Okke Jager
Klaar komen met herinneringen
Niets maakt mij zo moe als kijken naar foto's van vroeger. Het verleden buigt over mij heen met een zware hand op mijn schouder.
Ik kan wel schreeuwen dat ik niet meer weet, wat er gebeurd is in mijn jeugd dat mij nu nog doet schreeuwen. Of is het al vóór mijn jeugd gebeurd? Wij hebben altijd het gevoel: ik had nog iets willen zeggen. Wat is het toch, dat wij vergeten zijn? Wij zijn vergeten het laatste woord van Eva, voordat de slang het woord nam. En wij zijn vergeten, wat Eva verder nog had willen zeggen.
De oe van vroeger is de oe van droevig. Het is niet meer na te gaan, of er in de kindsheid een groot heimwee was of dat bij het denken daaraan het heimwee ontstaat of dat twee vormen van heimwee hier elkaar ontmoeten, een heimwee naar voren en een heimwee naar achteren, twee stromen die uitlopen in een stilstaand meer, zilver tussen donkere bossen, dat er uit ziet alsof wij hier al eens eerder zijn geweest, maar wij weten niet wanneer; alleen ons spiegelbeeld in het water schijnt het te weten, maar kan het niet zeggen omdat aan dit meer nooit één woord gezegd kan worden, al staan de bossen er al eeuwen op te wachten om het meer te dempen met de echo van het eerste woord.
Ik kan nu nog de randen en de vlekken zien van de stenen gangvloer waar ik vroeger met een autootje reed, toen de buiging van een lijn op het vloerkleed meer betekenis had dan nu een nieuwe vriendschap. Toen was de vakantie een zee: eerst pootjebaden, dan dieper, en er was geen eind aan te zien. Nu moet ik de dagen van een lopende band afnemen. Als ik niet snel grijp zijn ze al voorbij, en het grijpgebaar wordt automatisch. Het ophalen van herinneringen aan de kindertijd is prettig en pijnlijk tegelijk, een soort zelfkwelling met lustgevoelens. Moeder met een hoofddoek aan het strand. De tijd gearmd met de ruimte. Maar er was ook een dwerg, in die badplaats. In een nauw straatje, dat wij elke dag moesten passeren, op weg naar het strand. In drie stappen waren wij dat straatje voorbij. Maar 's nachts bleef ik altijd bij de twee stap vastgenageld staan. Het lachen van de dwerg sloeg dan als een golf over mij heen. Met een zoutsmaak op de lippen werd ik wakker.
Ik heb vaak het gevoel dat iets pas werkelijk is, als ik het heb opgeschreven, bijvoorbeeld in een brief naar huis, het huis van de kindertijd. Maar die kindertijd zelf kan niet opgeschreven worden. Er moet nog eens een dag komen, waarop al die kinderervaringen echt gemaakt worden. Ik kan mij nog niet goed het gevoel aanpraten dat zij hebben afgedaan. Als ik iets heb opgeschreven is het alsof ik mijn bureau heb opgeruimd. Noteren van gevoelens en gebeurlijkheden is bevrijdend als het doorkrassen van gedane plichten in mijn agenda. Ik wilde wel dat kinderervaringen ook in een zakagenda stonden. Van gisteren