We wonden ons op. Een rechtszaak had geen zin. Een smeekschrift namens de hele levende Nederlandse literatuur zou haar alleen in haar gelijk bevestigen. ‘Want,’ zei Geert, ‘als je in Nederland een analfabeet zoekt, moet je bij de zus van Max belet vragen.’ Goede raad was duur. Ik vroeg nadere bijzonderheden. Geert vertelde dat mevrouw Bool-De Jong in Zwolle woonde. Hij wist het adres. Intussen deed hij nog een bestelling. We bleven het oeuvre crescendo prijzen en bovendien was ik, na alles wat ik al gelezen had, begerig naar de rest. We raakten in steeds grotere opwinding, we kwamen in een stemming waarin we voor een krasse maatregel niet terugschrokken.
‘Wat denk je van een inbraak?’ vroeg ik.
Geert keek op zijn horloge.
‘Dat is een voortreffelijk idee!’ zei hij. ‘Jij belt aan. Je houdt die vrouw bezig. Intussen dring ik het pand binnen. En als ik de papieren heb, moet je van goeden huize komen om me die weer te ontfutselen.’
‘Hoe zal ik die vrouw bezighouden?’ vroeg ik.
‘Dat zie je ter plaatse!’ zei Geert. ‘Iedere vrouw heeft een eigen manier om te worden beziggehouden. Doe haar een voordelige aanbieding!’
‘En hoe dring jij binnen?’
‘Via de achterdeur. Ik weet daar de weg. Kom mee! We gaan!’
Hij rekende af en we stapten in de Mercedes Diesel, niet richting Zwolle, maar naar zijn kantoor aan de Herengracht. ‘Even iets regelen.’ In het kantoor stond een biljart. Terwijl hij iets regelde, stootte ik een bal. Buiten begon het donker te worden. Ik stelde me de tocht naar Zwolle voor, zeker anderhalf uur in de Diesel. Het aanbellen en bezighouden van een wildvreemde vrouw. Hoe? Als stofzuigerverkoper, om half elf. Ik ben een verlegen man. Mijn geestdrift voor de literaire inbraak nam af.
‘We moeten het beter voorbereiden,’ zei ik.
‘Je hebt gelijk,’ zei Geert. ‘Misschien hebben die mensen nu visite. Zitten ze te kaarten. Wil je een glaasje jenever?’
Hij liet een stenen kruik zien.
‘Nee.’
Hij liet me uit.
‘De inbraak blijft ons laatste redmiddel,’ zei hij.
Terwijl ik dit opschrijf, valt het me opeens op dat in de dagboeken van Max de Jong geen alcohol wordt gedronken.