kritischen geest, daar deze zich vervolgens tegen de onbekwame leeraars zou richten. Zoo komt het dat verkeerde opvoeders liever het gebrek aan denkvermogen bij het kind uitbuiten om het hunne gaargemaakte gedachten in te pompen zoolang tot het kind geen andere gedachten meer kan hebben dan die van de opvoeders. De gevolgen hiervan slepen wij ons gansch leven mee. Maar niemand leert ons onze eigene krachten op de rechte wijze gebruiken en dit toch vooral is voor ons van het grootste gewicht.
Het klinkt bijna paradoxaal dat de opleiding die een jong mensch tot een nuttig lid der maatschappij moet maken, doorgaans zelf niet op die maatschappij rust. Slechts weinig ouders en leeraars begrijpen dat de opvoeding te huis en in de school voor het kind de eerste aanraking is met de maatschappij, aanraking waarin de maatschappij altijd vertrouwen en achting voor de rechten der anderen vordert. Daar is ook eene autoriteit voorhanden, geen gedwongen maar niettemin door de zwakke erkende daar hij weet dat hij den meer knappe kan betrouwen ook in die zaken waarin hij nog niet klaar ziet. In de plaats hiervan brengen de ontfeilbaarheidswaan en dikwijls de eenvoudige ongeschiktheid der meeste opvoeders het zoover dat ze de maatschappij aan het kind doen voorkomen als een strijdinstelling, en die indruk blijft meestal ook na den schooltijd. Dit is de vroegtijdige reden der vervreemding tusschen ouders en kinderen of ook nog de vreeselijke ontnuchtering die de kinderen aanpakt wanneer ze eenmaal zien dat de natuurlijke raadgevers aan dewelke ze geloofden niet deze zijn voor wie zij zich deden doorgaan. Doch de toestand wordt nog erger wanneer het kind van den opvoeder de altijd gelijk willen hebben manie naleert. Men beticht de jeugd soms van onbescheidenheid; maar dan moesten de opleiders eerst zelf ophouden met altijd de anderen en nooit hun eigen personaliteit te kritizeeren.
Ook daar waar de opvoeding een gemeenschapsgevoel ontwikkeld, in de familie, in de liefde tot den haard en tot het volk in het gemeenschappelijk geloof, slaat zij den bal mis. Zij vergenoegt zich niet met de kinderen te toonen dat zekere menschen, zekere gedachten hen dichter raken dan anderen, dat zij dus eerst en vooral aanspraak op hunne liefde kunnen maken. Integendeel de moderne paedagogie werpt gansch overbodige en daarbij nog valsche beoordeelingen over andere maatschappijen in de weegschaal, wat gewoonlijk tot gevolg heeft dat er in plaats van solidariteitsgevoel, een nieuw egoїsmus, een maatschappelijk egoїsmus gekweekt wordt.
De gevolgen dezer aangeleerde strijdtheorie, der onmacht tot individueel denken en van den mangel aan kritischen zin, moeten wij verdragen in de tallooze mistverstanden en konflikten van onzen tijd.
De gemeenschapszin werkt met de tegemoetkoming, de strijdtendence met de neiging tot oordeelen, of beter... veroordeelen. Zoo oordeelen wij naar rechts en naar links, zijn van de meet af er op uit om ten strijde te trekken, bezitten daarbij bijna geen kritischen zin en schatten zelfs de objektieve waarde onzer eigene kracht niet. De ‘tegenstrever’ is en handelt ongeveer op dezelfde wijze. De huidige krisis is de mistrouwenskrisis. Niet alleen mistrouwen wij onze medemenschen maar ook in onszelve voelen wij geen betrouwen. Een der eerste symptoma dezes mistrouwens is de internationaal geworden ziekte der Babbelarij. De menschen troosten zich over hunne onmacht tot daden stellen met drie uur te babbelen, en ze zijn overtuigd daardoor iets verricht te hebben. Zoo de gekrenkte personaliteit een grootere sterkking noodig heeft, dan begint ze te hekelen, deze erbarmelijke taktiek der zwakken. Eene kleine vergelijking van de fouten der anderen met zijn eigen vrome daden geeft zoo'n ‘contenance’ - anders is het echter indien men de zaak omdraait. En waar deze artsenij niet helpt daar moeten dan op slot van rekening laster en brutaal geweld den slag te huis halen.
Deze toestand treffen wij overal aan, bij de individuen zooals bij de partijen en buitenlandsche politieken. De verkrachting der denkvermogens bij de kinderen gepleegd draagt hare vruchten: het volk gelooft alles, vervalt tot stemvee. Het meerendeel der intellektueelen kan alles, denken alleen niet; de meerderheid in alle klassen laat het zich welgevallen dat nevens eerlijke leiders een paar voornaamdoende ploerten en intriganten het misverstand vergrooten en nieuwe konflikten doen ontstaan om er profijt uit te trekken. En ieder zoekt z'n geluk bij de alleen zaligmakende partij! In deze overwoekering van de politieke partijen ligt een groot gevaar. Partijen zijn kamporganisaties die gerechtigd zijn doch slechts als middel om de meeningen en belangen van zekere volksgroepeeringente vertolken. De partij dogmatiekers echter verheffen ze tot doeleinden en misbruiken, evenals de opvoeders bij de jeugd, het gemis aan denkkracht bij de burgers om aan deze, warme verschgebakken criteria als ontbijt op te dischen bij middel der moderne verstompingsmachine, dagblad genaamd. Bij dezer gelegenheid klotsen ze onder de rubriek ‘Politiek’ alle soort van onsamenhangende dingen bijeen. Door den aard hunner propaganda brengen de politiekers altijd maar meer hun strijdprinciep over op sociale of kultureele vragen, die, bizonder nu, slechts door enge samenwerking opgelost kunnen worden. Maar zij vergiftigen ook de jeugd, wat veel erger is, en misbruiken daartoe de schoonste begrippen als Menscheid, Godsdienst, Volk, enz. Jonge menschen, ja kinderen in de dwangjak eener politieke gezindheid vastsnoeren en voor hun gansch leven geestelijk verminken alvorens zij de mogelijkheid en de noodige oordeelskracht hebben om langs alle kanten te toetsen en een vrije keus te doen. Zulke handeling is voorwaar eene verkrachting.
Ongeloofelijk is het dat, na al de ervaringen, voor, onder en na den oorlog opgedaan, de jongeren zich immer nog laten vangen wanneer slechts hunne ijdelheid gestreeld wordt, b.v. wanneer men ze als redders der menschheid en grondleggers eener nieuwe wereldorde, aanstelt; of zoo men ze doet gelooven dat zij zelve groot zijn, dewijl ze leven op een wijze waarop eens groote menschen leefden. Dat ook de partijen der toekomst, uit verscherping van den kamp naar het materieele welvaren, door bevolen slagwoorden en kollektief oordeelen - die immer valsch zijn, daar zij het slechte van den vijand veralgemeenen en overdrijven, het goede daarentegen bewust overslaan dat die partijen ook den haat en zijn gevolg van brutaal geweld van de jongeren vorderen dat is zeer betreurenswaardig.
Wanneer zal de jeugd beseffen dat hekel rechts en hekel links immer toch maar hekel is?
Het is gewis een dwaling van gelijk welke oude of nieuwe maatschappij-organisatie alleen de redding aller kwalen te verwachten. Ook elk politiek bewind is slechts een middel dat zooveel waard is als zijn vertegenwoordigers zelf waard zijn.