De Parelduiker. Jaargang 1
(1996)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Tonnie LuikenGa naar voetnoot+
| |
[pagina 56]
| |
Het verderdragen van de fakkel was Andriesse wel toevertrouwd. In maart 1982 verscheenhet eerste nummer van zijn eenmansblad Kamikaze of De laatste bestorming van de Zangberg; Tegenromantisch Strijdschrift tegen Alles en Iedereen. Het omslag, ontworpen door de grafisch vormgever Piet Schreuders, toont een kamikazepiloot die in een duikvlucht afkoerst op een oorlogsboot. Kamikaze is qua opzet te vergelijken met Mandarijnen op zwavelzuur. Het is een bundeling van scheldkritieken, elders gepubliceerde artikelen, krantenknipsels, plaatjes, collages, tekeningen enz. Net als zijn voorganger plaatst Andriesse zo nu en dan streng geselecteerde rare plaatjes met een ernstig bijschrift. Zo wordt Carel Peeters in het eerste nummer afgebeeld als een even kwieke als armoedige bejaarde die met volle overgave prakt in zijn bordje stamppot: ‘Doe het maar na... achtentachtig jaar, zo gezond als een vis en nog overal belangstelling voor.’ Ook inhoudelijk is er overeenkomst. Al op de eerste pagina maakt Andriesse duidelijk waartegen hij zich afzet: ‘de sufheid, de kleurloosheid, de d'66-mentaliteit, de krachteloosheid, de lusteloosheid, de zeurderigheid, de verpaapsing, de bangigheid, de toenemende religiositeit en vroomheid, de keurigheid en het fatsoen, het verbod en de censuur, de gezapigheid en zelfgenoegzaamheid van de machthebbers en mandarijnen, de eenvormigheid en de vormelijkheid, het formalisme, het oprukken van een nieuw Biedermeier-tijdperk, het conformisme, de behoudzucht, de Nieuwe Braafheid!’ Kort samengevat: tegen De Nieuwe Wartaal en de Nieuwe Meligheid. Onvermoeibaar schopt Andriesse tegen ‘schrijverskliekjes’ en ‘vriendjespolitiek’ binnen de literaire wereld. Hij keert zich tegen ‘het Hoornik-konsern’ (vooral J. Bernlef en K. Schippers als schoonzoons moeten het ontgelden), tegen de literaire kritiek en tegen het Fonds voor de Letteren, dat telkens weer de verkeerde schrijvers werkbeurzen en subsidies verstrekt. Daarbij schuwt hij grote woorden niet: ‘Ik predik de opstand! [...] “Kamikaze”, want ik heb niets te verliezen, alleen mijn vijanden.’ (p. 3) Toch brengt hij dit alles niet zonder ironie. Wanneer hij het mede door hem opgerichte Bestormingskomitee ‘De Zangberg’ bespreekt, schrijft hij: ‘De motieven van het genootschap moeten beslist niet in “hoger sferen” worden gezocht, het zijn slechts afgunst en rankune die hen drijven. Zij zullen niet rusten voordat ook zij in de “afgrijselijke pagode bovenop de Zangberg” en in alle jury's zitten, ere-doctor zijn en een staatsprijs in de wacht hebben gesleept.’ (Kamikaze, no.1, p.19) Kamikaze (‘verschijnt om de zoveel tijd’) werd gefotokopieerd in een oplage van honderd exemplaren en vervolgens verspreid door enkele Amsterdamse boekhandels. Van begin af aan was het duidelijk dat er van dit eenmanstijdschrift precies tien nummers zouden verschijnen, zoals het aantal rondjes met cijferaanduiding op het omslag al suggereert. Er waren slechts achtentwintig abonnees, maar dat was dan ook een interessante lijst. De eerste abonnee was Johan Polak, gevolgd door Bert Bakker, Julien Weverbergh en de Andriesse-fan Rudy Kousbroek. Nummer zeven was niemand minder dan Willem Frederik Hermans. Verder Huug Kaleis, die later als gastschrijver zou gaan optreden, J.J. Klant en Adriaan van Dis. | |
[pagina 57]
| |
Omslag van het laatste nummer (oktober 1984)
| |
ManifestHet eerste nummer opent met een variant op een citaat uit Het communistisch manifest van Karl Marx, gevolgd door een citaat uit Mandarijnen op zwavelzuur: ‘Er waart een spook door de Nederlandse literatuur, het spook van de verveling. [...] Er is maar één werkelijk woord: chaos.’ Dit nummer heeft veel weg van een manifest, zij het van een veel agressiever karakter dan Het manifest voor de jaren zeventig, waarvan Peter Andriesse, Heere Heeresma, George Kool en Hans Plomp de ondertekenaars waren. Het lijkt een tweede poging van Andriesse de letteren in een door hem gewenste richting te stuwen, nadat de eerste vooral hilariteit had geoogst. Hij was het ‘brein’ achter het Manifest (‘Het schrijven heb ik overgelaten aan George Kool’). Had hij niet al jaren gepleit voor ‘leesbaarheid’ en een fatsoenlijke financiële regeling voor jonge auteurs? In Kamikaze (no.3, p.69) blikt hij terug: ‘De opgeblazen gewichtigdoenerij was als satire bedoeld [...], alleen de opsteller George Kool nam de zaak ernstig’. De ideeën in het Manifest waren zelfs al zover uitgewerkt dat de Zeventigers, zo noemden de samenstellers zich, de redactie zouden vormen van Podium 70. Bert Bakker zou het blad overnemen van Meulenhoff en het zou zelfs te koop zijn bij Albert Heijn. Zó leesbaar! Maar helaas, het Manifest werd door de critici niet serieus genomen. Het was slechts een piepklein commercieel succesje: Peter Andriesse kon een extra bolletje voor zijn schrijfmachine aanschaffen, maar wartaal werd (en wordt) er nog volop geschreven. Pas in 1982 ontving een schrijver de P.C. Hooftprijs voor zijn leesbaarheid: Karel van het Reve. Andriesse besteedt er enige aandacht aan in zijn blad. Had hij niet altijd al gezegd dat schrijvers voor hun leesbaarheid beloond moesten worden? Of voelde hij zich gepasseerd? Het wordt niet echt duidelijk. | |
Wartaal en meligheidAndriesse onderscheidt in Kamikaze drie soorten Wartaal: ten eerste de wartaal van het woord. Schrijvers die zich daaraan schuldig maken, willen de ‘taal afbreken, barrières slechten’, zij zien de taal als doel op zich en zetten zich af tegen de verstaanbaarheid van een boek. Als grote zondaars noemt Andriesse H.C. ten Berge, Marc Insingel en J. Firmin Vogelaar. Als tweede vorm noemt Andriesse de Wartaal van de Geest. Schrijvers als Harry Mulisch, Ton Regtien, Ivo Michiels en Willy Roggeman bedienen zich van ‘zinsverduisteringen’. Zij hanteren abstracte begrippen als de Vrijheid, het Zijn, de Revolutie. Hun taal wordt niet gebruikt om te verhelderen; door ondoorzichtige zinsbouw en onzindelijk taalgebruik wordt slechts gepoogd indruk te maken op de lezer. De | |
[pagina 58]
| |
derde soort is de Wartaal van de Ziel. Andriesse: ‘Hoewel onbegrijpelijke wartaal wordt uitgeslagen, is er bij sommige van deze schrijvers een poging waar te nemen om d.m.v. powetisch gebral, ritmies taalgebruik en lyriese uitbarstingen de lezer in een soort trancetoestand te brengen, waarin emoties welig kunnen tieren. Deze stroming is een regelrechte voortzetting van oeroude bezweringsformules, middeleeuwse mystiek en aanverwante oosterse waar. De Wartaal van de ziel bloeit rijk in de huidige roomsche wereld, bij afvallige roomsen en bovendien in het wereldje van geflipte trippers, makrobiotiese “Kosmos”-gangers e.d.’ Als Wartalers van de Ziel noemt hij Simon Vinkenoog, Ewald Vanvugt, Jacques Hamelink en Bert Schierbeek. Kamikaze is echter niet alleen een strijd tegen de Wartaal, het is in mindere mate ook een strijd tegen de Meligheid. Vertegenwoordigers van dit genre zijn vooral Bernlef en Schippers, kortom, de Barbarber-groep. ‘Zo'n boek van Bernlef dus, dat moet u nooit doen, dat raad ik u met klem af! Jonge, gezonde mensen heb ik het zien doen: binnen één minuut werden ze grijs en kaal, hun tanden brokkelden hen uit de mond.’ (Kamikaze, no.1, p.6) | |
OmslagOp zeker moment besluit Andriesse de formule iets te wijzigen. ‘In dit vijfde nummer, halverwege de kruisgang naar de tiende en laatste aflevering van Kamikaze, trek ik het laatste restje oude koeien uit de sloot. Vanaf het zesde nummer zal ik me vooral met het heden, de “literaire actualiteiten” bezighouden.’ (p.132) Al vanaf het vierde nummer nam Andriesse korte verhalen en verhaalfragmenten op (‘Een modern lijdensverhaal ... levensmoe opende de man zijn balkondeuren. Net toen hij, onder een flonkerende sterrenhemel, over de balustrade wilde springen zag hij dat zijn overbuurmeisje aanstalten maakte zich te gaan wassen.’). Vanaf het dubbelnummer 6/7 duiken er zeer uitgebreide fragmenten op uit een nog te publiceren roman De geur van durian, geschreven naar aanleiding van zijn reis naar Sumatra. Bovendien treedt in datzelfde nummer voor het eerst een gastschrijver op, Huug Kaleis (pseudoniem van Hugo Kalbfleisch). De nummers 6 tot en met 10 krijgen hierdoor een ander karakter. Ook Andriesse is zich daarvan bewust, zoals hij schrijft in nummer 6/7: ‘Je moet over Sumatra schrijven, zei een trouw Kamikazelezer tegen me. Men ziet wat er van komt, bijna een heel Kamikaze-nummer vol weemoedige ontboezemingen, en mijn echte en/of vermeende vijanden zijn opgelost in tropische dampen en geuren. (Nu had ik ze in de vorige vijf nummers toch al geplet als wandluizen, die Peeters, Goedegebuure en al die anderen, maar toch, Kamikaze is een scheldschrift.)’ Toch blijft er nog veel herkenbaars, zoals de fotomontage van Cyrille Offermans als brandweerman in vol ornaat, de handen in de zakken en de brandweerslang nonchalant onder de armen gevouwen. Het krijgt van Andriesse het onderschrift: ‘Cyrille tijdens het uitspreken van zijn Brandende Kwestie’ (nr.9, p.255). of de foto van zeven variété-meisjes op een rij, allen het linkerbeen hoog opgetrokken, olijk in de lens kijkend: ‘Debuterende bijstandsmoeders o.l.v. Marijke Höweler (psychologe), o.a.: Marja Brouwers, Tessa de Loo, Nelly Heykamp, Suzanne Hoenderdaal.’ (nr.10, p.279) | |
[pagina 59]
| |
jeroen brouwers Een schrijver die het voortdurend moet ontgelden is Jeroen Brouwers. Andriesse meent, nogal paranoïde, dat Brouwers in De Nieuwe Revisor vooral ook een aanval doet op zijn persoon. Het is een opvatting die bij Peter Andriesse post heeft gevat, mogelijk gevoed door persoonlijke motieven: het was immers Brouwers die er vandoor ging met Andriesses vrouw Josefien en zich vervolgens met haar in Exel vestigde, iets wat Andriesse zeer zwaar op de maag ligt. De vuile was wordt in Kamikaze volop buiten gehangen. Andriesse schreef er zelfs een roman over, Gezelligheid troef (1977), waarin Jeroen Brouwers figureert als Joris en zijn ex-vrouw Josefien als Liesbeth. Over deze roman, die de aanleiding was voor de ruzie tussen Andriesse en Brouwers, schrijft de laatste in Kroniek van een karakter: Vanavond, zo stel ik mij dat voor, zitten zij [Josefien, tl] en ik bij ons haardje bij ons kijkschermpje en om de beurt leggen wij een bladzij uit dat onboek in de vlammen.’ Overigens zijn de heren niet louter negatief over elkaar. Zo onthult Peter Andriesse in het derde nummer van Kamikaze dat hij de titel van zijn blad ontleend heeft aan Brouwers' slotbetoog in De Nieuwe Revisor: ‘Het is hoog tijd dat de nieuwe revisor zijn stem laat horen, hoog tijd dat de dingen worden herijkt, gecontroleerd, gecorrigeerd. Om uit alles dat verzanikt en verloederd is te redden wat nog te redden is. Om daarna opnieuw te beginnen, met volwassenheid, met durf, met de moed van een kamikazepiloot.’ (Tirade 250, nov. 1979, p.621). Bovendien schaart hij zich in een eerder nummer samen met Brouwers onder de navolgers van Hermans. En Brouwers meent van zijn kant in de brievenbundel Kroniek van een karakter dat Andriesse wat hem betreft wel de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs mag krijgen, omdat hij ‘beeldige polemieken’ heeft geschreven. In De Nieuwe Revisor kwam Andriesse er, zoals opgemerkt, minder gunstig vanaf: ‘[...] Peter Andriesse (gedebuteerd in de jaren zestig) vertegenwoordigt in de geschiedenis der Nederlandse letteren in de jaren zeventig een zéér belangrijke stippellijn. Zou, indien hij er een uitgever voor had gevonden, de maker zijn geweest van het periodiek de “Neo-Romantische Koerier”. [...] Peter Andriesse, dat is het brein en het scheppend genie achter Het Manifest voor de jaren zeventig, waarin van een literair geschrift wordt betoogd dat het “een kans moet maken gewone lezers te vinden, dat wil zeggen dat de tekst leesbaar moet zijn” [...] en waarin verderop dus wordt geroepen: “Wij willen de lezer terugwinnen door leesbare teksten te schrijven.” [...] Dit zijn kreten van stippeltje stippeltje stippeltje u dacht het al: Nescio, die schreef: Laten we onze eischen niet hoog stellen. Laten we leesbare stukjes verlangen.’ (P.578/579) Wanneer Andriesse polemiseert is hij op zijn sterkst. In Kamikaze 3 gaat hij flink tekeer tegen zijn vroegere vriend Brouwers, alias Beertje Bombazijn: ‘Brouwers heeft geen eigen visie, hij heeft alleen een grote bek, een enorme boekenkast die voortdurend over hem heenvalt en waaruit hij dan maar lukraak overschrijft, een invloedrijke vriendenschaar, en een pathologische bezetenheid voor vormgewriemel en krullendraaierij. Pofbroekenproza.’ | |
CriticiDe meest hartgrondige afkeer koestert Peter Andriesse jegens de critici. Het is maar zelden constructieve kritiek op uitlatingen en boekbesprekingen van deze machtige heren, meestal slechts pure haat. Al zijn vijanden krijgen een bijnaam, vaak zijn er verwij- | |
[pagina 60]
| |
zingen naar stripfiguren. W.A.M. De Moor
Deel van de Inhoudsopgave van Kamikaze 1 t/m 10, in het laatste nummer
wordt Wammes Waggel, Jaap Goedegebuure wordt afwisselend Jaap Kwek en J.J.G Lapidair, Tom van Deel wordt Tom Kwak, Carel Peeters wordt beurtelings Carel Kwik en Peerke Donders, Gomperts wordt Goofy enz. Het zijn zware scheldpartijen die de critici te verduren krijgen. Hoe onredelijker Andriesse wordt, hoe hoger het literaire gehalte. Met name wanneer zijn eigen persoon in diskrediet wordt gebracht, ontsteekt Andriesse in razernij: ‘J.J.G. Lapidairheeft er ook een handje van. Lelijke insinuaties verstoppen in zijn recensies. Dit verschijnsel en het tussen haakjes of in een bijzin polemiseren met auteurs en collega's is een specialiteit van achterbakse, bange-broekerige critici van christelijke afkomst als Peerke Donders, J.J.G. en Tom van Deel (Tom Kwak). Die slome duikelaars kregen op school waarschijnlijk altijd flink op hun sodemieter en ontwijken nu iedere frontale aanval d.m.v. een lullig sneertje tussen haakjes (“Het moeras van Andriesse en Luijters”) of in een bijzin. Laf! Laf!’ Als peuter maakte Peter Andriesse (1941) de slag om Arnhem mee en raakte door de bombardementen doof aan één oor. Het heeft zijn gehele sociale engagement en dus ook zijn proza beïnvloed. In Het Parool van 5 december 1986 zegt Andriesse daarover: ‘Je komt in die club van vriendjes terecht en wordt net zo corrupt als zij. Datgene wat je in anderen afkeurt ga je jezelf aan te buiten. De laatste tijd begin ik wel eens te denken dat ik me er juist wel in zou moeten begeven. Maar ik heb die sociale begaafdheid niet. Dat heeft ook te maken met mijn dove oor. Twee mensen is een gezelschap, maar vier mensen is een onverstaanbare massa. Tot op hoge leeftijd heb ik gedacht dat iedereen maar met één oor hoorde, die andere zat er voor de symmetrie.’ | |
SchrijversverdrietAndriesses benarde financiële positie loopt als een rode draad door alle nummers van Kamikaze. Voortdurend worden er ook oproepen aan de lezers geplaatst bijdragen in het ‘noodfonds’ te storten. Zo eindigt nummer 8 met de woorden: ‘De deurwaarders bonken op mijn deur! Denkt u nog aan het “nood-Fonds Kamikaze”?’ Het noopt hem ook vanaf het dubbelnummer een prijsverhoging in te stellen; werden de nummers 1 tot en met 5 nog voor een tientje van de hand gedaan, daarna wordt de prijs 15 gulden. | |
[pagina 61]
| |
Het Fonds voor de Letteren, de grote geldschieter, heeft volgens Andriesse een veel te grote machtspositie. Een kleine commissie maakt uit wie er in aanmerking komt voor een stipendium en wie niet. Een argument als ‘onvoldoende literaire kwaliteit’ of ‘onvoldoende productie’ is al genoeg om een veelbelovend schrijver aan de bedelstaf te helpen. Verweer is niet mogelijk, ook al beschik je over goede aanbevelingen van collega-schrijvers met een grote reputatie. Peter Andriesse heeft dus niets aan lovende woorden van bijvoorbeeld Rudy Kousbroek, die van mening is dat Andriesse boeken van een constant hoge kwaliteit produceert. Hij pleit er dan ook al jaren voor om schrijvers ongelezen een bijstandsuitkering aan te bieden, die ze zelf dan maar moeten zien aan te vullen met leengeld en honorarium. Voor het Fonds voor de Letteren kan Peter Andriesse nog steeds het dak op. Jeroen Brouwers, die volgens Andriesse zijn scheldkritieken op ‘veiliger’ doelen richt, blijft jaar in jaar uit boven aan de lijst van gesubsidieerde schrijvers prijken. Peter Andriesse, die het niet kan laten zijn kritiek op het Fonds te spuien en telkens de netwerken van schrijvers-kliekjes wil blootleggen waar het gaat om het uitgeven van boeken en het verstrekken van prijzen en werkbeurzen, zakt ieder jaar verder op de lijst. Het staat nu reeds vast dat hij het volgend jaar zonder ook maar één cent zal moeten stellen. Schrijverszelfmoord! Eigen schuld dikke bult? ‘Kamikaze, omdat ik niets heb te verliezen.’ Het is een steeds terugkerende zin in het tijdschrift. |
|