Verklaring.
De Redactie van dit tijdschrift ontving ter plaatsing van haar' geachten medewerker: den Heer M.P.C. Valter een verweer tegen den aanval, dien, in het jongst verschenen nummer van ‘De Gids’ Dr. Colenbrander heeft gedaan op het in de September aflevering van ‘Onze Eeuw’ verschenen artikel van 's Heeren Valter's hand. Ofschoon alle recht doende aan de redenen, die de schrijver van dat verweer zijn stuk in de pen gaven, oordeelde nogtans de redactie, ook ditmaal niet te mogen afwijken van den steeds door haar gevolgden regel, die pennenstrijd over een, door haar opgenomen, artikel in een volgend nummer niet gedoogt. Intusschen acht zij jegens den Heer Valter zich zelve tot een woord in het openbaar verplicht, omdat de schuld aan wat in het artikel van September den schijn wekte als had zich de schrijver vergrepen aan de regelen van ridderlijke polemiek, niet neêrkomt alleen op den Heer Valter, maar minstens evenzeer op de redactie. Zoo, als haar het artikel was toegezonden, was het ingekleed in den vorm eener rechtstreeksche bestrijding van Dr. Colenbrander's vroeger verschenen studie over Cecil Rhodes. Warm instemmende met de strekking der aangeboden bijdrage, maar afkeerig van elken schijn eener vijandige gezindheid jegens het oudere zustertijdschrift, schrapte zij al wat dien schijn kon wekken, waaronder ook den zin, in welken de Heer Valter uitdrukkelijk verklaarde voor den inhoud van het boek ‘Michell’ het artikel van den Heer Colenbrander gevolgd te hebben; een schrapping waarin de Heer Valter berustte. Beiden, hem en haar, ontging het, hoe, door die haastige wijziging, nu weêr een andere schijn werd gewekt: de schijn dier zonde tegen goede manieren in polemiek, waarover, zoo zij desbewust was ge-