Marinus van der Lubbe tijdens zijn proces, na het aanhoren van zijn doodvonnis, Leipzig 1933 (foto niod).
‘de zaak-Van der Lubbe’ herleefde. Hij wist er alles van. Hij zei: ‘Ga eens met zijn advocaat praten.’ Mr. B.W. Stomps in Haarlem, de laatste advocaat die door Van der Lubbe geweigerd is. Hij wilde er geen.
Stomps hield kantoor in een ouderwets gemeubileerde kamer, waar door de tabaksrook alle kleuren waren teruggebracht tot een nuance van bruin. Hij was een bereidwillige prater, die niets nieuws vertelde maar me wel dichter bij de veroordeelde bracht. Wie nieuwsgierig is naar iemand die onbereikbaar is geworden, zoekt ooggetuigen. Ze vertellen op een manier die niet kan worden opgeschreven. Journalistiek gesproken viel er met het gesprek niets te beginnen, maar het beeld van Van der Lubbe uit mijn kinderjaren kreeg voor het eerst reliëf.
Tegen het einde van de jaren vijftig maakte ik een reis door de ddr. In Leipzig was de Messe, waardoor de Oost-Duitse autoriteiten de buitenlandse journalist meer ruimte gaven dan gebruikelijk. In Meissen kocht ik een porseleinen luxebuste van Karl Marx. In Chemnitz, de stad die naar de grote econoom hernoemd was, ontdekte ik de zwarte geldhandel, wisselde westmarken voor oostmarken en reed als een vermogend man naar Leipzig. Lang voor Gorbatsjov er een eind aan maakte, was de gewone burgerij al bezig het communisme, de staat van boeren, arbeiders en soldaten te ondermijnen.
Op een avond, in een Leipziger Kneipe, begon ik over Marinus van der Lubbe, zijn proces, de getuigenis van Hermann Göring, en hoe Georgi Dimitrof, de Bulgaarse communist en medeverdachte, geen krimp had gegeven, maar de rijksmaarschalk belachelijk had gemaakt (zie ook Menno ter Braak, ‘Journaal van het Tweede Gezicht’, Verzameld werk iii, p. 549). En dat Van der Lubbe hier is onthoofd en Dimitrof vrijgesproken, waarna hij naar Moskou is gegaan en het veel later tot premier namens de Bulgaarse partij heeft gebracht. Mijn gesprekspartner had er nooit van gehoord. ‘Maar,’ zei ze, ‘weet je niet dat hier het ehemalige Reichsgerichtsgebäude een openbaar museum is? Daar is niets veranderd.’
De volgende ochtend ging ik naar het Rijksgerechtsgebouw. Ik was de enige bezoeker, zonder begeleiding. Dwalend door hoge spelonken bereikte ik de rechtszaal. Daar had de tijd stilgestaan. Een schepping van Edward Kienholz uit de nazitijd. De stoelen van de rechters, het vaal verschoten groen van het laken, de glimmende