Het Oranje vreugde-maal
(1747)–Anoniem Oranje vreugde-maal, Het– Auteursrechtvrijopgedischt in de gaare-keuken van de Gekroonde B. Ter gelegenheyd van de Verheffing van zijne Hoogheid
Stem: Silvester in de Morgen-stond.BEroemd vereend Battaafs-Geslagt,
Met Pijlen vast gehegt,
Gy hebt door Goddelijke Magt,
En mannelijk Gevegt,
De Helden van ons Vaderland,
| |
[pagina 73]
| |
Die zijn hier van Getuygen,
Gy die nu door Vyer, Zwaard en Brand,
Twee Kroonen hebt doen buygen,
Zy bien ons zelf de Vreede aan,
Door Godts gena,
Gelijk dit nu is afgedaan,
Binnen de Stad Breda.
Schoon Mars hem toonde fel en Wreed,
Om ons te drukken neer,
Vulcanus die het Yzer smeed,
Die staakt zijn Werk nu weer,
De Goden ryen met malkaar,
Elk scheynd met vreugd omvangen,
Juygt Hollands Volk, juygt allegaar,
En offert uw Lof-zangen,
Dat strekken mag tot Godes Eer,
En Helden vroom
Op dat geen twist mag reyzen weer,
Of noyt geen Oorlog koom.
Ey ziet de Susters met accoord,
De Vree omhelzen zoet,
Maar ziet wat vreugd de Liefde boord,
Merkt wat de Vreede doet,
Zy smeyt de Degen uyt de Hand,
En grijpt weer groen Olyven,
’t Geschut men lost en brengt aan kant,
Om d’Oorlog te bedryven,
Houd d’Eendragts Pijlen vast in knoop,
Tragt na de Vree,
Door trouwe Liefd’ Geloof en Hoop,
’t Zwaerd noyt raakt uyt de Schee.
Nepthuyn die eer geen rust en had,
Voor zwemmend’ in Menschen-bloed,
Mars, bragt Nepthuyn in een Bloed-bad,
| |
[pagina 74]
| |
Veel Menschen op haar vloed,
Die kwamen om het leven, ach!
Door de Metale Klingen,
Die Nepthuyn, schoon hoe droef geklag,
Noyt doet te voorschijn bringen,
Hier mist de Moeder, Zoon, of Vriend,
d’Ander zijn Man,
Of Zwager, Oom, of Neef, die diend,
Het over-komen kan.
Ey ziet den Buys-man met begeer,
Hy takeld ende boud,
Ha Gulde Vryheyd komje weer,
Veel waardiger dan Goud,
Mattroos en die op Koopvaardy,
Plagt ongerust te vaaren,
Steld nu de onrust aan een zy,
Beploegt Nephtunis baaren,
Men rooft geen Schepen van ons Staat,
Gy zijt nu vry,
Nephtunis Vloot behouden gaat,
En brengt ons Waaren by.
Den Ambagts-man die is verheugt,
Door dien hy is verloft,
Want ziet het heeft hem wel geheugt,
Hoe hy gehossebost,
Wierd op Nephtuyn, en dat hy mag,
Zijn Brood aan Land weer winnen,
Weest welkom, welkom Vreede-dag,
Ik met mijn Hart en zinnen,
Heb lang na uw gewenst, hoe reyn,
Ons traanen stild,
Aan Weduwen en Wezen kleyn,
Vree toond uw goedheyd mild.
Lof zy ô Godt voor uw weldaad,
Gy die de Harten buygt,
| |
[pagina 75]
| |
En ons weer brengt in Vryen-staat,
Daarom al t’zamen juygt
Looft d’Admiraalen in ’t gemeen,
Looft trouwe Capiteynen
Looft die voor onze Vryheyd alleen,
En ons Vyand verkleynen,
Toond dankbaarheyd, en weest verblijd
Vald Godt te voet,
Dat gy woonen in Vree altijd,
Want Proeven smaaken doet.
|
|