De Parelduiker. Jaargang 6
(2001)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Frank OkkerGa naar voetnoot+
| |
[pagina 24]
| |
Willem Walraven op de redactie van het bondsorgaan van de Suikerbond, Soerabaja, in de tweede helft van de jaren twintig
Hoofdredacteur E. Jansen van De Indische Courant, bij zijn 25-jarig jubileum in de journalistiek, Soetabaja, 1 oktober 1940 (coll. D.J. Jansen)
zich dat Walraven de soepele houding van Belonje waardeert: ‘Die vraagt je niks en wenscht je niet eens te zien, dus dat is nu niet bepaald een alledaagsch mensch. Dat is een buitengewoon mensch.’Ga naar eindnoot3 Na het vertrek van Belonje wordt diens functie gesplitst. Eerste redacteur E. Jansen neemt het hoofdredacteurschap op zich en administrateur J.M.C. Bloot wordt de nieuwe directeur. Jansen is een zeer gedegen en ervaren journalist. Hij werkte voor ‘grote’ kranten als De Locomotief en Het Bataviaasch Nieuwsblad onder gerenommeerde hoofdredacteuren als A.J. Lievegoed en F.H.K. Zaalberg. Voor zijn komst naar Soerabaja, in 1927, was hij hoofdredacteur van Het Algemeen Handelsblad in Semarang. Maar Jansen geldt beslist niet als een hemelbestormer, een man die op bevlogen wijze commentaar levert op de Nederlands-Indische samenleving. Natuurlijk heeft hij oog voor sociale misstanden, want daar hoef je in de koloniale maatschappij niet ver naar te zoeken. Bovendien werkt hij nu bij De Indische Courant, een krant die voortgekomen is uit de vakbeweging in de suikerindustrie. Jansen gaat echter in zijn berichtgeving tamelijk voorzichtig te werk. Hij publiceert liever een afgewogen oordeel dan een uiting van oprechte boosheid en probeert botsingen met invloedrijke personen of instanties te vermijden. Het is een groot verschil met de aanpak van Belonje, die met kennelijk genoegen een scherp stuk van Walraven over de Koninklijke Paketvaart Maatschappij van nog wat extra venijn voorzag door in het naschrift te vermelden dat het personeel van de kpm van zijn ‘steil-starre’ president-directeur ‘niets te verwachten’ had. Het voorzichtige beleid van de nieuwe hoofdredacteur hangt ook samen met het verscherpte toezicht van de Nederlands-Indische overheid op de binnenlandse pers. Als gevolg hiervan krijgen tussen 1933 en 1936 veel inheemse kranten, maar ook een aantal Europese bladen waaronder De Indische Courant, een officiële waarschuwing; in enkele gevallen wordt zelfs een (tijdelijk) verschijningsverbod opgelegd.Ga naar eindnoot4 | |
[pagina 25]
| |
Het ligt voor de hand dat Jansen grote moeite heeft met de kritische hoofdartikelen van de krant. Daarin ventileert Walraven vanaf de voorpagina zijn woede over gevoelige onderwerpen als de arbeidsomstandigheden in de suiker, de behandeling van inheemse werknemers en de schaduwkanten van het gemengde huwelijk. Hoewel hij laat merken dat hij de kwaliteit van Walravens werk waardeert, schrapt Jansen nogal eens de meest kritische passages uit diens bijdragen. En wanneer hij vreest dat de artikelen zijn krant in opspraak zullen brengen, weigert hij ze te plaatsen. Het gevolg van die handelwijze is dat Walraven voortaan zijn mening over de koloniale maatschappij tot uitdrukking brengt in zijn boekrecensies. Die worden door Jansen meestal ongemoeid gelaten. Op grond van deze ervaringen slaat Walraven zijn nieuwe hoofdredacteur minder hoog aan dan Belonje. In een brief aan zijn zuster in Nederland schrijft hij weliswaar dat Jansen tot zijn vrienden behoort, maar hij noemt hem ook ‘een heel gewoon burgermannetje’.Ga naar eindnoot5 Van een geregelde correspondentie tussen hen beiden is geen sprake. Walraven is een gretig brievenschrijver, maar als hij Jansen wat wil meedelen, doet hij dat tijdens een van zijn bezoeken aan de redactie. Hij reist namelijk geregeld naar Soerabaja om bij de krant een voorschot op te nemen. Vanwege zijn grote gezin en, vooral, zijn kwistige levenswijze verkeert hij voortdurend in geldnood. Op 30 september 1940 echter is er voor Walraven voldoende aanleiding om zijn hoofdredacteur een briefje te schrijven. Jansen viert op 1 oktober zijn 25-jarig jubileum in de journalistiek, een gebeurtenis die op de redactie kennelijk tot het laatste moment geheim gehouden is. In zijn felicitatiebriefje verwijst Walraven naar zijn artikel ‘De Volksraadszetel’, dat Jansen een week eerder tot zijn genoegen op de voorpagina van de krant geplaatst heeft. In dit (hoofd)artikel toont Walraven zijn ongenoegen over een stuk in het Algemeen Maandblad voor den Middenstand in Nederlandsch-Indië waarin met duidelijke afkeuring geschreven werd over de mogelijkheid dat er een socialist gekozen zou worden in de Volksraad, het Indische parlement. Er was namelijk een zetel vrijgekomen doordat een van de leden, mevrouw Razoux-Schulz, in Nederland verbleef en wegens de bezetting niet terug kon keren. Walraven wijst de schrijver van het artikel erop dat het van zeer slechte smaak getuigt om zich op dit moment tegen de socialisten af te zetten. ‘Men zou daarover althans in dezen tijd kunnen zwijgen. Nu de rooden en de Joden in de eerste plaats in Europa vervolgd worden door de vijand, die ons arme vaderland bezette, zou men van elken landgenoot mogen verwachten, dat hij in geen enkel opzicht, - en dan ook in geen enkel! - zich zal scharen aan de zijden van dien vijand, dat hij geen enkel inzicht van dien vijand zal deelen, geen enkele daad, ook niet in schijn en zelfs niet van verre zal toejuichen.’Ga naar eindnoot6 Walraven herinnert eraan dat de socialisten tot de voornaamste bestrijders van het nationaal-socialisme behoren. Vandaar dat een ‘gevoelsuiting’ als het stuk in het maandblad bij de lezer onaangename gevoelens oproept. ‘Zij wekt herinneringen aan de dagen, toen men in de straten der | |
[pagina 26]
| |
Indische steden lieden in zwarte hemden kon ontmoeten, N.S.B.-insignes boven domme, maar doodernstige gezichten, die toebehoorden aan vaak brave lieden, die niet wisten wat zij deden en in politiek opzicht volslagen analphabeet waren.’ De reactie doet sterk denken aan de recensies waarin Walraven het vanaf 1934 voor de joden in Europa opneemt en waarschuwt tegen de nazipropaganda. Uit het briefje aan Jansen, dat hier voor het eerst gepubliceerd wordtGa naar eindnoot7, blijkt eens te meer Walravens geïsoleerde positie in de kolonie. Maar hij toont hier, ongetwijfeld onder invloed van de oorlogsomstandigheden, meer dan in andere brieven zijn pessimisme over de plaats van de intellectueel in de wereld. Slechts het schrijven verschaft hem nog enige vreugde.
Blimbing, 30 september 1940 Waarde Heer Jansen, Tussen Walraven en Jansen mag dan een aanzienlijk verschil in temperament bestaan, beiden zijn eensgezind in hun scherpe afwijzing van het nationaal-socialisme. Dat brengt de anders zo behoedzaam opererende hoofdredacteur, waarschijnlijk tot zijn eigen verbazing, in aanraking met justitie. Wanneer Jansen kort na de bezetting van Nederland in zijn krant de assistent-resident van Djember, Remmert, aanvalt omdat deze pas na ingrijpen van hogerhand bereid blijkt om de nsb' ers in zijn afdeling op te pakken, klaagt deze hem aan wegens ondermijning van het gezag. In december 1940 wordt Jansen door de Raad van Justitie in Soerabaja veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf. Nadat dit vonnis in april van het volgend jaar door het Hooggerechtshof bekrachtigd is, wordt er een handtekeningenactie georganiseerd. Ruim tienduizend Europeanen ondertekenen het gratieverzoek aan gouverneur-generaal jhr. mr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, die uiteindelijk het vonnis omzet in een voorwaardelijke straf.Ga naar eindnoot8 | |
[pagina 27]
| |
Ook Walraven moet in deze periode voor de rechter verschijnen. Wegens enkele achteloos gemaakte opmerkingen over de kwaliteit van de verdedigingswerken op Java en het gebrek aan strijdlustigheid bij de Indo-europeanen wordt hij onder meer beschuldigd van sympathie voor de vijand. Tijdens het proces in mei 1941 treedt Jansen als getuige à decharge op. Voor de rechtbank noemt hij Walraven een ‘overtuigd anti-nsb' er’, die onmogelijk van sympathie voor de vijand verdacht kan worden. Openhartig verklaart Jansen dat de beklaagde ‘politiek en sociaal veel verder wilde gaan’ dan hij en daarom niet meer de gelegenheid kreeg ‘om in de krant van deze inzichten te doen blijken’.Ga naar eindnoot9 Toch wordt Walraven tot een maand gevangenisstraf veroordeeld, die hij van 8 oktober tot 7 november 1941 uitzit, voornamelijk in de gevangenis Soekamiskin bij Bandoeng. In tegenstelling tot Walraven, die in februari 1943 in het kamp Kesilir (Oost-Java) de dood vindt, overleeft Jansen de Japanse bezetting. Zijn gezondheid is echter sterk achteruitgegaan door enkele ernstige ziekten, opgelopen in de kampen. In augustus 1946 keert hij met zijn vrouw en zoon naar Nederland terug, maar hij slaagt er door zijn gevorderde leeftijd niet meer in een baan in de journalistiek te vinden. In 1955 overlijdt hij, zesenzestig jaar oud.Ga naar eindnoot10 | |
De Parelduiker op internetDe Parelduiker is nu ook te vinden op internet. Op de website van Uitgeverij Bas Lubberhuizen (www.lubberhuizen.nl) staat een compleet overzicht van de artikelen die in de afgelopen vijf jaargangen van De Parelduiker zijn verschenen. De index is toegankelijk via een alfabetisch register op onderwerp en op auteur. Op de website staan tevens alle uitgaven van de uitgeverij, inclusief speciale aanbiedingen, die bovendien rechtstreeks te bestellen zijn. |
|