Onze Stam. Jaargang 1907

[p. 252]

Aan Georges Rodenbach.⁽¹⁾

De ziel eens volks, wat is zij dan zijn taal?
En GIJ durft spreken van de Vlaamsche ziel!
Gij, wien ten erf de naam diens Aalbrechts viel,
Een vroeg gedoofde, nooit vergeetb'are straal

Des dageraads vóór Vlaand'rens Ochtendpraal -
En die uw liktong schaaft aan vijands heil!
Uw reednaarskunst verhuurt tot pratersstiel
In 't Fransch of mogelijk in gekoeterwaal!

Een rijke geest, door femelzucht verslapt,
Een kermis-wijsgeer, op zijn Fransch gekapt,
DIE zijn u 't beeld van Vlaandren! Gij vertrapt,

Wat éénig uit de heldeneeuw bleef slaan,
Toen Vlaand'ren vóórging onder Neêrlands vaan -
En Nederlanders zien het juichend aan!

Willem Zuidema.

(1) Toen hij te Amst. een Fr. lezing had gehouden over ‘l'Ame Flamande’ en daarin niemand genoemd dan Conscience en de Coster, schr. v. Ulespiègle.