Het Overzicht. Collection Complète 1921-1925(1976)– [tijdschrift] Overzicht, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Tijd-fantazie De wereld schimmelt... In muffe schoollokalen leren zwartgerokte meesters met tragies gezicht: Arbeid adelt. En toch krommen millioenen ruggen elke dag wat meer om nooit weer recht te groeiën in het licht. Op alle wegen Staat ‘gesetzlich verboten’, en de staat legt prikkeldraad om elke stap. In nieuwe Duitsland peuteren sociaaldemokraten in alle hoekjes naar Kapp- en andere putschgevaren. In woonkamertjes van bekrompenheid rijzen te berge de deftige burgerharen bij de laatste gruwelberichten der roden en gaan de harten op en neer met ebbe en vloed van poolse offensieven. Langs brede straten sleurt de wind de afgescheurde aanplakbrieven in het slijk. Hese stemmen vissen naar kiezers in bedompte meetingzalen, en de unabhängigen bazuinen bij 't lijk van Liebknecht 't revolutionnaire woord en vitten dapper voort over het nummer van hun internationale. In verre Vlaanderen heerst Frankrijk op 't rottend lijk van Herman van den Reeck, en huizen de walen als luizen op een russies krijgsgevangene. De hele wereld schimmelt, stinkende haard van haat... En ik, ik hief mijn beu gelaat naar de maan, (de mensevrije, o gelukkige maan) dromend of niet een komen zou die de aarde uit haar baan zou gooien, en alles doen vergaan in reine nevel van kosmies stof in interstellaire ruimten... MAAR aan de horizont is verre wederlichten. Er davren donkre liedren om de aarde, waarover smeult de grote brand die door de tijden donderde en natrilt dodenlied van honderden legers, voorspel dat in de nacht verklonk, om schuld van allen rode boete. In massengraven rotten helle lijken. Over lange stoeten flitst de vonk van Opstand en gekromde vingers breken donkre dijken. In enge cel tikt stramme hand seinen van hoop langs zingend-wilde draden. Over gistend land staan strak antennenpalen als uitgestrekte vingers en stralen sienjalen van MENS tot MENS. De Aarde is een vrouw, die lijdt het barenswee van groeiende gedachten en op de schedel van de stervende geslachten hamert de Tijd. 1921 Frans NAUDTS. Vorige Volgende