Opwaartsche Wegen. Jaargang 3(1925-1926)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] [Nummer 11] Salomo en de Koningin van Saba door Willem de Mérode. Zij zag het heerschen van de stilte groot Temidden van de duizend gouden schilden Die duizend soudenieren blinkend tilden En lieten vlammen als het morgenrood. Verheven en verschriklijk als de dood, Maar zacht als 't leven dat haar hart doortrilde, Tusschen de twaalf ivoren leeuwen rilde Hij voor haar bloode liefelijke nood. Zij gleed, een lichtstraal, langs de treden heen En lag, wat zonlicht, op het elpenbeen En straalde over zijn goudgeschoeide voeten. En toen zijn hand haar teeder rijzen liet, Steeg zij als balsem tot zijn heet verdriet; En troostend was der stemmen klaar ontmoeten. Vorige Volgende