film te maken die Het Wonder van Anne Frank zou heten. Of hoe een meisje door haar meeslepend dagboek de hele wereld wist te betoveren. Wilde ik daaraan meedoen? Vanzelfsprekend. We zouden samen het scenario schrijven, en het leek hem dat ik de aangewezen man was om Otto Frank, de vader van Anne, tot medewerking te bewegen.
Om de film te produceren, richtten we een stichting op, genaamd telmo, afkorting van Television and Motion Pictures, gevestigd Da Costakade t.o. 163, Amsterdam. Daar woonde ik toen, in een woonschip. Toevallig werd ik in die tijd weleens door mijn krant, het Algemeen Handelsblad, naar de Raad van Europa in Straatsburg gestuurd. Otto Frank woonde in Bazel; volgens Jan op drie steenworpen afstand van Straatsburg. In mijn hotel belde hij me op. De boodschap was dat Europa wel belangrijk kon zijn, maar het wonder van Anne Frank was belangrijker. Henk, ga! Nu!
Ik reed naar Bazel, Herbstgasse 11, en werd door Otto vriendelijk en voorkomend ontvangen. Hij was intussen hertrouwd; de nieuwe mevrouw Frank hield haar wantrouwen niet verborgen. Ik verklaarde Otto het doel van mijn komst, Otto voelde voor het plan, mevrouw Frank bood weerstand, het gesprek werd intenser, Otto en ik gingen staan, Otto liep onder de druk van mijn woorden langzaam achteruit, struikelde over de rails van de schuifdeuren en viel ruggelings in de achterkamer. Zonder de formele toezegging van zijn medewerking reed ik terug naar Straatsburg. Maar we zouden elkaar nader spreken, in Amsterdam waar hij binnenkort moest zijn.
Dit alles meldde ik de directeur van telmo. Hij zei: ‘Zeer goed! Er is niets verloren. We hebben de voet tussen de deur!’ Niet lang daarna zou moeten worden bewezen hoeveel die voet waard was, want Otto Frank kwam logeren in Krasnapolsky. We vroegen audiëntie, ontmoetten elkaar in de lobby. Opnieuw was mevrouw Frank erbij. Opnieuw bood ze weerstand. Jan nam de regie over, sprak op Otto in. Mevrouw liet in lichaamstaal haar onverbiddelijk nee weten. Jan besloot dat dit alleen kon worden overwonnen als hij nu radicaal zou optreden. Hij knielde voor Otto Frank, omvatte diens knieën en zei: ‘Meneer Frank! U moet dit doen!’ Otto verloor het bewustzijn, kapseisde op de canapé en viel in de armen van mevrouw. Paniek in de lobby. Obers schoten toe, portier met ehbo-kistje, de stichting telmo werd uit het hotel verwijderd.
Toch is Jan Vrijman erin geslaagd deze film te maken, mét Otto Frank. Ook een wonder. Alleen Han Hoekstra heeft er, in Het Parool, prijzend over geschreven.
telmo withered away. Jan had andere projecten. Wat ik als zijn meesterwerk beschouw, de reeks documentaires over de paardenmarkt in Zuidlaren, de straatmuzikant Koperen Ko en de gezondheidsbidder Johannes Maasbach, had hem nationale roem bezorgd. Nu wilde hij een grote documentaire over Philips maken. Daartoe moest hij eerst voor de raad van bestuur vertellen wat hij waard en van plan was. Hij legde het me uit. ‘We gaan samen,’ zei hij. ‘Jij trekt je businesspak aan,