Een sleutelwoord voor Pliet Van Lishout
VOOR ik over Pliet Van Lishout begin zou ik een paar namen willen noemen uit een lange reeks: Jan Walravens, Hubert Lampo, Raymond Herreman, Hubert Van Herreweghen, Remi Van de Moortel...
Deze mensen hebben over zijn werk geschreven. Het heeft niet veel zin dit nog eens over te doen met de dwaze pretentie nieuwe en betere maatstaven aan te leggen. Dit is een artikel, geen monografie.
Een artikeltje met één enkele bedoeling: antwoorden op een konstatatie die ik telkens weer ontmoet, in praktisch elke ernstige bespreking die over Van Lishout handelt: een veelzijdig talent, een begaafd schrijver die de volle maat van zijn kunnen nog niet gegeven heeft.
Is dit waar? Ja, ook voor het beste dat hij schreef. Mogen wij dan zijn gaafste werk nog verwachten? Pliet Van Lishout kent mij al jaren. Hij zou het mij nooit vergeven als ik hierop niet rechtzinnig antwoord. En ik heb maar één antwoord: ik weet het niet.
Laat ik hem even wat dichter bij u brengen, u zijn dagen uitleggen, dan begrijpt u wellicht wat ik bedoel. Vraag hem over de helden van de stomme film, over een onbekende tijdgenoot van Haydn, over de doodstraf in de Verenigde Staten, over de apartheid in Zuid-Afrika, over de Italiaanse surrealisten... en Pliet Van Lishout is vertrokken. Niet voor vijf minuten, maar voor een half uur. Zijn beweeglijke handen en zijn expressieve kop onderlijnen nog eens stevig wat hij vertelt. En hij weet er wat van, méér dan de meesten.
Hij heeft altijd honger, weethonger. Hij wil de mens begrijpen, vroeger en nu, hier en elders, in al zijn uitingen. Hij zou een Uomo universale willen zijn in deze twintigste eeuw. Niet om superieur te doen, maar uit pure innerlijke aandrang.