Laagwater
Hans van Straten Rood Paleis werkelijk
In zijn nawoord bij Rood Paleis (1936), een roman over een bordeel, vertelt Bordewijk dat bij het bekijken van Lomans Atlas van Amsterdam van 1876 zijn aandacht was getrokken door een vierkant pand op de Passeerdersgracht, waarvan de toenmalige bestemming hem ‘tot heden onbekend’ was, maar dat door zijn buitengewone grootte dadelijk opviel.
Wie dit leest, krijgt allicht het idee dat de schrijver het had over een gebouw dat allang was verdwenen. Toch bestond dat pand aan de Passeerdersgracht nummer 17 nog in 1936. Sterker: het bestaat nog steeds.
Dat Bordewijk zijn ontdekking ook van nabij heeft bekeken, blijkt wel uit zijn beschrijving in het boek. Aan het eind van het hoofdstuk ‘Rood Paleis werkelijk’ staat te lezen:
‘Tijs keek naar de overkant. Rood Paleis lag in het laatste daglicht. Een blok van een gebouw met vele ramen, de deur niet precies in het midden, gestoept naar de straat. Een zwaar pand van baksteen, bruinrood geverfd, lakbruin. De jalouzieën neer voor alle ramen. De jalouzieën van dezelfde geweldige kleur. Een pand van somberheid en verschrikking in de ogen van zwarte Tijs. Een pand in zichzelf gekeerd als een onbewoond huis. Een pand met een geheim.’
En twee hoofdstukken verder:
‘Naast het gebouw was een slop... Het duurde lang eer Tijs de slop betrad. Hij ging langs de
Rood Paleis, ‘een pand met een geheim’ (foto Erik van Straten)