| |
| |
| |
Berichten & Commentaar
Rectificatie
Het artikel ‘De Saramakaanse vrede in het Sranantongo’ (opgenomen in de Oso 2000-2) is geschreven door Wim Hoogbergen & Thomas Polimé, zoals aangegeven staat in de inhoudsopgave. Helaas stond bij het artikel zelf een foutieve auteurs vermelding (Okke ten Hove & Thomas Polimé). Onze excuses aan Wim Hoogbergen, die als eindredacteur van dit blad natuurlijk wel een beetje beter had mogen opletten bij de correctie van de drukproeven.
| |
Herinneringen aan Eddy Bruma
Frank W. King
In de zomer van vorig jaar zocht ik beschutting tegen de verzengende hitte, onder de serre van zijn statige kantoorpand in de binnenstad van Paramaribo. Advocatenkantoor mr. E.J. Bruma stond op een gepoetste koperen plaat gegrift aan de gevel van het pand. Ik kon de verleiding niet weerstaan om het gebouw te betreden. Een Javaanse secretaresse sprak mij aan vanachter een glazenbalie. Ik wilde slechts een kort gesprek hebben met mr. Bruma. Ik had vooraf geen afspraak gemaakt, het gesprek zou gaan over... dat wilde ik zelf in persoon aan hem vertellen. De secretaresse liet mij niet door, ik diende eerst een afspraak te maken. Uiteindelijk, na veel gedelibereer en op en neer geloop, gelukte het mij mr. Bruma te spreken. Het moment leek welhaast een in vervulling gegane kinderwens, die de architect van de Srefidensi, de onafhankelijkheid van Suriname, mocht spreken.
Meester Bruma ontving mij hartelijk terwijl hij aan de lunch zat. Al knabbelend aan zijn Surinaamse puntje zaten wij bijkans een uur te praten. Hij legde zijn oren goed te luisteren, knikte zo nu en dan instemmend als ik mijn voorstellen ontvouwde. Een hindostaanse en creoolse kantoorgenoot kwamen willekeurig de kamer binnen wandelen en vernamen van Bruma wat mijn plannen waren, en dat hij zich daarmee kon verenigen. Wij beloofden elkaar dat wij elkaars cliënten desgewenst juridisch zouden bijstaan, dat ik in Nederland zijn cliënten in hun verblijfsrechtelijke zaken zou bijstaan, en dat hij voor mijn cliënten in Paramaribo zou optreden. Ik zou het een en ander op schrift stellen, onder vermelding van enige referenties, zodat hij kon nagaan of mijn bedoelingen loepzuiver waren.
Mijn blikken doorzochten zijn werkkamer. Aan het plafond bungelde een kreukvrije toga die gehuld was in een transparante plastieken hoes. Sinds het acht decemberdrama in 1982 oefende mr. Bruma met waardigheid zijn nobele beroep uit als advocaat voor de burgerij. Door mijn vorige beroep als rechtszaalverslaggever kwam ik dichter op de huid van mr. Bruma te zitten. Ik herinnerde mij het geval in de rechtszaal van een oude Hindostaanse onderwijzer die zijn zoon, een eerstejaarsstudent Journalistiek, met een jachtgeweer heeft doodgeschoten omdat deze in een vlaag van bandeloosheid de liefde had bedreven met een nog maagdelijke jonge Hindostaanse vrouw. Zijn raadsman, mr Bruma, voerde een spektakel op. Ik schreef mijn pen leeg aan de stortvloed van woorden die over mij heen kwamen. Wat had deze cliënt tot een dergelijk daad begeesterd? Ik zag hoe de rechter na het pleidooi van Bruma door twijfel werd overmeesterd. De rechter was weken later tot zijn oordeel gekomen. Het vonnis was een straf op maat.
Ik heb evenzeer in mijn nadagen als verslaggever in de rechtszaal meegemaakt het geval van een Afro-Franse schrijver, die naar Suriname was afgereisd om er een boek te schrijven over de nazaten van de gevluchte negerslaven. Deze schrijver werd betrapt in het bezit te zijn van
| |
| |
verdovende middelen, wat een overtreding betekende van de Surinaamse narcotica-wetgeving. Hij hoefde enkel zijn tijd in voorarrest door te brengen in een krapbemeten overbevolkte cel om daarna, na het zakelijke pleidooi van mr. Bruma, zijn vrijspraak te horen vonnissen. Bruma liet de rechter het boek zien dat deze schrijver reeds op zijn naam had staan en het manuscript over Suriname dat al welhaast af was. En nu besefte ik dat ik heimelijk met hem had mee gepleit, zij het met de pen.
Tijdens mijn studie aan de Vrije Universiteit las ik, vanwege voorbereidingen op mijn eindscriptie, over zijn nationalistische gedrevenheid, dat onafhankelijkheid zijn droom was, dat hij, toen zijn politieke partij [PNR] in 1973 deel uitmaakte van de regeringscoalitie de Nederlandse delegatie met onder andere Jan Pronk en Joop de Uyl onder druk zette door te dreigen dat hij de onderhandelingstafel zou verlaten als zijn wensen niet zouden worden vervuld. Zijn leermeester prof. mr. de Gaay Fortman sr vond hem reeds als student op de Vrije Universiteit een opmerkelijke persoonlijkheid. Echter, Hindostaanse landgenoten waren hem onwelgevallig omdat zijn nationalistische ideeën hen beangstigden. Meester Bruma dichte en schreef zijn volk bij elkaar dat het een aard had. Hij stichtte later een volksbeweging, die hij ‘Wie egi sani’ noemde, ‘Ons eigen erfgoed’. In archiefbeelden zag ik hoe hij met gebalde vuisten op een podium op de dag van de soevereiniteitsoverdracht de Surinaamse burgerij in de victorie van de onafhankelijkheid opzweepte.
In mijn onbedorven puberale jaren was meester Bruma minister van Economische Zaken. Om de noodlijdende enige Surinaamse suikerfabriek, Mariënburg, voor de ondergang te behoeden bedacht hij een volksplan die hij tooide met de spreuk: kapoe tjing a no sjing, wat zoiets betekent als: ‘het is geen schande om suikerriet te kappen’. Hiermee bracht Bruma een heuse volksbeweging op gang. Zelf kon hij geen suikerriet helpen kappen omdat - zo vertrouwde hij een tv-journalist toe - hij in een schietincident tijdens een overval aan zijn hand gewond was geraakt. Mariënburg had het overleefd, de plantage was gered en de machines draaiden daarna op eigen wieken nog jaren door.
Na de verkiezingen van 1977 trok Bruma zich terug uit de actieve politiek. Na de staatsgreep in 1980 was hij kabinetsformateur. Toen de voor een tijdje verboden oude politieke partijen de politieke arena weer mochten bestijgen sprak Eddy Bruma het volk publiekelijk voor het laatst toe, volgens het vuurvaste ritueel: op populistische wijze, met steken onder water. Zijn imago was niet beschadigd en zijn blazoen was smetteloos gebleven. Hij was anders dan vele landgenoten niet naar het buitenland gevlucht toen de onafhankelijkheid Suriname niet die welvaart opleverde die ervan verwacht werd.
Nog enige maanden geleden onderhielden wij zowel telefonische als schriftelijke contacten. Volgend jaar, zo had ik het plan gevat, zou ik mr. Bruma weer opzoeken op zijn kantoor in Paramaribo, om wat bij te praten, inzichten uit te wisselen, evenwicht te zoeken en steun te vinden. Maar toen benauwde mij het ongerijmde bericht, dat meester Bruma de worsteling van een roofoverval niet had overleefd. Hij stierf in het harnas van wie egi sani, zijn eigen erfgoed, het land dat hij heeft helpen bevrijden van een overzeese koloniale heerschap.
| |
In memoriam Pater C.J.M. de Klerk (CssR.)
Freek Bakker
Op 7 mei 2001 overleed pater Cornelis Johannes Maria de Klerk. Hij werd 98 jaar. Pater De Klerk genoot in Suriname grote bekendheid onder hindostanen, en dan vooral onder de hindoes. Door velen van hen wordt nog altijd met groot
| |
| |
respect over hem gesproken, terwijl hij al in 1953 Suriname verliet.
Pater de Klerk werd in 1903 geboren in Noordwijkerhout. Hij wilde eerst naar de kweekschool om onderwijzer te worden, maar een vriend van hem stimuleerde hem zich aan te sluiten bij de Redemptoristen, de congregatie die zich wijdt aan de bekering tot het rooms-katholicisme. In 1922 trad De Klerk in en zes jaar later, op 26 september 1928, werd hij tot priester gewijd. Hij had in de jaren daarvoor een studie filosofie en theologie voltooid. In 1930 vertrok hij naar Paramaribo, waar hij op 3 oktober aankwam. Hij werd kapelaan in de Bonifatiusparochie. In 1933 ging hij naar Nickerie, waar hij zeven jaar zou blijven. In Waldeck bouwde hij het Heilige-Geestkerkje.
Op 11 maart 1940 keerde hij voor vakantie terug naar Nederland. Vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kon hij niet terug naar Suriname. Hij begon een universitaire studie in Leiden, Amsterdam en Utrecht. In 1945 maakte hij een begin met de voorbereidingen voor een dissertatie over het hindoeïsme in Suriname. In 1946 keerde hij vervolgens terug naar Suriname voor vervolgonderzoek.
Over zijn proefschrift vertelde hij: ‘Ik probeerde als Christen te begrijpen wat het Hindoeïsme is. Ik heb getracht een eerlijk en positief portret te geven van het Hindoeïsme zoals dat in deze beleden werd door de Hindoestanen in Suriname. (...) Ik heb zoveel mogelijk plechtigheden bezocht en bezoekers en pandits gesproken. Hun informatie heb ik gelegd naast de informatie die ik gehaald heb uit de literatuur. Zo heb ik een beeld geconstrueerd over het Surinaamse Hindoeïsme’ (Hira, 1998: 6). Een vriend van mij herinnert zich nog goed hoe hij pater de Klerk achter op zijn bromfiets over de dijkjes van de polders in Nickerie voerde om hem van de ene pandit naar de andere te brengen. En wie het voorwoord in De Klerks boek leest, stuit op een indrukwekkende reeks van inderdaad de meest vooraanstaande pandits die Suriname in die periode telde. Op 14 maart 1951 was het zover. Pater De Klerk promoveerde in Leiden. Maar het materiaal voor het proefschrift was zo omvangrijk dat besloten werd de oorspronkelijke studie in twee delen uit te brengen. Alleen het tweede deel zou als dissertatie dienst doen. De titel daarvan was Cultus en ritueel van het Orthodoxe Hindoeïsme in Suriname. Het eerste deel, oorspronkelijk bedoeld als inleiding op het tweede deel, werd twee jaar later in 1953 als afzonderlijk boek uitgegeven onder de titel De Immigratie der Hindostanen in Suriname. Beide boeken gelden als standaardwerken. Uitgeverij Amrit in Den Haag bracht in 1998 ter gelegenheid van de herdenking van 125 jaar immigratie van Hindostanen in Suriname beide boeken in één volume uit waarin ook een korte inleiding is opgenomen over het leven van pater De Klerk.
Na zijn promotie keerde De Klerk terug naar Suriname, maar in 1953 vertrok hij weer naar Nederland, waar hij benoemd was tot retraitepater van het Petrus-Canisius-Retraitehuis van de Redemptoristen in Bergen (NH).
In feite is het een wonderlijke zaak dat deze geleerde en tevens geestelijke na het voltooien van zijn proefschrift slechts twee jaar in Suriname gewerkt heeft, want De Klerk was aan het begin van de jaren vijftig waarschijnlijk de
| |
| |
meest gekwalificeerde theoloog, die de rooms-katholieke kerk bezat voor de contacten met hindoes in Suriname.
In Hindorama (2001: 19) schreef de historicus Hans Ramsoedh: ‘Volgens mensen die hem persoonlijk hebben gekend, zou zijn vertrek uit Suriname door de hoogste kerkelijke autoriteiten zijn gelast vanwege zijn al liberale opvattingen over het hindoeïsme.’ De rooms-katholieke kerk was blijkbaar nog niet toe aan de openheid waarmee De Klerk hindoes tegemoet trad.
Ook in Nederland was De Klerk toen hij daar in 1953 aankwam de theoloog met de beste achtergrond voor het opbouwen van goede contacten met hindoes, maar in die tijd woonden nog heel weinig hindostanen uit Suriname in Nederland.
In Suriname was De Klerk voorstander van een evangelisatiemethode waarbij het christendom werd gezien als een verrijking van het eigen hindoeïstische cultuurbezit. In 1942 schreef hij: ‘De taak van de Christen-missionaris is aan te toonen dat de Hindoe, wanneer hij Christen wordt, niet ten volle breekt met zijn eigen religieus cultuurbezit, maar dat hij wat schoon en goed was in zijn eigen opvattingen, veredeld en verrijkt terugvindt in 't Christendom’ (De Klerk 1942: 117).
De goede relaties van De Klerk met vele hindoes en het respect dat hij oogstte in hun kring maken echter duidelijk dat De Klerk niet hooghartig was. Hij wist goed te luisteren en bezat een grote wijsheid. In 1998 vertelde hij in een interview dat hij verwantschap ontdekt had tussen de Nieuw-Testamentische leer en de Veda's, en gelijkenis tussen de samskāra's (hindoeïstische rites de passages) en bepaalde liturgieën. De Klerk dacht in het bijzonder aan de verering van agni (vuur) en ignis. Ignis staat in de rooms-katholieke liturgie voor het vuur van Gods Heilige Geest. Vervolgens trok De Klerk een opvallende conclusie: ‘De inwoning Gods in de ziel vindt door de genade (“gratia sanctificans”) in de Indische ziel een vruchtbare bodem.’ Met andere woorden, uiteindelijk is het hindoeïsme voortgekomen uit dezelfde God die Jezus Christus bezielde. De oorsprong van de hindoereligie en het geloof in Jezus Christus is God zelf. En God is groter dan de kerk alleen.
In 1955 werd De Klerk pastor van het klooster van de Redemptoristen bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk aan de Keizersgracht in Amsterdam. Toen in 1985 het klooster werd opgeheven, verhuisden de bewoners naar Mariëngaarde in Warmond. Daar is pater de Klerk overleden. Boven de overlijdensadvertentie stond:
vervul de harten van uw gelovigen
en ontsteek in hen het vuur van uw liefde.
Deze woorden zijn een duidelijke verwijzing naar zijn gedachten overde verhouding tussen het hindoeïsme en het christelijk geloof. De Klerk wilde liever verbinden dan scheiding maken.
| |
Literatuur
Sandew Hira, 1998
Voorwoord en Inleiding, in C.J.M. de Klerk, Cultus en ritueel van het Orthodoxe Hindoeïsme in Suriname en De Immigratie der Hindostanen in Suriname, Den Haag: Amrit, p. 5-10. |
Klerk, de, C.J.M., 1942
‘De Britsch-Indiërs in Suriname’. West-Indische Gids 24: 97-117. |
Mitrasing, Ingrid Saroda, 2001
In memoriam: ‘Het is goed zo’. Weekkrant Suriname 16 mei, p. 2. |
Ramsoedh, Hans, 2001
‘Ter nagedachtenis aan Pater De Klerk’. Hindorama juli/augustus 2001. |
Wilfred, F. & M.M., 1992
Thomas. Theologiegeschichte der Dritten Welt: Indien. München. |
| |
| |
| |
In memoriam Jaggernath Lachmon (1916-2001)
Hans Ramsoedh
Op 19 oktober 2001 overleed Jaggernath Lachmon in Den Haag. Hij was hier als leider van een Surinaamse parlementaire delegatie op bezoek. Op 21 september j.l. is hij in Suriname nog op grootse wijze gehuldigd in verband met zijn 85e verjaardag. Lachmon is de vierde politieke leider in Suriname die in een tijdsbestek van een jaar kwam te overlijden. Eerder overleden Eddy Bruma (U 6 november 2000), Henck Arron (U 4 december 2000) en Fred Derby (U 19 mei 2001). Met het overlijden van Lachmon verliest Suriname een van zijn grootste politieke leiders.
Lachmon werd op 21 september 1916 in het district Nickerie geboren. Hij volgde de opleiding tot praktizijn (advocaat) waarna hij zich in 1939 als zelfstandig advocaat vestigde. In 1947 werd hij voorzitter van de Hindostaans-Javaanse Politieke Partij en in 1948 van de Verenigde Hindostaanse Partij (VHP). Met de oprichting van de VHP werd hij de onbetwiste leider van het Hindostaanse volksdeel. Bij de algemene verkiezingen in 1949 werd Lachmon voor het eerst als parlementslid gekozen. Hij zou tot aan zijn dood parlementslid blijven. Samen met pater Weidman van de katholieke Progressieve Surinaamse Volkspartij (PSV) was hij een van de belangrijkste voorvechters van het algemeen kiesrecht.
Lachmons gehele politieke loopbaan stond in het teken van een missie: de emancipatie van het hindostaanse volksdeel en de verbroederingspolitiek. De verbroederingspolitiek moest in zijn optiek leiden tot de vreedzame coëxistentie tussen de diverse bevolkingsgroepen en de politieke machtsdeling en samenwerking tussen hindostanen en creolen in Suriname. De verbroederingspolitiek kon hij realiseren door de politieke samenwerking met Johan Pengel, de leider van de creoolse Nationale partij Suriname (NPS), in de jaren vijftig en zestig. Door dit politieke verbond kon hij de politieke en maatschappelijke emancipatie van de hindostaanse bevolkingsgroep bewerkstelligen. Vanwege zijn rol in het emancipatieproces van de hindostaanse is hij weleens de ‘Mozes van de Hindostanen’ genoemd.
Lachmon hechtte zeer sterk aan behoud van de koninkrijksbanden. In zijn optiek was de onafhankelijkheid geen reële optie. Hij was tevreden met de ruimte die het Statuut reeds aan Suriname bood. Men moest volgens Lachmon eerst werken aan de economische zelfstandigheid en dan pas praten over de politieke onafhankelijkheid. Uiteindelijk ging Lachmon op dit punt overstag nadat partijgenoot Hindorie in 1975 de partij verliet en zich aansloot bij de regeringscoalitie om op die manier de onafhankelijkheid parlementair mogelijk te maken. Lachmon zei later dat hij met de onafhankelijkheid instemde om raciale botsingen te voorkomen. Ook na de onafhankelijkheid bleef hij streven naar goede betrekkingen met Den Haag. Het is wellicht niet toevallig dat Lachmon uitgerekend in Nederland is overleden, het land waarvoor hij warme gevoelens koesterde, waarmee hij eigenlijk nooit de banden heeft willen verbreken en dat naast Suriname ook voor hem een moederland is gebleven.
In de jaren tachtig kon Lachmon als leider van de hindostanen uitgroeien tot nationaal leider, de politieke stabilisator, de vader des vaderlands en de éminence grise van de Surinaamse politiek. Hij was de architect van het politieke bestel van de post-militaire periode waarmee hij tevens de basis legde van de revitalisering van de oude verbroederingspolitiek. Hoewel Lachmon vijftig jaar een prominente politieke rol vervulde, aanvaardde hij niet de consequenties van zijn politiek leiderschap. Hij heeft altijd afgezien van politiek-bestuurlijke functies.
| |
| |
‘Papa Lach’ oefende macht het liefst onzichtbaar uit en koos als parlementsvoorzitter voor macht zonder risico. 52 jaar eerder wist Lachmon de afzonderlijke hindostaanse, politieke partijen om te smeden tot de VHP. De paradox is dat zijn overlijden nu oorzaak is van een mogelijk uiteenvallen van de VHP, hetgeen samenhangt met zijn leiderschapsstijl. Hij was al die jaren voorzitter van de partij bij ‘gebrek’ aan tegenkandidaten. Lachmon tolereerde binnen de partij geen onafhankelijke geesten en eiste van zijn volgelingen absolute loyaliteit. Hij vertrouwde teveel op zijn oude macht en was in de jaren tachtig en negentig niet bereid de macht te delen. In 1996 werd hij geconfronteerd met een scheuring binnen zijn partij waarbij de handelsfactie zich afscheidde. Deze scheuring hing ook samen met het gebrek aan democratie en transparantie binnen zijn partij. Over zijn opvolging heeft hij zich curieus genoeg nimmer uitgelaten. Gevolg is dan ook dat de partij een aantal facties kent die alvast de messen aan het slijpen zijn en azen op de erfenis van Lachmon. Hiermee nemen ook de politieke risico's voor de huidige regeringscoalitie toe. Met het overlijden van Derby en Lachmon verliest de huidige regeringscoalitie twee belangrijke steunpilaren.
Vijftig jaar lang bleef Lachmon hameren op de vreedzame coëxistentie, politieke machtsdeling en samenwerking als noodzakelijke ingrediënten voor politieke en raciale stabiliteit. Politieke aspiraties van hindostaanse zijde wist hij te temperen door steeds te refereren aan de raciale strijd en spanningen in het buurland Guyana. In tegenstelling tot het buurland Guyana hebben latente antagonistische spanningen tussen hindostanen en creolen in Suriname niet geleid tot raciale strijd. Lachmens harmoniemodel heeft hiertoe zeer zeker een belangrijke bijdrage geleverd. Dit is voor Suriname zijn grote verdienste geweest. Met zijn heengaan verliest Suriname een groot nationaal leider.
| |
Expositie: Slaven en schepen - enkele reis, bestemming onbekend. Zwart hoofdstuk: Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam van 20 september 2001 tot en met 29 september 2002.
Dorine van Hinte-Rustwijk
Vanaf 20 september is in het Nederlands Scheepvaartmuseum de expositie Slaven en Schepen te bezichtigen. In de folder, met op het voorblad een afbeelding van een slaventransport per schip, wordt aangegeven dat de bezoeker meer over het transport van de ‘zwarte lading’ te weten zal komen: ‘Ervaar dat de zeevaartgeschiedenis van Nederland meer is dan een aaneenschakeling van heldendaden. Vergelijkbare schepen waarmee Britten en Spanjaarden werden verslagen, zijn ingezet om honderdduizenden slaven naar Amerika te vervoeren. De tentoonstelling omvat oorspronkelijke documenten, zoals historische afbeeldingen van Suriname en een journaal van een slavenschip. Negen verhalen van getuigen vormen de leidraad van de expositie.’
Ter gelegenheid van de expositie is het boek Enkele reis, bestemming onbekend uitgegeven door Primavera Pers. Het behandelt verschillende aspecten van de slavenhandel. Daarnaast is in het Scheepvaartmuseum op 16 november 2001 een tentoonstelling geopend, samengesteld door de Antilliaanse kunstenaar Geraldo Steven Pinedo, die de afgelopen jaren een deel van zijn creatieve werk gewijd heeft aan het slavernijverleden. Aan de hand van schilderijen, beelden, foto's en documenten heeft hij een tentoonstelling samengesteld die zijn visie op het verleden verbeeldt. De tentoonstelling van Pinedo, eerder tentoongesteld op Cuba en Curaçao, is te zien tot 25 februari 2002. Bezoekers van het museum worden op deze manier in staat gesteld kennis te nemen van twee visies op het slavernijverleden: de visie van Pinedo en van
| |
| |
de samensteller(s) van de tentoonstelling Slaven en Schepen.
Ter gelegenheid van deze expositie organiseerde het Nederlands Scheepvaartmuseum op 2 november 2001 een symposium over de Trans-Atlantische slavenhandel. Verschillende deskundigen lieten hun licht schijnen over de thema's slavenhandel en slavernij.
Door de educatieve dienst van het museum is tevens een speciale speurtocht samengesteld bij de tentoonstelling Slaven en Schepen. Voor leerkrachten en docenten is een speciaal onderwijspakket beschikbaar.
De expositie kent vijf gedeelten: Moeder Afrika, Slaven van Nederland, Slavernij en Verzet, Nazaten, Commentaar Bezoekers. Deze opzet komt de overzichtelijkheid zeer ten goede. Sommige thema's worden echter naar mijn mening te summier en soms onvolledig behandeld.
De expositie is op traditionele wijze vorm gegeven met de gebruikelijke museale middelen, zoals historische prenten aan de muur en objecten en documenten in vitrines. Gesproken getuigenissen zijn te beluisteren door aan een koordje te trekken bij het portret van de desbetreffende verteller. Jammer genoeg is niet duidelijk aangegeven welke handeling verricht moet worden om kennis te nemen van de vaak interessante verhalen van de ‘talking heads’. Veel bezoekers lopen daarom hieraan voorbij.
De aankleding van de expositieruimte, die onderverdeeld is door middel van doorzichtig, zwarte vitrage en bedrukt met teksten over mensenrechten en afbeeldingen van slaven, is geslaagd en zeer suggestief. Er is helaas slechts in geringe mate gebruik gemaakt van moderne audio-visuele middelen, waardoor sommige interessante presentaties te statisch zijn en -vooral het jonge, zappende publiek - minder zullen aanspreken. Een catalogus of een uitgebreidere uitleg bij de afbeeldingen en objecten zou zeker de publieksvriendelijkheid hebben bevorderd. Per slot van rekening is dit aspect van de roemruchte vaderlandse scheepvaartgeschiedenis aan veel bezoekers onbekend.
Het is een uitstekend initiatief en werd hoog tijd om de keerzijde van de Nederlandse Gouden Eeuw en de rol van Nederland hierin voor een breed publiek voor het voetlicht te brengen. De verschillende activiteiten, waar de expositie een onderdeel van is, is een goede stap in deze richting. Een bezoek aan deze expositie is alleszins de moeite waard.
Voor meer informatie: www.scheepvaartmuseum.nl of tel: 020 - 5232222. Adres: Kattenburgerplein 1, 1018 KK Amsterdam
| |
Wi Rutu; Tijdschrift voor Surinaamse genealogie
De Stichting voor Surinaamse genealogie waarop wij de lezers reeds eerder attendeerden, geeft nu ook een eigen tijdschrift uit: Wi Rutu. Het eerste nummer van juli 2001 bevat artikelen van Jean Jacques Vrij over Abraham George Ellis (1846-1916), een Nederlandse minister uit het begin van de 20e eeuw met Surinaamse wortels, van Sigi Wolf over het slavernij monument, van Pieter Bol over vindplaatsen voor Surinaams familieonderzoek en een lijst van Surinaamse kranten en hun vindplaatsen.
Het tijdschrift Wi Rutu is, naast de website (www.surinaamsegenealogie) één van de belangrijkste media waarmee deze genealogische Stichting informatie aan de donateurs wil overbrengen. Het ligt in de bedoeling van de redactie het tijdschrift twee keer per jaar uit te brengen.
| |
Historische database Suriname via internet
De Historische Database Suriname (HDS) is de verzamelnaam voor een reeks online databases
| |
| |
met persoonsgegevens over de bevolking van Suriname in het verleden. Het idee voorde HDS is ontwikkeld door Amrit consultancy in Den Haag in samenwerking met het Algemeen Rijksarchief en het Instituut voor Maatschappij Wetenschappelijk Onderzoek (IMWO) in Paramaribo. De HDS is vooral bedoeld voor mensen met belangstelling voor genealogie, zowel binnen als buiten Nederland, waarvan de stamboom geheel of gedeeltelijk geworteld is in Suriname. Het internet adres van deze websites is www.archief.nl/rad/ De Historische Database Suriname zal voorlopig bestaan uit een drietal webplatforms:
| |
Arbeid op contract
‘Arbeid op Contract’ bevat databases met gegevens over de (Aziatische) immigranten die als (contract)arbeider sinds de tweede helft van de 19e eeuw naar Suriname kwamen en hun nakomelingen. De databases zijn gemaakt aan de hand van de Surinaamse immigratieregisters, aanwezig in Paramaribo. Op dit moment zijn binnen Arbeid op Contract te raadplegen, de al eerder in deze Oso genoemde Hindostaanse database, de Javaanse database en de Chinese database.
| |
Vrij in Suriname
Vrij in Suriname is een platform voor databases met gegevens over vrijgelaten Surinaamse slaven en (andere) vrije zwarten. De databases leveren ook de nodige gegevens over voormalige slavenhouders. De bestanden zijn in hoofdzaak gebaseerd op archiefbronnen in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Op dit moment is binnen Vrij in Suriname te raadplegen de database ‘Surinaamse manumissies 1832-1863’. Over een aantal maanden zal hieraan worden toegevoegd een database, over zwarte soldaten en vrije arbeiders (ca. 1770 - ca. 1850).
| |
Kolonie Suriname
Het platform Kolonie Suriname wordt in het najaar van 2001 actief. Hier worden databases gepresenteerd over personen en hun gezinnen die als kolonist, militair of koloniale beambte in Suriname leefden, veelal van Europese herkomst. Als eerste database zal op dit platform zijn te raadplegen de database Boeroes (vanaf 1845)
| |
OSO-colloquium 2002
Op initiatief van de Vereniging Bethesda die in 2002 honderd jaar bestaat, zal het Oso-colloquium van 23 november 2002 als thema hebben ‘lepra in Suriname’. Traditiegetrouw zal het colloquium worden gehouden in het Soeterijntheater van het KIT te Amsterdam. Diverse sprekers zullen op aspecten van deze vroeger zeer gevreesde en nog steeds niet uitgeroeide ziekte ingaan. In 2003 zal daarop aansluitend het themanummer van Oso over lepra gaan. Auteurs die over genoemd onderwerp een bijdrage willen leveren, kunnen zich in verbinding stellen met Wim Hoogbergen, de eindredacteur van Oso.
|
|