voelen van de persoonlijkheid, en voert tot een aanslag op de aangebedene, een bevrijding die bij Vestdijk nooit geheel gelukt. Hugo Verwey, door Henk in doodsnood gebracht, wordt toch nog gered.
Deze motieven nu: de splitsing van de afhankelijkheid over een broer en een zuster, de maar half gewilde wraak, slechts door een bijkomstigheid volbracht, en het toch niet klaar zijn met de afgesnedene, vinden we onder veel gecompliceerder omstandigheden terug in De vuuraanbidders.
De vuuraanbidders is een breed opgezette en meesterlijk uitgewerkte historische roman: Leiden tijdens de twisten tussen Remontranten en Contra-Remonstranten, Heidelberg en de Rijnstreek in de 30-jarige oorlog, ze zijn in forse trekken neergezet en leven door goed aangebrachte details. Verder is het een knappe intrigue-roman met de Romanesque als boeiende figuur, een man die tot het laatst een raadsel blijft.
Maar ondanks een wemeling van gebeurtenissen en personen, ondanks het feit dat onze aandacht wordt bezig gehouden door de schildering der twisten in Leiden en de val van Heidelberg en geboeid door het listige verradersspel van de Romanesque, ondanks de compositorisch belangrijke rol van het vuur en de daarmee verbonden Prometheusgedachte, toch berust het boek op de verhouding van Gerard en Lysbet tegenover de Romanesque.
De partijen zijn nog meer ongelijk dan in De bruine vriend: de Romanesque beschikt over een buitengewone hypnotische macht en Lysbet is zijn willoos bezit. Voor Gerard heeft hij minder aandacht, die zou hij links hebben laten liggen, als hij niet de broer van Lysbet was; waar het nodig is, zet hij hem naar zijn hand en gebruikt hem.
In Leiden speelt een andere driehoek: Deliana Valmaer is hier de onbereikbare, bewaakt door haar broer Reindert. Alleen door de vernedering van list en bedrog weet Gerard haar te verwerven, maar hij blijft steeds de mindere, ook al mag hij haar dan de zijne noemen. Hij verliest haar weer door Lysbet, door de schaduw van de andere driehoek.
Ook ontbreekt in het boek de opdracht tot wraak niet, maar ook hier is het motief verdubbeld. In de eerste plaats is het een opdracht van de vader. Diens verloofde, misbruikt door de papist, de vijand, moet nog altijd gewroken worden. De vader is het nooit gelukt, maar hij wil niet ongewroken het graf ingaan; Gerard begrijpt, dat zijn vader hem niet opdraagt de Franse kolonel te zoeken, die al oud moet zijn en misschien niet meer in leven, maar dat de vijand nu getroffen moet worden in de verleider van de dochter, wier naam in huis niet meer genoemd mag worden.
Van een directe opdracht van de zijde van Lysbet is geen sprake, ze is daartoe te zeer willoos werktuig van de Romanesque; toch doet de toestand waarin ze verkeert, een beroep op Gerard, maar hij is even weinig gebrand op wraak als Henk Mannoury; evenals deze kan hij nauwelijks partij kiezen: bij Henk zijn de gevoelens voor zuster en vriend beide te sterk. bij Gerard zijn de gevoelens