Michaël Slory. De bundel van Slory waarin zijn vertaling verscheen, Torent een man hoog met zijn poëzie, werd naar Leefmans gepost op de dag dat hij zijn laatste adem uitblies en heeft hij dus niet meer gezien.
John Leefmans was een man van de lach, een man van de smakelijke anekdote, van de half gefluisterde confidenties, gevolgd door een schalks ‘Kun je je voorstellen?’ en dan die brede lach. Ik kan mij niet herinneren hem ooit ontmoet te hebben, zonder dat ik binnen enkele minuten weer helemaal op de hoogte was van de flater die deze of gene ambassadeur had geslagen, de prijs van het Boheems glas en het wel en wee van de een of andere hoogbejaarde vriendin met wie hij vijftig jaar geleden nog eens de foxtrot had gedanst, en die hem alsnog met een peilloos diep, maar weinig meer inhoudend decolleté richting de hooiberg had proberen te bewegen: ‘Kun je je voorstellen?’ Zijn tweede echtgenote Liesbeth stond daar meestal van een meter afstand naar te kijken als naar een onbegrijpelijk insect dat bij de laatste National Geographic-expeditie naar het Surinaamse binnenland was ontdekt. Dat getuigde van veel inzicht in het wezen van John, want had hij niet immers over zichzelf geschreven:
ik moet met mijn sprieten
een eigen draad mij spinnen
waarvan een wit web ik weven kan
waarin ik alle taal en goden vang
daarin de vleesgeworden woorden strikken
Deze strofe schreef hij in een gedicht in zijn door William Man A Hing onder de naam Orchid Press uitgegeven debuutbundel Intro uit 1981, een gedicht dat ook werd herdrukt in de Spiegel van de Surinaamse poëzie in 1995. ‘Alle taai en goden vangen’; dat is een mooie aanduiding van wat Johns gedichten proberen te doen, en ‘vleesgeworden woorden’, dat is een al even goede aanduiding van hoe de empirische en verbale wereld in zijn gedichten moesten samenkomen.
Na zijn rechtenstudie volgde John een attachêopleiding en met zijn diplomatieke loopbaan werd migratie zijn levensinvulling: in verschillende werelddelen werd hij ambassadeur voor het Koninkrijk der Nederlanden. Hij koos niet zoals Ronald Venetiaan voor de massieve kankantrieboom van zijn geboortegrond, hij koos niet als Rudi Kross voor een rusteloos pendelen over de oceaan, hij koos evenmin voor het vliegende tapijt van de Indiase mystici waarop Pim de la Parra rondvliegt, nee, de hele wereld werd zijn thuis. Zijn vrienden, die zijn literaire productie in zijn studententijd hadden gevolgd, zagen dat al aankomen, schreef Ronald Venetiaan in zijn In Alemoriam in Obsession Magazine van 28 augustus 2012, een keuze ‘onvermijdelijk gekoppeld aan de innerlijke Worsteling als gevolg van de eigen mamyo-roots en de eigen mamyo-geschiedenis’. Voor wie het woord níet kent: mamyo betekent lappendeken, en dat woord is