Wat zeg je?
WAT zeg je, Daan Boens tachtig? Daar kijkt ook hijzelf vast van op.
Het is immers nog maar pas geleden dat we zijn zeventigste verjaardag vierden. Wat zeg ik? Zijn zestigste!
Het ziet er dus naar uit, dat we nog enige decimale vieringen voor de boeg hebben. Nu, mij goed hoor: wel, daar ben ik dan toch ook nog bij.
Want van hen die bij zijn zestigste waren, zijn er al enigen uit ons gezicht verdwenen: Paul De Rijck, Jules Toussaint de Sutter, Georges Lonque, Paul De Keyser, Albert Saverijs,...
Ik heb toen herinnerd aan drie gezegden van Daan.
Het eerste: ik wens steeds met of naast de laatst gekomenen te staan: de jeugd heeft gelijk.
Het tweede: ik zoek in de literatuur deze drie dingen: menselijkheid, menselijkheid en nog menselijkheid.
En het derde: ik heb in mijn gedichten onder meer willen zeggen, dat wij allen in de poëzie even eenzaam en even solidair zijn, - dat het geluk nooit aan zijn beeld gelijkt en dat de liefde, de vrouw en het kind de wereld kunnen herscheppen.
En wat ik daar toen aan toevoegde, was slechts glimlachende parafraze. Nu heb ik geen lust om te parafrazeren. Niet alleen omdat ik nu schrijf in plaats van te spreken, maar hoofdzakelijk omdat het me zoveel jaren later volkomen overbodig lijkt.
En wat dan nog? Dat de man die nog maar onlangs iets zo zuiver en wijs als ‘Lof van het Kwatrijn’ schreef, nog lang niet alles heeft gezegd wat hij te zeggen heeft.
Een theeroos is de glimlach van Nefertete.
Nu, er zijn nog zoveel bloemen die over tijd en ruimte heen reiken, zelfs bloemen die niet bestaan.
Dat zal Daan Boens bewijzen.
Jan VERCAMMEN