Ooievaar Lepelaar
(ca. 1885)–Anoniem Ooievaar Lepelaar– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
A. B. C.
De kat gaat mee,
De hond blijft thuis,
Piep! zei de muis in 't voorhuis.
Klap, klap in 't handje!
Niemand is er thuis,
Als onze trouwe Juno,
Die past nu op het huis.
| |
[pagina 3]
| |
Voort, voort paardjen in den draf!
Morgen is het zondag.
Dan komen de rijke heeren,
Met de mooie kleeren;
Dan komen de rijke vrouwen
Met de bonte mouwen,
Dan komt de akkerman,
Met zijn paardjen achteran.
| |
[pagina 4]
| |
Ooievaar,
Lepelaar,
Takkedief,
Ooievaar heeft de kindertjes lief.
| |
[pagina 5]
| |
't Is Nieuwejaâr, ik sta hier buiten,
Ik heb een korfje en 't wil niet sluiten,
Ik heb een mesje en 't wil niet snijden,
Ik heb wel boter, maar zij wil niet braaien.
Ik zie een koekje en kan 't niet koopen,
Geef me een stuiver, en laat me loopen.
| |
[pagina 6]
| |
Ju! ju! paardje!
Met je vlassen staartje,
Met je kopren voetjes,
Paardje, loop wat zoetjes,
Wil je dan niet harder loopen,
Dan zal ik je haver koopen;
Toen 'k het paardje haver gaf,
Liep het beestje in een draf.
| |
[pagina 7]
| |
Jan, mijn man, wou ruiter worden;
Janneman had er geen degen;
Toen nam Jan, mijn man, een koek,
Dien stak Jan al door zijn broek;
Janneman had er een degen.
Jan, mijn man, rijd er wat an,
Dat je ruiter worden kan!
|
|