Onvervuld is gebleven ons verlangen, te komen tot een geregelde en samenhangende critiek. Er is te veel wat zich aanbiedt en er zijn te weinig mensen die in team-verband deze taak op zich kunnen nemen. Wij blijven echter daarnaar streven, al zal het resultaat vooreerst nog wel stukwerk zijn.
In het afgelopen jaar hebben zich nieuwe medewerkers gemeld die, ook al zullen zij niet tot de redactie toetreden, beloofd hebben hun bijdragen zó geregeld te zenden, dat er van samenwerking gesproken mag worden. Fem Rutke mogen wij als zodanig welkom heten, terwijl ook Dr. F.W. van Heerikhuizen zich, bij alle verschil, zo met ons verwant voelt, dat wij ook van hem op gezette tijden bijdragen mogen verwachten. Ter afwisseling zal Van Heerikhuizen ook een enkele maal de poëziekroniek schrijven.
De belangrijkste vernieuwing in de redactie bestaat in het toetreden van twee jonge redacteuren, die wij hierbij voorstellen.
Jan D. 't Lam, van wie wij reeds enkele malen prozabijdragen hebben geplaatst, die daarbij de laatste 2 jaar redacteur geweest is van een kleine literaire periodiek, Travee geheten, zal het werk voor dit tijdschrift in Ontmoeting voortzetten.
Travee heeft zich onderscheiden door een eigen methode, die van het gesprek over een bepaald literair onderwerp. In dit nummer nemen wij uit de laatste jaargangen een uit het Frans vertaald opstel van de bekende vernieuwer van de roman Alain Robbe-Grillet over, alsmede enkele gedichten.
De koers van Travee zou men oriënterend kunnen noemen, het programma verwant, waarbij wij, in meer dan speelse zin, zinspelen op de samenhang tussen ontmoeting en gesprek.
Als tweede redactie-secretaris treedt toe Jan Zwijnenburg, die zijn literaire belangstelling op het terrein van de critiek en op organisatorisch gebied uitspeelde en wiens medewerking een zwakke flank bij ons kan versterken.
Bij deze grotere redactie is een eindredacteurschap gewenst. Kees Ouboter zal met ingang van 1 oktober deze taktische functie gaan vervullen. Het secretariaat blijft berusten bij Frank Daen, die alle ingaande en uitgaande post voor zijn rekening blijft nemen. Wij zinspeelden reeds daarop: van alle werk is het dat deel van de ijsberg dat onder water en onzichtbaar blijft. Tegelijk dat wij solliciteren naar de toezending van kopij, vragen wij clementie aan onze medewerkers wier werk soms, ondanks de ijver van onze secretaris, langer onderweg is dan oorbaar is. Dit werk moet bepaalde commissies uit de redactie - die verspreid wonen - passeren, waarmee tijd gemoeid is. Geen van de redactieleden is vrijgesteld van andere arbeid.
Niettemin: blijf kopij zenden, dat is het bloed dat naar het hart stroomt. Geen ontmoeting zonder vernieuwing van onderaf.
Een jaar geleden hebben wij de lezer aangesproken als geregelde medewerker aan Ontmoeting. Deze aanspraak blijft van kracht. Niet alleen omdat een bepaald aantal lezers een economische noodzaak is voor een literair tijdschrift. Ook dat. Afgezien van het economische, waar blijven de velen die met elkaar