De Parelduiker. Jaargang 7
(2002)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| ||||||||
Frank OkkerGa naar voetnoot+
| ||||||||
[pagina 38]
| ||||||||
Félix Labisse, Portret van Mathieu Corman (1929). Het schilderij hing in de Corman-vestiging te Oostende (uit Kruispunt).
malen naar de Sovjet-Unie om tweetalige edities van het werk van Dostojevski, Gogol, Sjolochov en Tolstoj te halen. Op de etalage prijkte het opschrift ‘Zdjes govorjat po-roesski’ (Hier spreekt men Russisch) om aan te geven dat híj het werk in de oorspronkelijke taal kon lezen. Corman was gewend aan lange ritten op de motorfiets. In 1934 reed hij al met een vriend naar Spanje, waar hij de opstand van de revolutionairen in Asturië meemaakte; twee jaar later keerde hij naar het land terug om verslag te doen van de Spaanse Burgeroorlog. Hij hield ook van provoceren. Geregeld lagen er in zijn winkels boeken die elders verboden waren, waaronder de publicaties over de strijd voor de onafhankelijkheid van Algerije die de Franse overheid in eigen land in beslag had laten nemen. | ||||||||
TribordMathieu Corman werd als zoon van een Franstalig Belgisch echtpaar op 15 februari 1901 geboren in een boerderij in Lontzen-Herbesthal, dat toen nog op Duits grondgebied lag.* Zijn ouders stuurden hem naar een school van de franciscanen. Van zijn vervolgopleiding aan het instituut Saint-Joseph in Dolhain kwam weinig terecht. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog mocht hij als Belg op Duits grondgebied niet meer naar school en werkte hij thuis op de boerderij. Uit verzet tegen het strenge katholieke milieu waarin hij was opgegroeid, voelde hij zich al vroeg aangetrokken door het socialisme. Toch trad hij aan het eind van de oorlog in dienst van het geallieerde leger. Hij werkte onder meer op het hoofdkwartier van de Engelsen in Keulen onder de Britse officier Craven - wiens naam hij later als pseudoniem zou gebruiken - en bij de inlichtingendienst van het Belgische bezettingsleger. Waarschijnlijk verwierf Corman in deze periode zijn grote talenkennis. In 1925 ging hij in zaken. Hij werd secretaris van de maatschappij die de Palace-hotels in de Belgische kuststeden exploiteerde. Een jaar later trouwde hij met Maria Klinkenberg, volgens hemzelf een van zijn vijfentwintig nichten, en opende hij in de Weststraat- tegenwoordig de Adolf Buylstraat - in Oostende zijn eerste boekhandel. Op de gevel stond Librairie Corman - Librairie du Carillon; de tweede naam verwees naar een lokale liberale krant. | ||||||||
[pagina 39]
| ||||||||
De boekhandelaar, die al spoedig filialen bezat in Knokke-Het Zoute en in Brussel, was ook op literair gebied actief. Hij werkte mee aan het avant-gardistische tijdschrift Tribord (Stuurboord) dat in 1930 te Oostende werd opgericht door Henry van Vyve en de Franse schilder Félix Labisse. Vrijwel alle bekende kunstenaars die destijds in de kustplaats woonden, onder wie de schilders James Ensor, Constant Permeke en Léon Spilliaert, de schrijvers Michel de Ghelderode en Henri Vandeputte en de fotograaf en filmer Henri Storck, leverden bijdragen aan het blad. Ook de Fransen Blaise Cendrars, Max Jacob en Raoul Dufy werkten eraan mee. Tribord zou twee jaar blijven bestaan. De in 1905 geboren Labisse hielp Corman niet alleen aan een opvallend beeldmerk. Hij vervaardigde ook een uitgebreide reeks van zesendertig portretten van voornamelijk Franse schrijvers op de muren van de Oostendse boekhandel. Tot de afgebeelde auteurs behoorden Pierre Benoît, Blaise Cendrars, Georges Bernanos en Romain Rolland. Labisse vertrok in de loop van 1932 naar Parijs, waar hij bevriend raakte met onder anderen Paul Eluard, die zijn gedicht ‘Chronique’ aan hem opdroeg, en Robert Desnos. Hij illustreerde het werk van Desnos, de meester van de écriture automatique, en maakte enkele zeer karakteristieke portretten van hem. Ook vanuit Parijs onderhield Labisse nauw contact met de boekhandelaar. Dat kwam ook door het huwelijk van zijn zuster Ninette met Henri Kermarrec, Cormans bedrijfsleider. Kermarrec voerde het beheer over de zaak in Oostende wanneer zijn baas op reis was. En dat laatste gebeurde geregeld. | ||||||||
GuernicaCorman maakte voortdurend lange en verre reizen. Die zwerftochten vormden de basis voor zijn boeken, die hij voornamelijk vulde met een verslag van zijn belevenissen en ontmoetingen. Informatie over het land dat hij bezocht, verstrekte hij nauwelijks, aangezien die gegevens al in andere boeken te vinden waren. In 1933 trok hij op de motor door Marokko, waar hij getuige was van de operaties van het Franse leger. Van deze avontuurlijke reis deed hij verslag in zijn eerste boek, Sous le sable marocain (1933). Corman zou in Noord-Afrika ook deelgenomen hebben aan een actie tegen de Franse reisschrijver (en bewonderaar van Mussolini) Henri de Monfreid, wat wellicht verband hield met de botsingen tussen de troepen van Italië en Abessinië, het huidige Ethiopië. Bewijzen voor dit laatste zijn echter niet overgeleverd en Corman keek niet op een legende meer of minder als het om zijn eigen leven ging. Het jaar daarop reed hij met een vriend op zijn ‘Motosaure’ naar het noorden van Spanje. Hij raakte er betrokken bij de opstand van de socialisten en anarchisten in Asturië, het berggebied rond Oviedo. Deze revolte werd bloedig neergeslagen door een troepenmacht onder leiding van generaal Franco. Het boek dat Corman over deze gebeurtenis schreef - Brûleurs d'idoles. Deux vagabonds dans les Asturies en révolte - werd in het Nederlands vertaald door Karel Jonckheere. De vertaling - Afgoden op den brandstapel. Twee zwervers in opstandig Asturië - verscheen in 1935 bij De Wereldbiblio- | ||||||||
[pagina 40]
| ||||||||
Mathieu Corman in gesprek met enkele republikeinse soldaten, Spanje, 1937, gefotografeerd door Ernest Hemingway (uit Kruispunt).
theek, die het boek nog hetzelfde jaar herdrukte. Er verschenen enkele betrekkelijk gunstige besprekingen, waarin de recensenten opmerkten dat de schrijver de opstandelingen met ‘gematigde sympathie’ weergaf. Of Corman in zijn politieke opvattingen werkelijk zo gematigd was, blijft de vraag. Hij meldde zich in 1935 aan als lid van de communistische partij. Nog voor hij naar Spanje terugkeerde, maakte de schrijver een lange reis door Midden-Europa en de Balkanlanden. Ook deze reis leidde tot een boek, Terres de trouble (1935), waarin Corman aandacht vroeg voor de eerste concentratiekampen in Duitsland. Wanneer in juli 1936 in Spanje de Burgeroorlog uitbreekt, gaat hij direct naar het land toe om voor de Franse communistische krant Ce Soir verslag te doen van de strijd. Corman was waarschijnlijk de eerste die berichtte over het bombardement van 26 april 1937 door een formatie Duitse gevechtsvliegtuigen op de plaats Guernica. Uit woede dat er in de westerse landen weinig geloof gehecht werd aan deze gebeurtenis, nam hij een nog niet ontplofte brandbom mee op zijn motorfiets en bracht het projectiel naar de commissaris van politie in Oostende. Toen de politieman wat angstiger uitgevallen bleek dan de schrijver en op het explosief geen prijs stelde, gaf Corman de bom een plaats in zijn kantoor, waar hij hem aan iedereen toonde die aan het bombardement van Guernica twijfelde. Hij keerde echter al snel terug naar Spanje, ditmaal naar de oostelijk gelegen stad Teruel, waar van december 1937 tot februari van het jaar daarop een hevige slag woedde tussen het (republikeinse) regeringsleger en de troepen van generaal Franco. Er bestaat een foto van Corman in gesprek met enkele republikeinse soldaten, ge- | ||||||||
[pagina 41]
| ||||||||
maakt door Ernest Hemingway. De schrijver van de grote ‘Spaanse’ oorlogsroman For whom the bell tolls (1940) toonde zich vol lof over de ‘fameuze correspondent’ die als eerste tot Teruel zou zijn doorgedrongen. | ||||||||
LandkaartenCorman vatte het plan op een tweede boek over zijn belevenissen in Spanje te schrijven, maar het kwam er voorlopig niet van. Steeds vaker reed hij naar Amsterdam en Parijs, waar hij naast grote voorraden literatuur ook landkaarten en woordenboeken inkocht. Voor dat doel had hij zijn motor inmiddels van een zijspan voorzien. Hij bevoorraadde ook veel andere Belgische boekhandels. Volgens Corman hing het succes van een boekhandel af van een zo groot mogelijk aanbod. Aan elke wens van de lezer moest hij tegemoet kunnen komen. Zodra hij over kapitaal beschikte, zette hij dat direct om in nieuwe boeken. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan deze lucratieve zaken. De eerste zorg van Corman vormde de bescherming van zijn boeken tegen het bombardement van Oostende. Hij slaagde erin een gedeelte van zijn voorraad naar Brussel over te brengen. Zelf liep hij als communist ook gevaar, zeker nadat de Duitse troepen de Sovjet-Unie waren binnengetrokken. Corman had al eerder Russische uitgaven uit zijn boekhandels weggehaald. Nadat er in juli 1941 een inval in zijn zaak in Oostende was gedaan, dook hij onder. De winkel ging voor enige maanden dicht, maar werd vervolgens voortgezet door zijn vrouw, bijgestaan door de schrijver Henri Vandeputte. En met succes. Tegen het eind van de oorlog, na de invasie van de geallieerde troepen in Normandië, bleek er onder de bevolking een enorme vraag naar landkaarten te bestaan. Corman week uit naar voor hem vertrouwd gebied: Spanje. Hij hoopte op die manier Engeland te bereiken. Voordat hij echter in die opzet slaagde, zat hij meer dan negen maanden in Spaanse gevangenschap. Pas begin 1943 kwam hij in Engeland aan. De strijdlustige Corman was niet van plan aan de overzijde van Het Kanaal rustig het einde van de oorlog af te wachten. Hij meldde zich als Robert Craven - de naam van de Britse officier die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog in Keulen had leren kennen - bij het Engelse leger aan. Een half jaar lang volgde hij een opleiding tot parachutist met als doel in België gedropt te worden. Maar de Belgische militaire inlichtingendienst verzette zich tegen zijn deelname aan de strijd, omdat Corman lid was van de communistische partij. Bovendien werd hij ervan verdacht tijdens de Spaanse Burgeroorlog vrijwilligers te hebben geworven voor de internationale brigades die tegen Franco vochten. Daarop bedacht Corman een andere manier om voor het geallieerde leger in actie te komen. Hij deed een cursus voor verpleger, waarvoor hij slaagde met de cijfers 10 (praktijk) en 9,4 (theorie). Voordat hij zich echter aan het front kon melden, zette de inlichtingendienst hem opnieuw de voet dwars. Tot eind 1944 bleef zijn gewoonlijk zo grote actieradius beperkt tot Londen, waar hij secretariaatswerkzaamheden verrichtte. | ||||||||
[pagina 42]
| ||||||||
Colette-met-katNa de oorlog nam Corman het beheer van zijn boekhandels in Oostende, Knokke en Brussel weer op zich. Hij breidde zijn bedrijf nog uit met een filiaal aan de Leopoldstraat in Antwerpen. Ook zette hij onder de vertrouwde naam Tribord een kleine uitgeverij op voor Franse vertalingen van Russische romans en non-fictie. Natuurlijk ging hij weer reizen, ditmaal met een kleine bestelwagen waarin hij zelfs, bij gebrek aan een hotel, een nacht doorbracht op het Rode Plein in Moskou, zoals een foto aantoont. De Sovjet-Unie werd zijn voornaamste reisdoel. Hij bezocht het land in ruim vijfentwintig jaar tijd negen maal, reisde er in totaal zo'n vijf jaar rond en legde tussen Minsk en Vladivostok ongeveer zeventig-duizend kilometer af, want Corman ging ook naar de Oost-Aziatische republieken, al moest hij daarvoor gebruikmaken van de Transsiberische spoorlijn. Hij ging eveneens door met het aanvoeren van grote hoeveelheden boeken. In de Madridstraat te Oostende opende hij zelfs een zaak die uitsluitend pockets verkocht, wat betrekkelijk kort na de oorlog iets bijzonders was. Ook in het assortiment van die boekhandel was sprake van exclusiviteit. De schrijver Eric de Kuyper, die in zijn jeugd vaak de zomermaanden in de kustplaats doorbracht, herinnert zich hoe hij bevreemd naar een reeks Spaanstalige pockets met witte omslagen keek. Niet al Cormans activiteiten waren echter geslaagd. De pocketboekhandel en het filiaal in Antwerpen moesten al spoedig worden gesloten; uitgeverij Tribord leed niet lang daarna schipbreuk. Maar de meeste van zijn klanten waren vol lof over het aanbod en de inrichting van zijn boekhandels. Vooral de zaak aan de Adolf Buylstraat in Oostende, met zijn, volgens sommige bezoekers, ‘kilometerslange’ planken oogstte alom bewondering. Boven die planken prijkten de schrijversportretten van Labisse, waarvan er in de oorlogsjaren een aantal verloren waren gegaan. Op verzoek van Corman breidde de schilder zijn ‘galerij’ uit met ruim twintig panelen, het equivalent van zo'n zestig portretten. Uiteindelijk waren er in dit pantheon van Labisse een kleine honderd schrijvers te zien. Naast veel Franse auteurs - onder wie Guillaume Apollinaire, Louis-Ferdinand Céline, Colette-met-kat, Paul Léautaud en Marcel Proust - hingen er Vlamingen - Hugo Claus, Felix Timmermans en Gerard Walschap - en Russen - Dostojevski, Ilja Ehrenburg en Maxim Gorki. Corman zelf ontbrak uiteraard niet. Net als Corman leek het personeel van zijn boekhandels vaak meer geïnteresseerd in het aanleggen van een grote voorraad boeken dan in de verkoop daarvan. Eric de Kuyper merkt op dat het kopen van een boek bij Corman nooit ‘een erg prettige ervaring’ was. ‘De verkopers waren van een speciaal soort. Ik kon ze als kind niet goed plaatsen. Waarschijnlijk waren het geen verkopers maar studenten of intellectuelen. Ze waren gekleed in een ribfluwelen broek, rookten soms pijp en droegen een bril. In ieder geval waren ze zelf altijd druk aan het lezen. Niet onvriendelijk, maar toch met tegenzin beantwoordden ze een vraag.’ Maar de behandeling van De Kuyper en zijn familie was uiterst hoffelijk, vergeleken met de bejegening van Simone Signoret en Yves Montand, toen zij zich in juli 1959 in Oost- | ||||||||
[pagina 43]
| ||||||||
Mathieu Corman in een van zijn boekwinkels, eind jaren vijftig (coll. Corman).
ende bevonden. Het progressieve Franse acteursechtpaar zag tot zijn verbazing dat de hele etalage van boekhandel Corman vol lag met exemplaren van La question (1958) van Henri Alleg. In Frankrijk was kort daarvoor de hele oplage van dat boek, waarin de martelingen door het Franse leger in Algerije beschreven worden, door de overheid in beslag genomen. Signoret noteerde over haar kennismaking met de | ||||||||
[pagina 44]
| ||||||||
boekhandelaar - waarschijnlijk Cormans vertrouweling Henri Kermarrec - in haar memoires het volgende: ‘De boekhandel was ruim en luxueus ingericht, zoals alle gebouwen en winkels in dat Biarritz van de Noordzee. De boekhandelaar was niet jong meer, hij zag eruit als een echte boekenliefhebber, niet als een handelaar in boeken. Ik vroeg drie exemplaren van La question, hij nam me een ogenblik op en knikte: “U doet er goed aan er drie te nemen,” zei hij, “aangezien u uit een land komt waar je geen boeken meer kunt lezen.” Hij zei het zonder met zijn ogen te knipperen, met diepe verachting en een grote, kille woede. Toen hij me mijn geld teruggaf voegde hij eraan toe: “En wat doet u, behalve boeken kopen, aan wat in uw naam wordt aangericht?” Ik mompelde: “Niet veel.” Hij zei geen “Dag mevrouw”, negeerde me volledig toen ik de winkel uitging en pakte het boek weer op waarin hij voor mijn binnenkomst had zitten lezen.’ Simone Signoret noemde het geen aangename, maar wel een heilzame ervaring. Wanneer ze later als een van honderdeenentwintig Franse kunstenaars een manifest ondertekent tegen de gewelddadigheden in Algerije, herinnert ze zich de woorden van de boekhandelaar. ‘Dit was de gelegenheid om me te revancheren!’ | ||||||||
ZedendelictCorman provoceerde graag. Dat deed hij door omstreden boeken in de etalages van zijn boekhandels te leggen én door gevoelige onderwerpen aan te roeren in zijn boeken. In zijn reisverslag Drougar. Vie intime d'une république populaire (1956), over zijn bezoek aan Bulgarije, moesten met name de bureaucratie, de heropvoedingskampen en de Stachanov-arbeiders het ontgelden. Na zijn roman Ami, entends-tu?, waarin hij zijn oorlogservaringen verwerkte en die in 1963 verscheen onder het pseudoniem Nicolas Cravenne, publiceerde hij weer onder eigen naam Le rendez-vous de Koursk (1974), over zijn tochten door Rusland. Corman was een man die overal zijn gang wilde gaan en weigerde zich bij regels neer te leggen. Zijn vrienden beschouwden hem daarom eerder als een anarchist dan als een communist. Het kon niet uitblijven dat Corman in aanraking kwam met de Belgische justitie wegens zijn verkoop van boeken met frivole afbeeldingen die in strijd zouden zijn met de goede zeden. Zelf schreef hij hierover in Outrage aux moeurs (Zedendelict) uit 1971. Al in 1949 was er, na een tip van een collega-boekhandelaar, door de politie een inval gedaan in de winkel in Oostende waarbij enkele boeken in beslag werden genomen. Tot de geconfisqueerde werken behoorde een boek over de schilder Paul Delvaux, waarin uiteraard verschillende naakten waren afgebeeld: het was een uitgave van het ministerie van Openbaar Onderwijs. Corman reageerde door in de etalage van zijn winkel in Knokke een naakt van Goya te plaatsen. In de jaren vijftig nam de politie geregeld boeken bij Corman in beslag en moest de eigenaar zich telkens voor het gerecht verantwoorden. Een enkele maal volgde zelfs een veroordeling. In november 1969 deed justitie nog eens met acht man een inval in het filiaal in Brussel. Bij de gewraakte boeken ging het meestal om erotische werken als Histoire d'O of Emmanuelle, maar ook om de roman Gangreen van Jef Geeraerts, die elders | ||||||||
[pagina 45]
| ||||||||
gewoon verkocht mocht worden. Het lijkt er sterk op dat justitie een hetze voerde tegen de non-conformistische boekhandelaar. In december 1974 werd de inmiddels drieënzeventigjarige Corman aangehouden en ervan beschuldigd dat hij een twaalfjarig meisje een erotisch drukwerkje had verkocht. Hij zat ruim een maand opgesloten, voordat hij in januari 1975 voorlopig werd vrijgelaten. Of het kwam door de maand die hij in een cel had doorgebracht of dat hij zich niet meer tegen het proces opgewassen voelde, is niet zeker. Wél dat Corman op 15 februari 1975, precies op zijn verjaardag, een eind aan zijn leven maakte. Zoals vaak ging het na de dood van de eigenaar bergafwaarts met de boekhandels van Corman. In 1986 werden het filiaal aan de Ravensteinstraat in Brussel en de hoofdvestiging in Oostende gesloten. Alleen de winkel aan de Kustlaan in Knokke-Het Zoute bleef behouden. In december 1996 echter keerde boekhandel Corman terug in Oostende, nu aan de Witte Nonnenstraat. De schrijversportretten van Labisse verhuisden helaas niet mee. De panelen waren al eerder in Antwerpen geveild. Een aantal van de portretten werd aangekocht door boekhandel De Markies van Carrabas in Hasselt. Maar het herkenbaarste kunstwerk van Labisse zit nog altijd om de boeken van Corman.Ga naar voetnoot* | ||||||||
Bronnen
|
|