Woord vooraf
Dit nummer van Oso bevat een aantal gevarieerde artikelen. Eerst komt de Surinaamse letterkunde aan bod, in stukken van M. van Kempen en H. van Neck Yoder. Van Kempens artikel is een evaluatie van het literaire werk (proza en poëzie) van de schrijver Dobru, terwijl Van Neck Yoder in haar analyse van Albert Helmans novelle Hoofden van de Oayapok! laat zien hoe de auteur erin slaagt door middel van zijn verhaaltechniek de westerse lezer zichzelf te laten waarnemen vanuit een niet-westers perspectief.
Drie artikelen, respectievelijk geschreven door M.J. Lohnstein, A. van Putten en W.L. Man A Hing hebben betrekking op de geschiedenis van Suriname. De laatstgenoemde auteur geeft een kort overzicht van de historie van de Chinese pers in Suriname, een onderwerp waarover tot nu toe nauwelijks iets bekend was. Van Putten schrijft over de bacovencultuur die in de tijd van de gouverneurs Lely en Idenburg met steun van de overheid werd opgezet, maar waarvoor de overheidssteun al na vijf jaar werd ingetrokken, met een groot nadelig saldo. Op basis van zijn archiefonderzoek verschaft Lohnstein een aantal fundamentele gegevens over de militie in het tijdperk 1724-1795, gegevens die in historische werken vaak onjuist vermeld zijn.
Surinaamse talen staan centraal in twee volgende artikelen. W. Wendelaar en G. Koefoed behandelen in hun stuk de partikels sa en o in het Sranan. Beide partikels geven de toekomende tijd aan; het verschil in gebruik van beide is door de auteurs vastgesteld en in hun artikel beschreven. Een aantal taalkundige kenmerken van het Surinaams Chinese Hakka wordt tenslotte beschreven door H. Chang.
Ook in de rubriek Recensies komen taal- en letterkundige en historische publikaties aan de orde. Het nummer wordt afgesloten met de rubriek Recente publikaties.
Ingrid Koulen, die vanaf de tweede jaargang (1983) deel heeft uitgemaakt van de redactie van Oso en onder andere een tijd lang verantwoordelijk is geweest voor de rubrieken Recensies en Recente publikaties, heeft om persoonlijke redenen moeten besluiten het redactiewerk op te geven. De redactie dankt haar ook vanaf deze plaats voor al het uitstekende werk dat zij verzet heeft. Ook aan Ingrid Loeffen, die als documentaliste van de Caraf met ingang van nummer 5/2 de rubriek Recente publikaties van Ingrid Koulen overnam, maar deze nu heeft overgedragen aan Irene Rolfes, zijn wij dank verschuldigd.
De redactie