Opwaartsche Wegen. Jaargang 13(1935-1936)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] [Gedichten] Pinksteren Agatha Segers Hoe kan dit groot geluk toch wezen dat Gij somwijlen in mij woont, en aan mijn innerlijke oogen Uw wonderbare Wezen toont, en Gij in mij begint te spreken, zóó, dat ik bevend stil moet staan, om, met den adem ingehouden, Uw diepe boodschap te verstaan. En als Gij dan hebt uitgesproken, dan komt een stroom van tranen vrij, omdat Gij mij hebt uitverkoren, vol boosheid en vol hoovaardij. Dan ga ik met vernieuwde zinnen en hoed mij angstig voor het kwaad, opdat het zuiver zij in 't harte, wanneer Gij wéér daar binnengaat. Zoo leef ik dan in hoop en vreezen en troost mijn brandend ongeduld met uitzicht op den dag dat eens toch Gij eeuwig in mij wonen zult...... Gij hebt mij een man gegeven, een man en een stralend kind, en Gij alleen weet hoe teeder mijn hart die beiden mint, maar waarom dan sta ik des avonds aan 't uiterste eind van mijn tuin, en hoor hoe de leeuwriken stijgen omhóóg uit het schemerend duin, en berg ik mijn hoofd in mijn handen en ween, omdat ik niet als zij zingende achter kan laten wat zich stelt tusschen U en mij...... [pagina 146] [p. 146] Ter gedachtenis aan de Conferentie van het Verbond van Christelijk Letterkundige Kringen in Nederland, op Woudschoten, Pinksteren 1935 In Holland staat een huis gebouwd, onwrikbaar vast in gruis en zand, achter de glooiïng van het land, beschoten door een sparrenwoud. • De middagzon glimt door het bos, het huis is stil van vloer tot nok...... Maar langzaam raakt het vol van drok gestap en springt het lachen los. En later spreekt een vrind, oprecht en kalm, een woord van hart tot hart. - Wat in geen jaren werd ontward, wordt in een avond niet beslecht - Het hindert niet; een ieder neemt iets in het wisselend denken mee; de weerstand tussen ja en nee is d'een vertrouwd, en d'ander vreemd. • Des morgens roemt de donkre gong de nieuwe dag, het rozig licht. Wij worden fris, en toegericht voor 't Feest van Vuur en Tong. Indachtig: hoe eenzelfde Vlam al' eeuwen door in mensen daalt, hoe 't zelfde zuivre Licht bestraalt Jeruzalem en Amsterdam - - • Aleer de maan het zonlicht leent, de schemer toesluit om het huis, zijn wij, in deemoed, onder 't Kruis een wijl in bede' en lied vereend. Vorige Volgende