Het Oranje vreugde-maal
(1747)–Anoniem Oranje vreugde-maal, Het– Auteursrechtvrijopgedischt in de gaare-keuken van de Gekroonde B. Ter gelegenheyd van de Verheffing van zijne Hoogheid
[pagina 34]
| |
Stem: Wat Let de Jeugt.BUuren keyk eens uyt,
Hoe dat de Baeren springen,
Tobert met zijn Bruyd,
Wel jem’ne watte dingen,
’t Is niet als vreugd,
Yder toond zig heel verheugd.
Ey ziet Toberts Vaar,
Hoe solt hy met dat Besje
En maakt veel gebaar,
Hoe loerd hy op dat Flesje,
Vol Franse Wijn,
O Bloed! hy wil eens Nappen,
Vol Franse Wijn,
’t Is nu tijd om zoet te zijn.
Zo dan snaakze Tijs,
Lustig roerje Handen
En sney eens wat Vlijs,
Ik zit te Water-tanden,
Nu eens een Fluyt,
Val op met klink, klink, klorie,
| |
[pagina 35]
| |
Nu eens een Fluyt,
Het is uw gezondheyd Bruyd.
Hy nog zoeter trant,
Den Speelman gaat aan ’t Zagen,
’k Hoor het is de Krant,
Dat kan Jaap behagen,
’t Hoedje op zy,
My Weer, za roerje Beenen,
’t Hoedje op zy,
Gut wat ziet die Vryer bly.
Yder krijgt zijn beurt,
Want daar Danst nette Stijntje,
Met Jan Klaasen Geurt,
Maar mijn dunkt het Wijntje,
Heeft deze Bol,
Al by de Neus gekregen,
Heeft deze Bol,
Keyk hy zwierd gelijk een Tol.
Maar wat ’s dat gezeyd,
Wie droes Danst daar op Klompen?
Teeuwis met zijn Meyd,
Hy lagt om al de Lompe,
Dat zijn snaakz’ Twee,
Die ’t heele Spel vermaaken,
Dat zijn snaakz’ Twee,
Dansse t’zaam een Minnuee.
Nu eens in het rond
Gesprongen, onbeladen,
Speelman speeld terstond,
Een Varkens Karbonaden,
Hey wat een zwier,
Onder all’ deze Gasten,
Hey wat een zwier,
Bruyloft houwen is playzier.
| |
[pagina 36]
| |
Weer aan den Disch,
Met alle Man gezeten,
Keyk wat schoonder Vis,
Za, lustig aan het Eeten,
Eerst Baars en dan,
Wat Rijstenbry met Suyker,
Eerst Baars en dan,
Vat weer elk zijn Glaasjen an.
Dat is wel gezeyd,
Kom laate wy eens klinke,
Yder met zijn Meyd,
En met elkander Drinke,
Klok, klok, klok, klok,
Ligt op en lapt maar binne,
Klok, klok, klok, klok,
Kees wat slabje opje Rok.
Ziet, jou heele Kraag,
Is vol met Wijn bedropen,
Meyd ik drinkze graag,
Wantze is zonder knopen,
Ook is hy goed,
Om Bruylofts te vermaaken,
Ook is hy goed
Braaf gekookt en lustig zoet.
Daar rijst Tobbert op,
Met zijn Beminde Pleuntje,
Zet de Vreugd in top,
Speelman Zaag een Deuntje
Voor ’t Jonge Paar,
Alwaar ’t maar Lammert binnen,
Voor ’t Jonge Paar,
Dat ’s nog roem van allegaar.
Ziet eens na de Bruyd,
Zy kan haar Beenen roeren,
| |
[pagina 37]
| |
Hangt het Schoentje uyt,
Dat ’s Puyk Oossaanze Baeren,
Nu een Ballet,
Met alle Man in ’t Honderd,
Nu een Ballet,
Dan Tobbert met d’Bruyd na Bed.
Zeg eens Speelnootjes al,
Kreygt, gy nog geen zinne,
Om dit zoete mal,
Eens mede te beginne,
Spreek wijlje bent,
Nog lugtig op de Kooten,
Spreek wijlje bent,
Hier mee neemt het Spel een end.
|
|