Voorkant van KonSTAnta. Op de foto J.V. Vitkovski.
winter aan zee van Roland Holst in elkaar geperst. Op sommige bladzijden is overigens van zowel drie- als vierkolomsopmaak sprake. Je hoeft geen Russisch te kennen om te zien dat er ook steeds andere lettertypes opduiken. Dat komt doordat in deze bloemlezing niet alleen nieuwe vertalingen van Vitkovski staan, maar ook veel oude die uit de eerder genoemde boekuitgaven of uit bundels zijn overgenomen, waarbij soms vergeten is de voetnoten mee te nemen waarnaar cijfers in de tekst verwijzen.
Anthonis de Roovere, uit de vijftiende eeuw, is de ‘oudste’ opgenomen dichter. Uit de zestiende en zeventiende eeuw vinden we werk van Jan van der Noot, H.L. Spieghel, Jacob Cats, Justus de Harduyn, Hugo de Groot, Casper van Baerle, Joost van den Vondel, Jan Starter, Constantijn Huygens, W.G. van Focquenbroch en Jan Luiken. Uit de negentiende en twintigste eeuw zijn vertegenwoordigd: Willem Bilderdijk, E.J. Potgieter, Albrecht Rodenbach, Karel van de Woestijne, Willem Kloos, Albert Verwey, Herman Gorter, Adriaan Roland Holst, Martinus Nijhoff, J. Slauerhoff en Gerrit Achterberg.
Zoals gezegd, veel vertalingen waren al eerder gepubliceerd. Zo zijn van Slauerhoff de meeste Oost-Aziatische gedichten herdrukt, maar toegevoegd is ook een vertaling van zijn gedicht ‘Gogol’. Nieuw zijn ook twee gedichten van Achterberg, waaronder het sonnet ‘Raspoetin’. Het doel van Vitkovski is steeds duidelijk: zijn vertalingen moeten ook volwaardige, nieuwe Russische gedichten zijn. Dat leidt soms tot verrassende resultaten. Zo vraag ik me af of een gedicht als ‘Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten’ van Kloos in het Russisch niet beter (vooral ook: bondiger en energieker) klinkt dan in het origineel.
Jevgeni Vitkovski, die in zijn eentje een Spiegel van de Nederlandse poëzie in een prachtige Russische vertaling bracht, heeft vanuit Nederland weinig erkenning gekregen. De mededeling op de titelpagina van KonSTAnta ‘ter mededinging naar de Martinus Nijhoff-prijs’ lijkt ironisch bedoeld. Het gaat hier trouwens om een traditie van het blad: op nummers van voorganger NoSTAlgija stonden ook dergelijke mededelingen met het oog op andere prijzen. Een vertaler die een meesterstuk aflevert in een krant die eerder in handen komt van een welwillende Russische metro- of treinreiziger die het drukwerk van ‘prodjoeser’ en colporteur Ivan Bran afneemt dan van juryleden van Nederlandse prijzen of bibliografen op de Koninklijke Bibliotheek, verhoogt zijn kansen op erkenning natuurlijk niet. Wel zegt het iets over de inzet waarmee dit werk is gedaan in een land waar geen werkbeurzen voor vertalers bestaan. In een korte inleiding bij zijn bloemlezing zegt Vitkovski het zelf zo: ‘[...] een vertaler wacht niet op dankbaarheid, het vertaalproces zelfbereidt hem genoegen: ik spreek over mezel.’