Opwaartsche Wegen. Jaargang 5(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 241] [p. 241] Haat door N. Kluijver I. Hij leefde nooit, die nimmer in het haten verlossing zocht voor het onstuimig hart, wen 't aan zijn drift den vrijen loop wil laten, als 't hollend paard de strakke teugels tart. O, zeg niet dat, wie nimmer zich vergaten, wanneer geweld of smaad hen tergend sart, de liefde kenden of de deugd bezaten; daar is een laffe liefde die verhardt. Daar is een haat, die zich in liefde uit, een liefde, die niet anders is dan haten, omdat ze slechts zich zelve zoekt en buit behalen wil waar 't anders niet kan baten. II Voor wie nooit vloekte, voor wie nimmer streed den bangen strijd met toomelooze lusten, wien het ‘gij zult’ nooit door de ziele sneed als 't zwaard van hen, die zich ten doode rusten, is 't leven slechts een spel van lief en leed, een oefenschool in lijdelijk berusten, een wandelhof, waarin de ziel vergeet, dat nog geen zee één hellevlam ooit bluschte. Is 't leven strijd? Was 't ooit een scheppingskracht, een vuur dat schroeit en loutert en verteert voor wie mààr leeft, voor hen, die nimmer vielen? Heeft het wel ooit tot groote daad gebracht, die in zijn hart geen Godlijk doel begeert, nooit walging had van innig brave zielen? [pagina 242] [p. 242] III. Wie nooit met sidderende hand de vaan van 't oproer greep, met ongeduld verwachtte het uur der wraak, waarnaar hij hunkrend smachtte, al voelt hij dat zijn kracht niet zal bestaan, die zal nooit weten welke wegen gaan de zielen, van wier ingehouden klachten geen mensch ooit weet, omdat ze zelfs verachten de zwakheid van een onderdrukten traan. Daar is maar Een, die haat en liefde mengt, dat is de God, die Saulus heeft gezonden; de Kunstenaar, aan wet noch stof gebonden, Hij, wiens palet de eeuwge schoonheid schenkt. Het licht is daar waar schaduw wordt gevonden; Zij minnen 't meest, die 't innigst haten konden. Vorige Volgende