De nieuwe Overtoomsche marktschipper
(1791)–Anoniem Overtoomsche Marktschipper, De Nieuwe– AuteursrechtvrijVois: Hoe draait het Rad van Avontuur.Och dwaze Mensche wil dog aenmerken!
En luisterd na dit droevig lied:
Aenziet dog Iesus wonderwerken:
wat dat nu onlangs is geschied?
En hoe dat God in dese dagen:
Een Heer zeer groot,
Om zyn Goddeloosheid hem kwam plagen
Al met de Dood.
Dees Heer die zag men dekoucheren:
dag ende Nagt in overdaed:
Altyd met Hoeren domineeren
maer zyn Dogter met goeden raed,
die zeyde Vader ik u beklage
Gy zyt verblind,
want ziet eens uwe oude dagen:
die gaen ten end.
| |
[pagina 90]
| |
Wilt liever op u Dood-kist denken:
Als zulke wegen in te gaen:
Hoe zullen al u zonden stinken:
Als gy voor 't Oordeel Gods zal staen:
En dat gy God zult rekening geven:
Van uwe tyd,
Hoe dat gy hebt uw' zondig leven:
Al aen gelyd.
Swygt vry al met u flauwe reden:
Ik ben daer in zeer wel gerust,
Ik wil al met myn oude Leden:
Gaen leven na myn wil en lust:
Hierom zo laet ons vrolyk drinken
Nu in de wyn:
Als ik dood ben zal het wel stinken
't Sal al dood zyn.
Gelooft gy dan geen Predikanten:
So wilt doorlezen de Schriftuur:
Daer zult ghy vinden te alle kanten:
Dat Christus spreekt met woorden puur:
Dat hy den Sondaer zal beloonen
Met 't Helsche vier;
En de weldoenders 't hemels kroone
Met Lauwerier.
Doen gink hy wandelen t'zamen:
Met zyn Confraters dat gelooft
Tot dat zy over een Kerk-hof kwamen:
Daer hy vond leggen een Doods-hooft,
Is daer nog leven na het zeggen,
Na deze dood,
Wat komt gy hier op 't Kerk-hof leggen:
Gy bent genood.
Ras spoeyd u dan wilt niet vergeten
So daer nog leven in u is?
Komt te avond aen myn Tafel eeten:
| |
[pagina 91]
| |
Gy bent genood aen mynen dis;
Sy schopten 't Doods-hooft tegen zyn tanden:
Met schimp en spot,
Maer hy wierd door de Almogende handen
Gestraft van God.
Des Avonds als hy zat half dronken
Met zyn Confraters in de wyn:
Toen wierd daer aen de bel geklonken,
Hy riep wie duyvel mag daer zyn;
De knegt die opent de deur mitsdezen,
Doen sprak de Dood.
Gaet zegt dat ik moet binnen wezen:
'k ben hier genood.
De knegt liep met gevouwe handen:
Belieft het u myn Heer komt hier:
Een wonder Spook zyn Oogen branden:
Gelyk kolen uyt 't Helsche vier;
Het zegt dat het moet binnen komen
't Is in de Sael:
Neen neen sprak al het Volk met schroomen,
Wy zyn hier al.
De Heer die sprak met flauwe reden:
Segt de genode hier al zyn:
Het spook kwam daer binnen getreden:
En dronk terstond een roemer wyn.
En kwam den Heer hoe langs hoet nader:
Sprak ik moet zyn:
Uwen opregten Groote vader
Gy moet met myn.
Met myn zo moet gy eeuwig branden:
In 't Hels gespuys met groot getier,
Het Spook greep hem al in zyn handen:
Smeet hem met hooft tegen de muur:
Doen heeft hem 't Spook nog weg gedragen:
Dat Kleyn en Groot:
| |
[pagina 92]
| |
Van schrik daer door in onmagt lagen:
Van deze dood.
Och Christen-menschen beterd u Leven,
Neemt een exempel aen dit Lied;
Wat dat te koets-veld staet geschreven,
Alwaer dit wonder is geschiet,
Gelooft in alle Christene-Kerken,
Nu wie gy zyt?
Dan zult gy Godvrugtelyk werken
Uw Zaligheid.
|
|