| |
| |
| |
Kronijk en Boekbeoordeelingen.
De Geyter's Oordeel over Stijn Streuvels.
- Streuvels is wel stellig een groot kunstenaar - in zijn vak. Dat vak is dat van novellen uit zijn landstreek, 't Is al meer dan twee jaren, dat al mijn vrienden zulks van mij hebben moeten hooren. Hij is een groot kunstenaar - in zijn vak. Maar wat zijn in de letteren nog andere en hoogere vakken!
Werp over heel het verleden eens een oogslag, van Homerus of nog vroeger tot vandaag. Streuvels' vak werd schier nooit beoefend, alsof het den Meesteren te gering scheen. Maar hij toont nu, eenigen toonden het reeds vóór hem, dat ook in dat vak aangrijpende toestanden te vertellen zijn.
Hij is een groot kunstenaar.
Waarom, eilaas! is zijn taal zoo leelijk?
Met zoo'n slordige middelen heeft, bij mijn weet, een Meester nooit gewerkt, nergens.
Zijn taal verraadt gebrek aan adel, aan dien adel waarin kunst, eeuwig, schoone kunst, gekleed wil zijn.
Laat ons wachten nochtans.
Ook zal hij wel eens het stadsleven, de stadsdriften, aanpakken, met gansch andere vakken afkomen: laat ons wachten en hopen, dat hij nog meer leveren zal, hooger...
(Brief aan Prof. Vanden Weghe).
| |
De School der Toekomst en wat haar in den Weg staat.
Door J. Kleefstra, directeur der Brinioschool te Hilversum. - Van Dishoeck te Bussum. 224 bl.
De gekende schrijver van Brieven over Opvoeding heeft in dit werk menige stoute stelling verdedigd, die theoretisch waar moog blijken, doch in 't werkelijk leven wellicht minder voor uitvoering vatbaar wordt. Het is eigenlijk maar in de twee eerste hoofdstukken, dat het onderwerp besproken wordt, waarover hij het hebben wil, namelijk de co-educatie, zooals die in Engeland o.a. in de Bedaleschool wordt waargenomen. Schrijver is van meening, dat met het oog op lichaamsoefening en verkeer in de gezonde lucht, de Engelschen de Nederlanders en zelfs elk ander Volk verre vóór zijn; de huisraad van de gestichten laat evenwel te wenschen over, en de regeltucht kon er wellicht beter zijn. In hoofdstuk III, vernemen wij een en ander over ‘enkele paedagogische grondbegrippen nader beschouwd’; in IV over ‘moreele verwenning’; in V wordt gehandeld over ‘practijk’ en in VI over ‘de leerkrachten’.
Het doet goed aan den kindervriend, woorden te vernemen als de volgende: ‘Is 't niet oneindig beter de krachten der jeugd te sparen dan ze te forceeren? Een geslacht te kweeken, dat op den leeftijd van 17 en 18 jaar alle gegevens bezit, om eene breede vlucht te nemen, dan een geslacht te kweeken, dat op dienzelfden leeftijd of iets later, al vleugellam is ten gevolge der overspanning?’ (Bl. 33).
Er zijn ook aphorismen in 't boek voorhanden, die het goed doet, eens opnieuw in behandeling te nemen als S. doet bij: ‘Een kind ontvangt bij zijn geboorte als erfenis zijner onmid- | |
| |
dellijke voorouders de kiemen mee van een bepaalden physieken, geestelijken en zedelijken aanleg. De opvoeding kan de natuur van een mensch niet onderdrukken of wijzigen. Bij tijdig ingrijpen kan echter een aangeboren ongunstige aanleg van lichaam, geest of gemoed door preventieve middelen worden geneutraliseerd, wanneer de levensomstandigheden daartoe op gelukkige wijze meewerken’. (Bl. 73).
Heel terecht dringt S. niet alleen aan op wetenschappelijke, maar ook op degelijk paedagogische vorming en eischt, dat de leeraar niet alleen een geleerde, maar ook een gids zij, met eene afgeteekende persoonlijkheid.
In een naschrift wijst hij op eene school, ‘de Pulvermühle’, bij Ilsenburg, die ligt als eene oude Duitsche boerderij - te midden van uitgestrekte korenvelden. Lucht en licht stroomen u daar te gemoet, en het is waarlijk eene dwaling, als men bij ons denkt, de inrichtingen in drukke straten aan te leggen.
| |
Menschwerdung, ein Blatt aus der Schöpfungsgeschichte von Dr. Ludwig Wilser. - Verlag von Strecker & Schröder in Stuttgart. - M. 1; eleg. geb. M. 1, 80.
De schrandere anthropoloog, welke dit boek van diepe kennis en tevens van kennisverbreiding de wereld inzendt, gaat uit van het woord van Huxley, namelijk, dat de geschiedenis van den mensch zelven, de vraag der vragen is. Hij wil niemands overtuiging kwetsen en hij waarschuwt dan ook degenen, die zouden kunnen te fijngevoelig zijn op het stuk van overgeërfde en overgeleverde opvattingen.
't Boek van Dr. L. Wilser is evenwel een eerlijk en heerlijk werk, het is het beste wat hij in zich had, de rijpe vrucht van eene wetenschappelijke vorsching, die een gansch leven omvat. Hij beweert niet, al de levensraadsels te hebben opgelost, maar hij houdt vol, en met reden, dat hij de belangrijkste bladzijde van het oorspronkelijk zijn heeft geschreven, diegene, welke namelijk den overgang betreft tusschen een ondersteld dierleven op de hoogste trap en het menschelijk leven op de laagste. Behalve de vele bronnen, die S. heeft geraadpleegd, merkt men nog in zijn werk de blijken van gansch persoonlijke zienswijzen, die hun oorsprong namen in koene en langdurige opsporingen. Vier hoofdstukken stellen deze ingewikkelde stof voor; zeven prachtige platen luisteren ze op, benevens nog veel kleinere verbeeldingen van lichaamsdeelen of voorstellingen van kultuurbegin. Zoo wordt de lezer op aantrekkelijke wijze binnengeleid in het vraagstuk der afstamming, in datgene van den voormensch, waarbij zijn schedel en zijne andere lichaamsdeelen met medischen blik worden onderzocht; dan komt de oermensch, en verneemt men veel stichtends aangaande den ouderdom der aarde, het ijstijdperk, het verlies van de ruigheid, de ontdekkingen in Amerika en Australië. Het vierde hoofdstuk begroet het taalbewustzijn, de selectie, de aanpassing, de hooger strevende menschen en de zegepraal van wat S. de Waarheid noemt.
Dr. L. Wilser's boek is een fraai en degelijk werk, dat als het ware de
| |
| |
samentrekking is van zijne talrijke vlugschriften, die hij uitgaf over de overerving der eigenschappen (Heidelberg, Winter. 1892), den strijd om het leven (Karlsruhe, 1895-1900), den pithekanthropos (Karlsruhe, 1899), het ras en de gezondheid (1902). het ontstaan en de ontwikkeling van het menschensoort, de Germanen (Leipzig, 1904), de oerheimat van het menschenras (1905), den rassengroei (1906) en den stamboom der indogermaansche volkeren. We wijzen opnieuw op deze laatste brochuur, welke op een punt in verband met zijn algeheelen arbeid staat en van aard is, om door de taalgeleerden en historici den hoogsten dunk voor onzen Duitschen medewerker te doen opvatten.
| |
Henry Fielding herdacht. -
Op 22 April 11. was het twee honderd jaren geleden, dat Hendrik Fielding, de vader van den Engelschen roman, geboren werd. Hem wordt hulde gebracht, daar zijn werken een zoo'n trouwe spiegel zijn van het Engelsch volksleven. Zijne boeken waren goed van samenstel, en de ontknooping was steeds geleidelijk en logisch. Zijne werken ‘Joseph Andrews’, ‘Tom Jones’ en ‘Amelia’ breken af met de rol vroeger toegekend aan het noodlot; hij is de eerste schrijver, die uit driftenontleding en karakterverscheidenheid het slot van een verhaal doet voortvloeien.
| |
In den Bond
der Fransche leeraars van moderne talen in Frankrijk, werd gehandeld door Prof. Sadler over den invloed van het Fransch op het Engelsch. De heer Waltz uit Rijssel vroeg, dat aan vreemdelingen verboden zou worden, privaatlessen te geven. Door den voorzitter, den heer Laudenbach, werd de rechtstreeksche leerwijze geroemd; de heer Guérard stelde vast, dat de Amerikanen zich weinig moeite getroosten om in het Fransch geestesleven binnen te dringen.
| |
Twee boeken
werden onlangs overgezet in het Esperanto, namelijk een handboek over oogheelkunde, door Dr. Emile Javal en ‘Blinde Roza’ van H. Conscience.
| |
Het was
in Maart ll. honderd jaren, dat Longfellow geboren werd. Hij werd overal in Amerika feestrijk herdacht. Zooals men weet. bezocht Longfellow tweemaal Europa. Zijn ‘Belfry of Bruges’ heeft hem laten kennen als een bewonderaar van 't Vlaamsch verleden; Jan van Beers zette dit gedicht over in mooie dietsche verzen.
Door zijn optreden tegen de slavernij - antislavery songs - is Longfellow eene edele figuur geworden.
| |
In het Kursaal
te Oostende, gaf de kapelmeester Emiel Hullebroeck op ll. goênvrijdag een concert van gewijde muziek, heel passend omlijst door de openingsstukken, bestuurd door maëstro L. Rinskopf. Het was een mooie kunstavond.
|
|