Rutherford legde den eersten steen van het gebouw dat we, met het oog op de moderne werkzaambeden der laboratoriums, monumentaal mogen heeten en loste het groote probleem op van de eenzelvigheid der stof.
Wat is eenzelvigheid der stof?
Alle stof ter wereld is dezelfde, lood, koper, goud, kool, zuurstof zijn slechts in schijn verschillend, in feite zijn al deze elementen opgebouwd uit eene en dezelfde oerstof. Wilt u het nog duidelijker gezegd? Een klomp van een kilogram lood is ‘in se’ juist zooveel waard als een dito klomp goud, en een klomp goud heeft ‘in se’ niet meer waarde dan een verloren paardenhoefijzer van hetzelfde gewicht. U denkt nog misschien niet goed begrepen te hebben, veronderstelt dat we willen geestig zijn of ons vermeien in eene leutige woordspelling. Geenszins.
Het ‘goud-of-loodzijn’ eener stof is maar bepaald door eene speciale wijze van ineenzitten der infinitisinale stofjes die het metaalblok samenstellen; een blok lood kan straks een blok goud zijn.
Best zouden we de stoffen lood en goud met twee gebouwen kunnen vergelijken die met een zelfde soort baksteen zijn opgetrokken. Het eene gebouw is eene kazerne, het andere eene school.
Wie eeniger mate vertrouwd is met de allereerste beginselen der scheikunde zal beter dan wie ook gaan begrijpen wat volgt:
Een atoom lood is een zeer klein, voor het oog onzichtbaar stofdeeltje van dat metaal. We betwijfelen of een atoom ooit met het gewapend oog zal kunnen gezien worden. Het atoom is een kind der deduceerende wetenschap en niemand twijfelt aan zijn bestaan ofschoon het niet onder het bereik der zintuigen valt. Doch, wat we over een twintigtal jaren betreffende het atoom op de schoolbanken te leeren kregen, is vrij wat gewijzigd, of liever aangevuld en de ontdekking van het radium is een machtige hefboom geworden in de studie der infinitesimale wezens.
Men weet nu dat het atoom niet het kleinste deeltje van een stof is, maar dat het moet beschouwd worden als een soort zonnestelsel, een planetenwereld in miniatuur, met een zonkern waarrond ontelbare satellieten in voortdurende beweging zijn, dravende alle in dezelfde richting, we zouden zeggen, als de paardjes van een kermismolen rond den spilbalk.
De kern is gevormd uit miljarden stofdeeltjes of corpuscula die met positieve electriciteit geladen zijn, terwijl de satellieten ook meer soortgelijke corpuscula zijn doch welke eene negatieve electrische lading dragen. Deze laatsten werden met den naam van ‘electronen’ gedoopt. De beweging van de electronen rond de positieve kernstof is geen slakkengang maar wel integendeel een zwieren van ongehoorde snelheid over wiens intensiteit we ons moeilijk een gedacht kunnen vormen.
Wat we daar zegden over een atoom lood is nu juist hetzelfde bij een atoom goud, een atoom zilver, een atoom zwavel, een atoom radium.
Men gist wel dat de specifieke aantrekkingskracht van de positieve kern de negatieve dravers binnen een bepaalden kreits houdt, maar men ziet toch ook wel in dat een of meer dezer dravers, onderworpen aan centrifugale kracht, onder eenigen invloed van een evenwichtsbrekenden factor, den kreits verlaten en in de ruimte terecht komen kan.
De evenwichtsbreuk is een voltrokken feit, de daarstellende factor is nog niet bekend.
Wat is nu uit de meesterlijke experimenten van Rutherford gebleken?
Eerst en vooral dat, wanneer zulke evenwichtsbreuk plaats grijpt, ook een gedeelte der positieve corpuscula den moederlijken atoomboezem verlaat en het atoom op deze wijze, voor wat betreft het betrekkelijk getal positieve en negatie corpuscula, in zijne aanvankelijke entiteit diep gewijzigd is.
Wij zijn er!
De corpuscula, positieve en negatieve, zijn eene en dezelfde materie, eene en dezelfde oerstof.
Naarmate het atoom lood dat we als voorbeeld genomen hebben, n of n' of n'' enz. corpuscala zal verloren hebben, gaat het tot een atoom goud, zwavel, zilver of eenig ander element worden. We halen daaruit de gevolgtrekking dat al de voornoemde elementen uit eene en dezelfde oerstof zijn opgebouwd en dat ze goud, ijzer, zilver, koper zijn, al naar gelang de verhouding in dewelke de positieve en negatieve corpucula tot elkander staan. zus of zoo is. De hanteering van Uranium en Radium vooral werpt een helder licht op de wetenschappelijke stellingen die Rotherford op zoo meesterlijke wijze tot princiepen ‘ex cathedra’ heeft gemaakt en dat wel omdat voornoemde elementen bij uitnemendheid de atomische inzinking door verlies aan carpuscula laten waarnemen. Terwijl andere atomen door physico-chemische machten tot een uiteenvallen moeten gesolliciteerd worden, gebeurt dit bij uranium en radium als van zelf en daarom viel bij hen ook het spel der corpuscula beter onder het bereik van maatinstrumenten.
De electromen of negatieve corpuscula die uit het atoom geprojecteerd worden hiet Rutherford de bêtastralen. Hij gaf den naam van alfastralen aan de positieve.
Van deze stralen nu, gevormd uit corpuscula weten we reeds zeer bepaald dat ze door het atoom in het ruim geslingerd worden met eene snelheid van meer dan 18500 kilometer per second. Van zulke ongehoorde bewegingsintensiteit maakte Rutherford gebruik om atomen van stikstof te ‘bombardeeren’ om, met andere woorden, corpuscula uit de atomen van laatstgenoemd element ‘weg te schieten’. Na een half uur reactie wat eene tamelijk groote massa stikstof omgezet tot Waterstof! Ruterford heeft later ervaard dat het element bismuth gemakkelijk den invloed der weggeslingerde corpuscula van het radium ondergaat. Reeds heeft hij theoretisch berekend dat, indien hij slechts twee alfa-eenheden van het atoom bismuth onttrekken kon, hij tot de verhouding in positieve corpuscula zou komen zooals ze in het goudatoom bestond.
Kon hij in het atoom lood één bêtaeenheid en twee alfaeenheden wegbombardeeren, dan zou hij eveneens tot de innerlijke samenstellidg van een goudatoom geraken.
Wat moet gedaan worden, is geweten; hoe het moet gedaan worden zal, hopen we, eenig geleerde weldra oplossen.
Indien pogingen in dien zin moesten gelukken, kan nog niet voorspeld worden welke stoornis daardoor in de oude wereldorde zou gaan plaats vinden.
In de bevindingen van Rutherford ligt stellig iets revolutionnairs voor elke ziel die inzonderheid aan den goudklomp gehecht is. Zal er in de komende tijden zog zooveel aan het ‘Kalf’ geofferd worden? Om wille ervan zooveel gelasterd, geleugepend, verraden, gemoord?
Zal het nederdalen van den Genius der stof in het ruim der alambics voor de menschheid wezen of de weldaad van een Messias of de vloek van een Antichrist?
Dr. E. PEETERS.