarderen. Maar dat hij de nauwgezetheid en integriteit van andere onderzoekers verdacht maakt, is ronduit smerig. Dit klemt te meer omdat hij nergens met kracht van bewijzen aantoont wáár zij faalden.
Maar het is bovenal de sfeer van achterklap, insinuatie en nauwelijks verholen jalousie de métier die mijn mening omtrent de ‘persoon’ Meijer een koerswijziging van minstens 45 graden heeft doen ondergaan.
Ik meen er goed aan te doen u niet in het ongewisse te laten omtrent mijn gewijzigde inzichten.
Het mededogen dat ik met Jaap Meijer had en waarover ik met u sprak, heeft (vooral na deel 3 van de Perk-studies) een gevoelige knak gekregen.
Mijn pleidooi van 27 januari vóór Meijer spitste zich toe op het menselijke aspect; het wetenschappelijke is daardoor wat al te zeer in de verdrukking geraakt.
Nu Meijer zelf echter deze twee elementen op uiterst kwalijke wijze aan elkaar verbindt, (deel 3 van de Perk-studies liegt daar bepaald niet om) zie ik weinig redenen meer om zijn persoon tegen desnoods weinig zachtzinnige kritiek van anderen in bescherming te nemen.
Meijer moet tenslotte dan maar hebben waar hij zo overduidelijk om vraagt. En dat is véél: in het ongunstigste geval een nauwkeurig toegebrachte en wetenschappelijk geladen knock out, waar Meijer moeizaam of helemaal niet meer van overeind krabbelt. Dit inzicht heeft me de inspiratie geschonken om vóór hem te pleiten. Maar niemand pleit meer tégen hem dan hijzelf.
Toch jammer van een man met onmiskenbare begaafdheden.
Ik dank u nogmaals voor uw ‘met vriendelijke groet’ geschonken overdrukken.
Graag tot ziens.
Met vriendelijke groet,
W. de Graaf