Pan. Oostvlaams Bulletin voor Letteren en Kunst. Jaargang 20(1973)– [tijdschrift] Pan– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Na ‘Het Huis ten einde’ Van de traan De duizendschone is verpoot maar de zon gaat niet onder. We wachten op de nacht onder een romaans gewelf. In mijn hals verkoelt de zefier uit de gebleekte hemel. Het huis ontstaat opnieuw uit een kruising van kosmische stralen boven mijn dood. Als een traan op de viersprong van vergeten wegen. Het najaar is in één ogenblik als de moede schaduw van de linde op onze meridiaan. Ik herkende de koorts toen zij liep over de weg met de rode loper onder groene voeten. Morse zendt een woord uit als een woning met grote dubbele vensterruiten. Van verder verneem ik geluiden dan een blindgeboren violist. [pagina 23] [p. 23] Als er niet het bos was zou de boom er zijn zo niet een boom een blad zo niet een blad de geur van kaneel in de kamer. De traan ontstaat zeer traag. Jan VERCAMMEN Van de vaas zonder bloemen Een vogel zonder bestemming die reeds ver is roept mij toe een wens te doen. Dat gebeurde meer. Dan beroep ik mij dankbaar op mijn verlangen: mijn dood ervaren in een ogenblik van leven. Maar afstand stolde snel tot bevroren mist. Een prille stilte streelde mijn rechterhand. Telkens had ik een droom vol hunebedden. Wees dus niet verbaasd dat de vaas zonder bloemen zo stil blijft staan. [pagina 24] [p. 24] Een vogel zonder bestemming komt ook morgen langs dit huis en overmorgen, al is chemisch uitgemaakt dat er een milligram as was in de melk van mijn moeder. Jan VERCAMMEN Van de lichtklok In de lichtklok om dit huis klinkt uw kamaveda door Mozarts nachtmuziek. De parels zijn verborgen in schelpen als uw ogen. Er is altijd een nacht die wij hermetisch sluiten op de schuine regen over rechte berberis. Niets is onmogelijk, Muriël. Eens sluit ik alleen de nacht. Maar gij bezit de sleutel reeds, gij melkster die geen zegen afgebeden hebt, de blauwe druiventros ontdekt en niet ervan gegeten, [pagina 25] [p. 25] zodat mijn dood dit huis herkent als hij de lichtklok binnentreedt. Jan VERCAMMEN Van het zeefbeen Geen spier die zich voor een woord meer spannen mag dan desmodium in de wind. Geen zenuw die meer woord verwekken mag dan een zwaluw op de flank van een zadeldak. Het zeefbeen tast langs elke weg het woord op gensters af, het woord met de verlamde vleugels van cyclamen, erfgoed van alle spiegelflitsen en echo's. Maar laten wij lankmoedig zijn: mijn lippen moeten nog aan elkander wennen als toen ik werd gebaard na middernacht. Het is nu later nog. Jan VERCAMMEN Vorige Volgende