OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 23
(2004)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||
Chan E.S. Choenni
| |||||||||||||||||||
Hindostaanse organisatiesOp 15 juni 2004 werden in Den Haag een monument van de Hindostaanse immigratie en een standbeeld van Mahatma Gandhi onthuld. Deze gedenktekens markeren de aanwezigheid en de impact van de Hindostanen in de | |||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||
Nederlandse samenleving. Het is - thans in 2004 - bijna 30 jaar geleden dat een grote groep Hindostanen migreerde naar Nederland. Inmiddels worden de Hindostanen beschouwd als een groep die in de Nederlandse samenleving succes heeft geboekt. De gedenktekens zijn gerealiseerd door het Sarnami-instituut en werden namens de Hindostaanse gemeenschap aangeboden aan de gemeente Den Haag. Organisaties van Hindostanen spelen een belangrijke rol bij de instandhoudingen ontwikkeling van de Hindostaanse gemeenschap en cultuur.Ga naar voetnoot3 Immigranten en hun nakomelingen hebben vaak de behoefte om op de een of andere wijze wat hen bindt met elkaar te beleven. Meestal worden er momenten en plekken gecreëerd om elkaar te ontmoeten. Ontmoetingen kunnen plaatsvinden in familieverband of door het opzoeken van vrienden en kennissen dan wel door het bezoeken van (huwelijks)feesten. Velen blijken echter ook behoefte te hebben aan contacten buiten de kring van familie, vrienden en kennissen. Wanneer een groep een bepaalde omvang heeft, is de kans groot dat men kiest voor een organisatieverband. Van Daal (2002: 9) signaleert dat behoefte in Nederland aan ontmoeting vaak een belangrijke aanleiding is voor migranten om een zelforganisatie op te richten. Niet alleen de behoefte aan ontmoeting, maar ook de drang op te komen voor de belangen van de eigen (etnische) groep vormt dikwijls aanleiding een etnische organisatie op te richten. Dergelijke organisaties kunnen verschillende vormen aannemen. Hindostanen in Nederland kennen zoals de meeste gemeenschappen zowel formele als informele organisaties. Informele organisaties kennen een los verband; men komt veelal bij elkaar op momenten dat er behoefte is aan contact. Met name vanwege de ontmoetingsfunctie ervan spelen informele organisaties een belangrijke rol. Hoewel deze informele organisaties bij Hindostanen frequent voorkomen - denk bijvoorbeeld aan de groep personen die een huwelijksfeest of dansfeest organiseert, zal ik mij beperken tot de formele organisaties onder de Hindostanen. Dus laat ik de huwelijks- en dansfeesten die vooral bij jongeren een belangrijk onderdeel zijn van hun momenten van ontmoeting buiten beschouwing. De formele organisaties hebben doorgaans meer status maar kennen ook een sterkere gebondenheid van de leden en deelnemers. Formele organisaties | |||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||
hebben veelal de vorm van een vereniging of stichting. Het ontstaan van organisaties onder de Hindostanen brengt per definitie met zich mee dat het etnische aspect een belangrijk bindmiddel is. Deze organisaties kunnen verschillen naar type en functie. Zo zijn er politieke organisaties, gezelligheidsverenigingen, religieuze organisaties, culturele organisaties, sportorganisaties en tenslotte belangenorganisaties. Belangenorganisaties kunnen gericht zijn op primair één doel; een voorbeeld daarvan zijn de Hindostaanse vrouwenorganisaties die opkomen voor de emancipatie van Hindostaanse vrouwen. Vaak zijn belangenorganisaties professioneel en hebben ze een stichtingsvorm, waardoor zij makkelijker in aanmerking kunnen komen voor (overheids)subsidies. Politieke organisaties zijn vaak gericht op de politieke situatie in het land van herkomst. Studentenorganisaties zijn meestal gezelligheidsverenigingen en belangenorganisaties. Ze hebben soms een politieke functie. De verschillende organisaties kunnen met elkaar samenwerken om bepaalde doelen te realiseren. Dat kan variëren van behoud van de eigen culturele identiteit tot het opkomen voor het algemene belang. Deze organisaties van burgers kan men typeren als behorend tot de civil society (Janoski 1998: 12). De opkomst van organisatievorming onder de Hindostanen in Nederland blijkt nauw verweven te zijn met de omvang van de immigratie naar Nederland, de sociale samenstelling van de Hindostaanse groep en de rol en omvang van de civil society in de Nederlandse samenleving.Ga naar voetnoot4 In de periode voor 1973 was de geringe omvang van (de migratie van) Hindostanen en de sociale samenstelling van de Hindostaanse groep naar Nederland bepalend. De geringe omvang had tot gevolg dat er weinig organisaties ontstonden. Vanwege het relatief hoge opleidingsniveau in die tijd werden veelal politiek georiënteerde organisaties opgericht. Dit is de eerste fase van de Hindostaanse organisatievorming. In de tweede fase, de periode 1973-1990, was de hulpverlening en het welzijnswerk evenals de vestiging en inbedding van grote aantallen Hindostanen in de Nederlandse samenleving een bepalende factor voor de organisatievorming. In deze periode vond er immers een omvangrijke migratie van Hindostanen plaats. In het vestigingsproces dat daarna begon, bestond een grote behoefte aan hulpverlening en welzijnswerk. De mogelijkheden die daartoe door de overheid geboden werden, hadden eveneens tot gevolg dat het aantal Hindostaanse stichtingen toenam. In de derde fase, de periode na 1990, werd de dominantie van het welzijns- | |||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||
werk minder. Bovendien werd mede door het toegenomen opleidingsniveau, de verbetering van de maatschappelijke positie, de opkomst van de tweede generatie en ICT-ontwikkelingen de organisatievorming sterk geprofessionaliseerd. De Hindostanen maakten daarbij gebruik van de financieringsmogelijkheden die in Nederland aanwezig waren. Ook kwamen er nu organisaties op die niet afhankelijk waren van subsidies. | |||||||||||||||||||
Gemeenschapsvorming: de eerste faseIn de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw migreerden vooral Hindostanen uit de hogere sociale klasse naar Nederland. Meestal betrof het personen die in staat waren om de overtocht te betalen. In de meeste gevallen kwamen zij per schip naar Nederland. Naast gefortuneerde Hindostanen migreerden studenten en een gering aantal verpleegkundigen. Ook kwamen er lager geschoolden om te ‘studeren’. Zij kunnen echter beter omschreven worden als zogeheten ‘gelukzoekers’, omdat zij vaak migreerden om zich een betere positie te verwerven, terwijl zij studie als reden opgaven. Studeren gold immers als een respectabele reden om te migreren. In de jaren 1950 woonden naar schatting enkele honderden Hindostanen in Nederland. In de jaren 1960 nam de trek van de Hindostanen toe; het waren er echter niet meer dan een paar duizend. In 1968 bedroeg het aantal Hindostanen volgens een voorzichtige schatting 1300 (Van Amersfoort 1970). De meeste Hindostanen vestigden zich toen in Den Haag. Later leidde dat tot een zogeheten kettingmigratie: degenen die zich in Nederland gevestigd hadden, vingen de overgekomen familie en/of vrienden en kennissen op in de eigen woonplaats. Vervolgens bleven de meesten in de plaats van eerste vestiging wonen. Daarbij kwam dat met name de naar Suriname teruggekeerde afgestudeerde Hindostanen Den Haag aanprezen als een rustige en nette stad. Bovendien wordt beweerd dat bepaalde Hindostanen vooral vanwege hun affiniteit met het koninklijk huis (de stad van de Maharani) en hun aversie tegen Creolen minder vaak voor Amsterdam of Rotterdam hebben gekozen. Zo is Den Haag voor de Hindostanen de belangrijkste stad geworden en gebleven. Op dit moment wordt zij beschouwd als de hoofdstad van de Hindostanen in Nederland. Na 1968 ontstond er politieke instabiliteit in Suriname. Dit verhoogde de bereidheid om te migreren. In Nederland woonachtige familieleden, kennissen en vrienden informeerden de potentiële migranten en boden na aankomst hulp bij het vinden van werk en huisvesting. Ook de sociale voorzieningen in Nederland lokten een deel van de Hindostanen, zij het dat sommigen als primaire reden voor de emigratie de betere studiemogelijkheden noemden. Hoewel de Hindostaanse gemeenschap in de jaren 1960 nogal gering in omvang was, werden er toen al culturele bijeenkomsten georganiseerd door Hindostaanse verenigingen. In verschillende universiteitssteden zoals Wageningen, Leiden, Nijmegen, Utrecht en Groningen woonden Hindostaanse studenten. Daar ontstonden veelal informele organisaties. Verder was het | |||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||
ongebruikelijk dat Hindostanen vanwege van hun geringe aantal in de Surinaamse verenigingen met een algemeen karakter participeerden. Helaas zijn de meeste organisaties vanwege het losse verband en het ontbreken van documentatiemateriaal nauwelijks te traceren. Bekend zijn echter de organisaties van het eerste uur, zoals Manan in Den Haag, die op cultureel en op politiek terrein actief was, en HASAB (Hamarie Sabitha - onze zeden/gewoonten) in Amsterdam die zich beperkte tot de Hindostaanse cultuur. Ook bestonden politieke verenigingen, zoals VHP-Jongeren Nederland, en een enkele algemene verenigingen waarin vooral Hindostanen participeerden, zoals de Amsterdamse vereniging Retorica. Voorts ontstonden er enkele religieuze verenigingen en hadden Hindostaanse moslims al in die periode enkele moskeeën. De Hindostaanse moslims richtten reeds in 1968 het IGN (Islamitische Genootschap Nederland) op. In 1962 richtte de pandita Mataji D. Mangal samen met drie anderen de Arya Samaj vereniging ASAN (Arya Samaj Nederland) op.Ga naar voetnoot5 Toentertijd was het meestal behelpen waar het ging om de culturele en religieuze beleving. Men bezat nauwelijks een eigen ontmoetingsruimte. Ook ontstonden er sportverenigingen zoals de cricketvereniging Gandhi in Amsterdam en de voetbalvereniging Toofan in Den Haag. Toofan werd reeds in 1962 opgericht (Ramsahai 1989). Een bijzonderheid was dat er in de grote steden Hindostaanse films werden vertoond, hetgeen eveneens een zekere vorm van informele organisatie vooronderstelde. De organisaties werden vooral gedomineerd door Hindostaanse mannen en in het bijzonder studenten. Hindostanen die in deze periode in Nederland woonden schilderen meestal een zeer harmonisch beeld van hun gemeenschap. Volgens hen was er nauwelijks rivaliteit tussen personen en verenigingen. De Hindostaanse organisaties van voor 1973 hadden vooral de functie van gemeenschapsvorming en opvang van nieuwkomers. Daarbij speelde het aspect van de ontmoeting een belangrijke rol. In dit verband heeft vooral Manan als cultureel-politieke organisatie een belangrijke rol gespeeld. In 1963 heeft Manan ter herdenking van negentig jaar Hindostaanse immigratie van Brits-Indië naar Suriname een belangwekkend gedenkboek uitgebracht. | |||||||||||||||||||
Hulpverlening en identiteitsbeleving: de tweede faseDe toename van het aantal Hindostanen na 1973 had ook gevolgen voor de ontwikkeling van Hindostaanse organisaties in Nederland. Door de naderende onafhankelijkheid van Suriname kwam een massale trek naar Nederland op gang. In de jaren net voor de onafhankelijkheid kwamen meer dan 36.000 Hindostanen naar Nederland. Als gevolg van deze massale immigratie vond een opmerkelijke verandering plaats binnen de Hindostaanse gemeenschap. Voor 1973 kwamen vooral Hindostanen uit Paramaribo naar Neder- | |||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||
land. Zij behoorden vaak tot de hogere sociale lagen van Suriname. Na 1973 veranderde dat. Hindostanen die toen emigreerden waren veelal politiek getraumatiseerd vanwege de Creoolse dominantie in Suriname. Zij hadden nauwelijks behoefte om samen met Creolen een organisatie te vormen. Velen hadden huis en erf en soms hun perceel voor een appel en een ei verkocht of lieten dat na aan familieleden. Het waren vooral Hindostanen afkomstig van het Surinaamse platteland. Zij werden opgevangen in pensions en opvangcentra (sommige gebruikten abusievelijk de term ontvangstcentra). Deze centra waren opgezet in verschillende, meestal landelijke delen van Nederland. Na enige tijd kregen zij een woning, niet zelden buiten de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Hoewel Surinaamse welzijnswerkers tegen het ‘spreidingsbeleid’ te hoop liepen, bleken de Hindostanen die ‘gespreid’ werden zelf meestal minder kritisch. Op een kleine groep na die zich via allerlei methoden - bijvoorbeeld door een huwelijk -in Den Haag heeft weten te vestigen, bleef de meerderheid in de steden wonen waarin zij werd gehuisvest. Zo wonen er nog steeds Hindostanen in verschillende kleinere gemeenten verspreid over Nederland, zoals in Delfzijl, Winschoten, Smallingerland, Sneek, Dronten, Tiel, Wijchen, Woerden, Hoorn, Hellevoetssluis, Goes, Uden en Bergen op Zoom (CBS 2002). De Hindostaanse gemeenschap is naar schatting tussen 1973 en 1990 gegroeid met circa 80.000 personen. Bij de inburgering van een groot deel van deze Hindostaanse gemeenschap is het door de overheid gesubsidieerde welzijnswerk van groot belang geweest. Veel organisaties werden immers gedomineerd door het welzijnswerk en de hulpverlening. Voor een groot deel van de Hindostanen in de grote steden verliep de aanpassing relatief makkelijk. Men had Suriname verlaten met het doel zich voorgoed in Nederland te vestigen en greep elke mogelijkheid aan om geld te verdienen en zich op te bouwen. In de jaren 1970 en daarna ontwikkelden zich Hindostaanse gemeenschappen die mede vanwege het tolerante klimaat, de democratisering en overheidssubsidies in talloze organisaties, veelal in stichtingsverband, konden floreren. Na verloop van tijd verdwenen tal van deze stichtingen weer, onder andere door mismanagement en onderlinge ruzies. Op landelijk niveau kwam in 1978 de stichting Lalla Rookh tot stand, die zich bezighield met de belangenbehartiging van alle Hindostanen. Lalla Rookh werd de landelijke, professionele Hindostaanse organisatie die naast de Landelijke Federatie van Surinaamse Welzijnsorganisaties opereerde. In het kielzog van Lalla Rookh kwamen er in steeds meer steden concentraties van Hindostaanse stichtingen en samenwerkingsverbanden van de grond. In Den Haag werd bijvoorbeeld de federatie EEKTA opgericht, in Utrecht de federatie ASHA, in Rotterdam Sahara en het HCC (Hindostaans Cultureel Centrum). Hindostaanse organisaties hebben vaak met karige middelen en soms door panden te kraken ontmoetings- en gebedsruimten gerealiseerd. Illustratief is de totstandkoming van het HCC in Rotterdam. Er werd een pand in het havengebied gekraakt en na jarenlang gedogen en onderhandelen werd het | |||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||
HCC door de gemeente Rotterdam gelegaliseerd. Lange tijd stond dit HCC-pand bekend als Kraakpand. Vanwege de grote concentratie van Hindostanen in Den Haag had de Haagse Stichting voor Surinamers, en in het bijzonder het door deze belangenbehartigende stichting uitgegeven tijdschrift Aisa Samachar, grote invloed op de Hindostaanse gemeenschap. Ook buiten de grote steden doken Hindostaanse namen op, zoals de stichting Sambandh in Gelderland, Prem Samaadj in Schiedam, Jai Kisaan in Haarlem en de vrouwenorganisatie Abhilasa in Dordrecht. Hindostaanse sportorganisaties floreerden eveneens. Naast voetbalverenigingen moeten we ook denken aan damverenigingen en cricketverenigingen met namen zoals Kismet en Gandhi. Religieuze organisaties van Hindoes - van zowel de Sanatan Dharm als de Arya Samaj - kwamen op in de verschillende steden. Als gevolg van persoonlijke vetes en rivaliteiten ontstonden echter vaak afsplitsingen. Sommige organisaties zoals Jai Hanuman in de provincie Groningen en de landelijke organisatie Ganesh, die zich vooral bezig hield met hindoerituelen en crematie, profileerden zich sterk. Tussen de Hindostaanse moslimorganisaties (van zowel de soennitische als de ahmadiya-stroming) bestond onderling sterke verdeeldheid. Zij richtten zich met succes met name op de bouw en beheer van moskeeën (Ramsoedh 2002). De hindoe-organisaties streefden naar de bouw van authentieke mandirs, dat wil zeggen mandirs die qua bouw dan wel uit afbeeldingen herkenbaar zijn als hindoetempels. In tegenstelling tot de moslims is het de hindoes pas aan het eind van de jaren 1990 gelukt om uit eigen middelen enkele authentieke mandirs te realiseren, zoals in de Amsterdamse wijk Osdorp en in Den Haag (aan de Mijtenstraat). Een ander type organisatie dat een belangrijke rol gespeeld heeft in de emancipatie en inburgering van Hindostanen is de culturele vereniging. Deze hield zich vooral bezig met het organiseren van dans- en andere feesten. Dansfeesten zijn populair onder Hindostanen. In veruit de meeste gevallen bestond het voorprogramma van een culturele avond uit optredens en daarna was het dansen ‘tot bam’ op de tonen van Hindostaanse bands. Deze Hindostaanse muziekgroepen hadden veelal Engelse namen zoals the Indian Soul Brothers, Pandero, Indian Diamonds en Indian Eagles. Van belang is dat de openbare dansfeesten, naast de talloze bruiloftfeesten, de mogelijkheid hebben geboden om elkaar als man en vrouw op ontspannen wijze te ontmoeten en op die manier in de gelegenheid te komen om een (levens)partner te vinden. Bovendien neemt de laatste jaren het aantal bruiloftfeesten af, mede als gevolg van de hoge kosten en hogere eisen die gasten aan dit soort feesten stellen. Men wil onderhouden worden en niet al te lang luisteren en kijken naar de uitvoering van de verschillende huwelijksrituelen. Deze feesten speelden een belangrijke rol in de identiteitsbeleving en identiteitsvorming. Zo nam de populariteit van de Surinaamse Hindostaanse muziek een ongekende vlucht, met name de bathak gana en andere Hindostaanse dansmuziek. Dit genre kreeg later de naam chutney muziek, waarbij de | |||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||
(Creools) Caribische invloed merkbaar is. Vergeleken met de Indiase muziek is chutney muziek veel pittiger en leent het zich meer voor dansen. Met name Hindostaanse vrouwen wagen zich doorgaans eerder op de dansvloer. Dit werd door velen als teken van bevrijding of als emancipatie ervaren. De rol van het bezoek aan bioscopen waar Hindostaanse films werden vertoond - iets dat eveneens als een punt van ontmoeting fungeerde - verloor gaandeweg zijn betekenis door de introductie van de videorecorder. De dansfeesten boden soelaas voor de ontmoetingsfunctie. Daarbij boden ze gelegenheid tot het ophalen van herinneringen aan Suriname. Voorts kwamen organisaties van de grond die al dan niet op commerciële basis bustochten organiseerden naar het buitenland, vaak vergezeld van een bathak gana muziekgroep. Aanvankelijk leidden deze tochten naar Duitsland (er bestaat een Hindostaans lied waarbij de tekst verhaalt over het ‘laten zien van de Duitse grens aan de geliefde’), maar later werd Groot-Britannië een geliefd reisdoel. Daar werd vooral de wijk Southall in Londen bezocht. In Southall wonen namelijk heel veel mensen met een Indiase achtergrond. Nog later werden bustochten naar Frankrijk (Parijs) en Spanje populair. Bovendien nam de belangstelling toe voor groepsreizen naar India. Tenslotte moet de rol van de politiek-culturele organisaties niet onvermeld blijven. Bekend waren de organisaties Jumpa Rajguru (eind jaren 1970, begin jaren 1980), die de uitdrukking was van de Sarnami-beweging en de BSL (Beweging van Surinaamse Links). Hieraan waren de jongerenorganisatie Kamal en de vrouwenvereniging Ashanti gelieerd. Samen gaven zij de krant Sachai Tru uitgaven. Het zwaartepunt van deze organisaties lag in Den Haag. In 1988 gingen de laatstgenoemde twee organisaties op in de vereniging Surinen. Surinen is nog steeds actief. Zij organiseert onder meer (literaire) lezingen. Ook politieke partijen, met name de Nederlandse tak van de door de Hindostanen gedomineerde partijen in Suriname, de VHP en de HPP, waren behoorlijk actief in deze periode. Ook sportorganisaties speelden in deze fase een vooraanstaande rol. Bij deze sportorganisaties waren de voetbalverenigingen belangrijk. Vaak trokken gezinnen in het weekend naar de voetbalvelden waar de vrouwen en kinderen langs de rand van het voetbalveld met elkaar contact hielden. Sommige Hindostaanse voetbalverenigingen hadden een eigen sportkantine waar tijdens de zomer barbecue party's werden georganiseerd. Voetbalverenigingen hadden namen als Taqdier Boys, Neta Dal en Amar Deep. Onderstaand citaat geeft een sfeerbeeld van de rol van een (voetbal)verenigingsgebouw en de omgeving van het voetbalveld (Ramsahai 1990): ‘Het is net een grote tuin waar de kinderen kunnen spelen. Iedereen let op hen. Zij zijn kinderen van ons. De kinderen noemen de oudere mensen oom of tante. Het is eigenlijk een grote familie. Wanneer de mensen thuis niets te doen hebben komen ze hier om elkaar te ontmoeten. Men drinkt wat, er wordt over het voetballen gesproken en kinderen kunnen elkaar | |||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||
ontmoeten om met elkaar te spelen. Er wordt ook vaak eigen muziek gedraaid. Sommige mensen nemen hun zangvogels mee en vermaken zich kostelijk in het natuurlijk gebied. Het is een klein Suriname hier’. In de periode 1973-1990 zijn met name de welzijnsorganisaties en dan in het bijzonder de Landelijke stichting Lalla Rookh belangrijk geweest als belangenbehartigende organisatie. De Haagse Stichting voor Surinamers heeft via haar tijdschrift Aisa Samachar grote invloed in de Hindostaanse gemeenschap gehad. Er ontstonden ook veel stichtingen die vooral van overheidssubsidie afhankelijk waren. Organisaties die uitsluitend van middelen van leden konden bestaan waren er nog nauwelijks, behalve dan de sportorganisaties. Religieuze organisaties kwamen eveneens op, meestal als eerste. Lange tijd waren zij nauwelijks geprofessionaliseerd en exploiteerden zij op improvisorische wijze hun religieuze ruimten. Ook deze organisaties vervulden een belangrijke rol ten aanzien van hulpverlening, in het bijzonder ten aanzien van het wegwijs maken in Nederland en het bieden van mogelijkheden tot identiteitsbeleving. | |||||||||||||||||||
Professionalisering en netwerkvorming: de derde faseRond 1990 voltrok zich een aantal ontwikkelingen die van grote invloed zijn geweest op de organisatievorming onder Hindostanen in Nederland. Begin jaren 1990 begon door de herstructurering van het welzijnswerk en door bezuinigingen in het zogeheten categorale werk de dominantie van welzijns- en hulpverleningsorganisaties in de Hindostaanse gemeenschap af te nemen. Aparte subsidiepotjes voor verschillende etnische groepen werden minder en verkapte financiering van de (dans)feesten door culturele subsidies, werd moeilijker. De professionals van de landelijke organisatie Lalla Rookh werden ondergebracht in FORUM, het nieuwe landelijke expertisecentrum voor minderheden. Waren in de jaren 1970 en 1980 talloze Hindostanen werkloos, mede als gevolg van de economische recessie, in de jaren 1990 verbeterde die situatie zich sterk. De werkloosheid onder Surinamers daalde tussen 1985 en 1995 van 26 naar 16 procent. In 1998 nam de werkloosheid verder af tot tien procent. In 2001 bedroeg de werkloosheid onder Surinamers slechts zes procent en onder autochtonen drie. Als gevolg van de economische tegenwind is werkloosheid onder Surinamers inmiddels weer gestegen. Ook het opleidingsniveau van de Hindostanen nam gaandeweg toe. In 1998 had van de niet-schoolgaande Hindostanen circa tien procent een hoger opleidingsniveau (HBO of academisch). Het inkomen van Hindostanen steeg eveneens en veel van hen verhuisden naar de middenklassenwijken buiten de grote steden, waaronder Zoetermeer, Capelle aan de IJssel, Nieuwegein en Almere. De Hindostaanse gemeenschap werd gaandeweg welvarend. Dat kreeg onder andere uitdrukking in een soms zeer frequent bezoek aan India, Suriname en andere landen waar Hindostanen wonen. Zoals eerder opgemerkt, voltrok zich na 1990 een professionalisering van de | |||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||
organisaties die de Hindostaanse cultuur en religie bevorderden. De religieuze organisaties kregen vertakkingen en mede onder aandrang van de overheid naar meer samenwerking ontstonden er nieuwe samenwerkingsverbanden in de toch doorgaans organisatorisch sterk verdeelde Hindostaanse gemeenschap. Bij de Arya Samaj fungeerde een van de oudste verenigingen, de ASAN in Den Haag, aanvankelijk als de landelijke vereniging, maar in 1987 ontstond de landelijke koepelorganisatie FAS-NED, die 25 regionale lidorganisaties van de actieve Arya Samaj gemeenschap vertegenwoordigt. Bij de Sanatan Dharm gaat de ontwikkeling naar een landelijke representatieve organisatie moeizamer. Een belangrijke nieuwe trend is het ontstaan van de zogenaamde karmavadische groep binnen de Sanatan Dharm. Deze groep verwerpt het op erfelijkheid gebaseerde kastenstel en accepteert vrouwelijke pandits (pandita's). Zij vindt dat de verdienste (karma) bepaalt tot welke groep of kaste men behoort, dit in tegenstelling tot de behoudende groep die uitgaat van de geboorte. Daarom kunnen in behoudende kring alleen brahmanen het ambt van pandit uitoefenen. De karmavadische stroming afficheert de behoudende groep als janmavadisch (dat betekent ‘op erfelijkheid en geboorte verworven positie’) (Bakker 2003: 102-103). De Arya Samaj verwerpt het kastenstelsel als indelingsprincipe van mensen en is expliciet in de erkenning van de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw en de autoriteit van de Veda's als grondslag voor het hindoeïsme (Bakker 2003: 36-41). De verdeeldheid binnen de hindoegemeenschap en organisaties heeft ertoe geleid dat pas na tien jaar onderhandelen de landelijk representatieve Hindoeraad Nederland (HRN) tot stand kwam (Bakker 2003: 100). De HRN treedt op als gesprekspartner van de overheid en beschikt over een eigen secretariaat. Tijdens de installatie van de HRN in 2001 waren weliswaar alle belangrijkste hindoestromingen in het bestuur vertegenwoordigd, maar vrouwen ontbraken erin. In 2002 is namens de Arya Samaj ook een vrouw opgenomen in het algemeen bestuur van HRN. Voorts zijn er organisaties van kleinere Hindoestromingen zoals de groep met aanhangers van Shri Satya Sai Baba, de Brahma Rishi Mission en de Hare Krishna. Ook moet de opkomst van spirituele organisaties onder Hindostanen worden gemeld, waaronder Transcendentale Meditatie (TM). Tenslotte bestaat er een stichting NOHG (Nederlandse Opleiding Hindoe Geestelijken) die in samenwerking met de Haagse Hogeschool hindoe geestelijken opleidt (uitgebreider hierover Bakker 2003: 98-100). De organisatiegraad onder Hindostaanse moslims is hoog. Naar schatting wonen in Nederland circa 30.000 Hindostaanse moslims van Surinaamse afkomst.Ga naar voetnoot6 De meesten, de soennieten, oriënteren zich op de Berelwi-school. Deze school verdedigt vormen van volksvroomheid en vereert bepaalde isla- | |||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||
mitische mystici, de pirs die een belangrijke plaats innemen na de profeet Mohammed. Bovendien beschouwen zij de geboortedag van Mohammed ook als een belangrijke islamitische hoogtijdag. De benaming Berelwi-school is ontleend aan de naam van de oprichter Mewlana Ahmad Riza Kan (1856-1921) uit Bareilly in India. In de loop van jaren 1980 zijn de Hindostaans-islamitische organisaties in toenemende mate onder invloed gekomen van Pakistaanse voorgangers (Landman 212-222, 229; Bakker 2002: 68, 70). De reformistische ahmadiyya stroming, die zich baseert op de leer van hun geestelijk leider Mirza Ghulam Ahmad, vormt onder de Hindostaanse moslims een minderheid van circa dertig procent. Ghulam Ahmad leefde tegen het einde van de negentiende eeuw in Pakistan en stond een progressieve vorm van de islam voor. Sinds de jaren 1970 wordt de ahmadiyya beweging zwaar bestreden door voormannen van de soennieten, daarin op hun beurt aangevoerd door Pakistaanse ulama's (Landman 1992: 210; Van Heelsum 2002: 16, 17; Bakker 2002; 68, 70). In 2002 telde de ahmadiyya stroming vijftien organisaties. De soennieten hebben circa 41 religieuze organisaties. Beide hebben hun eigen landelijke organisaties. De ahmadiyya stroming heeft twee koepelorganisaties, waaronder de Federatie Ahmadiyyah Anjuman Isha'at Islam. De soennitische stroming heeft drie landelijke organisaties, waaronder de Stichting Welzijn Moslims in Nederland (SWMN). De Hindostaanse moslimgemeenschap beschikt over verschillende moskeeën, waaronder de bekende Taibah-moskee in de Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost en Noeroel Islam moskee in Den Haag. De verhoudingsgewijs kleinere Hindostaanse moslimgemeenschap is er beter in geslaagd gebedshuizen te realiseren dan de Hindoe gemeenschap. Professionalisering van Hindostaanse organisaties heeft eveneens vorm gekregen in de oprichting van eigen basisscholen. De SHO (Stichting Hindoe Onderwijs) beschikt over drie basisscholen op Hindoe grondslag: de Shri Vishnu school in Den Haag, de Laxmi school in Amsterdam en een school in Rotterdam.Ga naar voetnoot7 Daarnaast wordt Hindi onderwijs verzorgd door stichtingen als onder meer de Stichting Hindi Nederland. De Hindostaanse moslims beschikken over drie islamitische basisscholen, waaronder de As Soefa school in Amsterdam-Zuidoost. Een mijlpaal in de professionalisering is de totstandkoming van de Organisatie voor Hindoe Media afgekort OHM. OHM is omroep die vanaf 1993 wekelijks op de televisie en radio programma's uitzendt vanuit hindoe-optiek. Via OHM en het omroepblad OHM Vani wordt zowel de brede Nederlandse samenleving als de hindoegemeenschap op de hoogte gehouden over het hindoeïsme. De Nederlandse Moslim Omroep (NMO) speelt een soortgelijke rol met betrekking tot de moslimgemeenschap. Hindostaanse moslims zijn prominent vertegenwoordigd in het bestuur en het medewerkersbestand van de NMO. | |||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||
Vòòr 1993 waren - aanvankelijk illegaal - Hindostaanse radiozenders actief. Tegenwoordig zijn in alle grote steden de Hindostaanse radiozenders met namen als Amor, Paigham, Sangam, Surya en Sitara, die zowel in het Sarnami-Hindi als in het Nederlands uitzenden, nogal populair onder de Hindostanen. Door deze radiozenders wordt de Hindostaanse gemeenschap op de hoogte gebracht van belangrijke familieberichten rondom overlijden, huwelijk, verjaardagsfeesten, dansfeesten, hoogtijdagen, en niet in de laatste plaats het laatste nieuws over de meest recente Hindostaanse liederen en films. Op deze zenders worden discussies gehouden en maatschappelijke problemen worden besproken. De radiozenders hebben een hoge luisterdichtheid en grote impact op de identiteitsbeleving. De toegenomen welvaart onder Hindostanen maakte het mogelijk dat Hindostanen initiatieven ondernamen om projecten in het buitenland te ondersteunen. De medefinancieringsorganisatie Hindoe Moslim Ontwikkelingssamenwerking (HIMOS) ondersteunde vooral ontwikkelingsprojecten in India en Suriname. HIMOS is na enige tijd opgegaan in een nieuwe organisatie, het Seva-netwerk. Na 2000 is de opkomst waar te nemen van fundraising organisaties en organisaties die zich inzetten voor de zorg voor de zwakkeren. Er worden fundraisingparty's georganiseerd, waarbij geld wordt ingezameld voor sociale projecten in Suriname, zoals de bouw van een Hindostaans weeshuis, het plegen van achterstallig onderhoud aan het ontmoetingcentrum Lalla Rookh in Suriname of een aantal sociale projecten in Nickerie. Ook wordt geld ingezameld bij rampen om de getroffen bevolking in met name India te ondersteunen. De organisatiegraad onder de Hindostaanse gemeenschap is door deze activiteiten toegenomen. Bij de Hindostaanse ouderen neemt de organisatiegraad eveneens toe. De woon- en zorgcentra en groepswonenprojecten voor Hindostaanse ouderen in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam dragen aan die hoge organisatiegraad bij. In 2002 is de Nederlandse Hindoe Ouderen Bond (NEHOB) opgericht. In 2003 is een zogeheten zendende instantie voor pandits in de krijgsmacht en penitentiaire instellingen opgericht. De moslims hebben nog geen zendende instantie gerealiseerd. Het is opmerkelijk dat er weinig organisaties van Hindostanen bestaan die voor de sociaal en fysiek zwakkeren zorgdragen. Er zijn bijvoorbeeld geen Hindostaanse adoptieverenigingen, opvang voor (drugs) verslaafden of mishandelde vrouwen/meisjes en gehandicapten, terwijl binnen de Hindostaanse gemeenschap de behoefte aan opvang wordt gesignaleerd. Als gevolg van de stijging van het opleidingsniveau ontstond ook binnen de Hindostaanse groep de behoefte om zich te onderscheiden. De tendens is dat ontspanning en ontmoeting binnen de Hindostaanse gemeenschap steeds meer in gescheiden circuits plaatsvindt en sterk afhankelijk is van het genoten opleidingsniveau. Sommige verenigingen krijgen daardoor het aureool van exclusiviteit en een elitair imago. Dit verklaart de opkomst van Hindostaanse verenigingen die zich richten op hoger geschoolde Hindostanen. In dit verband | |||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||
kunnen worden genoemd de muzieksociëteit Tagore en de organisatie Arth, beide opgericht in 1997. Vermeldenswaard is de oprichting van een organisatie van Hindostaanse academische vrouwen. Andere verenigingen die tot dit type Hindostaanse organisaties kunnen worden gerekend zijn de Hindostaanse studentenverenigingen, bijvoorbeeld de landelijke vereniging van Hindoe studenten, de vrouwenvereniging Sitara in Amsterdam, de jongerenorganisatie Vedic Youth Netherlands en de jongerenorganisatie Sahaita. Hindostaanse ondernemers hebben ook hun eigen verenigingen opgericht, bijvoorbeeld Vastgoed Partners in Den Haag. De openbare dansfeesten worden nog steeds georganiseerd, maar zijn nu commercieel opgezet en worden vooral bezocht door veelal laag geschoolde jongeren. De scheiding tussen hoger- en lagergeschoolde Hindostanen met betrekking, tot de ontspanningsactiviteiten wordt echter doorbroken tijdens de zogeheten milans of mela's die in de zomer worden georganiseerd in verschillende steden. Honderden Hindostanen ontmoeten elkaar in parken of hallen, veelal onder het genot van muziek, tropisch fruit en Hindostaanse hapjes. Ook het Hindostaans filmfestival in Den Haag en de verschillende shows van Indiase artiesten en de ‘miss Hindustani’ of ‘miss India Holland’-verkiezingen zijn massaal bezochte evenementen. De viering van religieuze feesten als phagwa en divali draagt er eveneens toe bij dat Hindostanen van verschillende opleidingsniveaus met elkaar in kontakt komen. Een nieuwe organisatievorm is ontstaan door de ICT-mogelijkheden. Internetsites zoals Radha.nl. zorgen voor kontakten tussen potentiële huwelijkspartners. Radha dating party, waar de charters en bezoekers van de site elkaar kunnen ontmoeten en relaties aanknopen, biedt dezelfde mogelijkheden. De sites Hindustani.nl en Kaise.nl geven informatie over allerlei zaken die Hindostanen interesseren, van de laatste muziekhits tot nieuws over Suriname. Er ontstaan Hindostaanse communities die met elkaar in contact staan. Ook bestaan er cultuurmagazines zoals Surya media.nl. De mogelijkheden die internet biedt zorgen ervoor dat veel Hindostanen snel, makkelijk en op toegankelijke wijze informatie krijgen over de Hindostaanse cultuur en de Hindostaanse wereld gemeenschap. Deze mogelijkheden tot communicatie hebben geleid tot versnelling en versterking van de identiteitsbeleving bij een deel van de Hindostanen dat op India is gericht. Er bestaan tevens Hindostaanse bladen, zoals Sushique dat zich richt op glamour (in 2004 opgeheven), terwijl het blad Hindorama een bredere scope heeft. Tenslotte zijn er ook Hindostaanse instituten opgericht die de culturele erfenis en geschiedenis willen documenteren. Genoemd kunnen worden het Sarnami instituut, Amrit consultancy die de database van Hindostaanse contractarbeiders heeft ontsloten en het dr. Jnan Adhin instituut (JAI) dat in 2004 een Sarnami woordenboek heeft uitgegeven. Steeds meer voelt de Hindostaanse groep zich behorend tot de grote diasporagemeenschap van mensen met wortels in India, of zoals zij in India worden aangeduid: People of Indian Origin (PIO). Dat wordt mede gestimuleerd | |||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||
door de verschillende dansscholen waar vooral Hindostaanse meisjes klassieke Indiase dansen leren. Daarnaast bevolken diverse toneelverenigingen het organisatielandschap van Hindostanen. Door de vele Hindostaanse organisaties is de netwerkvorming onder Hindostanen toegenomen. Ook buiten Nederland worden netwerken ontwikkeld. Er bestaan stichtingen die internationaal gelieerd zijn, waaronder de Vishva Hindu Parishad Nederland (VHPN), de Nederlandse afdeling van een internationale organisatie van Hindoes (Bakker 2003: 99). In januari 2003 werd in New Delhi de eerste Indiase diasporaconferentie gehouden. Uiteenlopende Hindostaanse organisaties en vertegenwoordigers uit Nederland waren daar aanwezig. Organisatienetwerken zijn mede door de ICT-mogelijkheden cruciaal geworden voor de instandhouding en verdere ontwikkeling van de Hindostaanse gemeenschap en cultuur. | |||||||||||||||||||
ConclusiesEind 2002 bestonden er naar schatting 397 organisaties van Surinaamse Hindostanen (van Heelsum 2002). Dit zijn slechts de formele en bekende organisaties. Het aantal organisaties onder Hindostanen is vermoedelijk hoger; niet alle organisaties zijn actief. De organisatievorming onder Hindostanen heeft zich voltrokken in verschillende fasen waarbij gemeenschapvorming, vervolgens hulpverlening en belangbehartiging en tenslotte professionalisering en netwerkvorming belangrijke ambities zijn geweest. Er zijn verschillende typen organisaties ontstaan variërend van religieuze tot sportorganisaties. Drie factoren hebben door de jaren heen een belangrijke rol gespeeld in de organisatievorming onder Hindostanen. Ten eerste de relatie met Suriname. Ten tweede de identiteitsbeleving en ten derde emancipatie in casu hulpverlening en belangenbehartiging. Dit betekent niet in dat in deze drie perioden uitsluitend deze factoren van belang waren. Andere factoren speelden ook, zij het een minder belangrijke rol. In de eerste fase (tot 1973) van organisatievormen speelde de relatie met Suriname en in het bijzonder de beïnvloeding van de politieke situatie in Suriname een belangrijke rol. Voorts was de identiteitsbeleving en in het bijzonder de ontmoeting in een Hindostaanse setting van belang. Manan was in deze periode een belangrijke organisatie. In de tweede fase (1973-1990) was de emancipatie en in het bijzonder de hulpverlening en belangenbehartiging een belangrijke factor voor de organisatievorming. De landelijke organisatie Lalla Rookh en de regionale welzijnsstichtingen hebben een belangrijke rol gespeeld om de massale immigratie, vestiging, opvang en inpassing in de Nederlandse samenleving in goede banen te leiden. De identiteitsbeleving en met name het verwerven van ontmoetingsruimten om te elkaar ontmoeten in een ontspannen setting van dansfeesten en culturele activiteiten, was belangrijk. De turbulente, politieke ontwikkelingen in Suriname, waaronder de staatsgreep en de decembermoorden leidden ertoe dat een deel van de Hindostanen via allerlei politieke vertakkingen een | |||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||
grotere betrokkenheid nastreefden met partijen in Suriname. Bij een ander deel van de Hindostanen veroorzaakte het politiek cynisme en een afnemende betrokkenheid bij Suriname. In derde fase (1990-2003) vindt een afbouw van de hulpverleningsfunctie plaats gevolgd door de opkomst van professionalisering en netwerkvorming. Ook de oriëntatie op Suriname wordt minder en mede door ICT-ontwikkelingen neemt de oriëntatie op India toe. Internet, het snel en mooi kunnen opmaken van folders voor dansfeesten en optredens bijvoorbeeld die meer glamour suggereren dan in feite wordt waargemaakt en de opkomst van Hindostaanse televisie- en radiozenders hebben een identiteitsversterkende invloed. Hierbij moet worden bedacht dat dit niet geldt voor alle Hindostanen. Een deel van de Hindostanen is westers georiënteerd en identificeert zich nauwelijks met de Hindostaanse cultuur. Voorts is een deel van Hindostanen meer Surinaams georiënteerd; zij zijn lid van algemeen Surinaamse verenigingen en zijn vaak op Suriname georiënteerd. Een groot deel van de Hindostaanse gemeenschap is echter steeds meer op India en gaandeweg georiënteerd geraakt op de wereldgemeenschap van mensen met een Indiase achtergrond. Professionele hindoe- en moslimorganisaties spelen in deze periode een belangrijke rol. Tenslotte blijkt onder de Hindostanen de laatste jaren elitevorming plaats te vinden. De vereniging Manan door studenten en academici opgericht, concentreert zich wat betreft haar activiteiten nog steeds op de brede Hindostaanse gemeenschap en ontwikkelingen in Suriname. De academische vereniging Arth daarentegen heeft een exclusief karakter en richt zich wat betreft activiteiten op een selecte groep en wat betreft informatie meer op de Indiase diaspora dan op Suriname. De toename in aantal van de Hindostaanse gemeenschap, het toegenomen opleidingsniveau en de ICT-ontwikkelingen, waardoor de communicatie en de toegang tot de Hindostaanse cultuur is vergemakkelijkt, verklaren het verschil in oriëntatie van deze twee Hindostaanse verenigingen die wat betreft hun opkomst en activiteiten 25 jaar van elkaar zijn verwijderd. At met al kan worden geconstateerd dat de Hindostaanse organisaties door de jaren heen verschillende functies hebben gehad. Als rode draad is de ontmoetingsfunctie te herkennen. Op eigen wijze en vaak met vallen en opstaan hebben de Hindostaanse organisaties bijgedragen aan de vooruitgang van Hindostanen en instandhouding en uitbouw van de Hindostaanse cultuur en gemeenschap. | |||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||
Dr. Chan. E.S. Choenni (Paramaribo, 1953) studeerde politicologie en wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is werkzaam bij het ministerie van justitie als coördinerend beleidsmedewerker strategie, onderzoek en communicatie. In 2003 publiceerde hij samen met Kanta A. Adhin het boek ‘Hindostanen, Van Brits-Indisch emigrant via Suriname tot burger van Nederland’ (Den Haag: Sampreshan 2002). |
|