het onnederlandse van zijn maat en formaat, is juist in dit opzicht plus hollandais que les hollandais. Van dergelijke typen zegt de volksmond dat zij zich niet makkelijk geven. Men leert hen pas langzamerhand kennen.
Met deze volkswijsheid stemmen de feiten overeen. In een Engelse serie Modern European Writers figureert Vestdijk met zijn vertelling De Bruine Vriend onder aanmerkelijk jongere buitenlandse collega's.
De secundaire functie van onze literatuur, vroeger en nu, psychologisch maar evenzeer sociaalpsychologisch, in eigen land maar evengoed in de relaties tot het buitenland, lijkt mij buiten kijf.
Moeten wij niet een cultuurpolitiek bedenken die deze secundaire functie zoveel mogelijk corrigeert, bijstelt, zoals ogen gecorrigeerd worden door een bril?
Deze vraag is niet buiten kijf. Een dergelijke correctie zou, in het algemeen gepropageerd, wel eens kunnen leiden tot een aantasten van het wezen van het werk. Ik zou zeker geen vertaling willen voorstaan, zoals wij die uit het verleden kennen, vrij naar het oorspronkelijk werk. Er is echter wel een vrije vertaling mogelijk - Charles Timmer heeft uitvoerig daarover gesproken, toen hem de vertaalprijs was uitgereikt - die als een dergelijke bril functioneert. En vanzelfsprekend is een soortgelijke bril ook binnenshuis mogelijk. Die bril laat het werk onaangetast. Allerlei instanties zijn daarmee gemoeid: uitgevers, boekverkopers en hun gemeenschappelijke organen. Men is nog maar net begonnen. Enquêtes naar leesgewoonten, een intensieve reclame, behoren daartoe.
Ik heb zo de indruk dat reclamecampagnes, overgenomen uit andere bedrijfstakken, op z'n minst een grote verfijning behoeven, een verfijning die wellicht een wezenlijke verandering van deze campagnes zal betekenen. Het verbond van bedrijfseconomie en statistiek met literatuur zal zich moeten richten op de literatuur. Maar hoe charmanter, hoe losser, hoe beter.
Daar staat dan weer het plechtige woord literatuur en wij zijn op nederlands niveau. Waar, met welke mogelijkheden, welke aansluitingen? Het lijkt mij noodzakelijk, onder dat begrip en die discipline veel meer thuis te brengen dan wij van huis uit gewend zijn te doen. Literatuur is bij ons te plechtig, te stijf, te gesloten.
Men vergelijke de Franse literatuurgeschiedenis Collection Littéraire van Lagarde et Michard eens met de nederlandse methode van literatuuronderwijs. De Franse methode is open naar alle zijden. Literatuur is bij ons ‘een kous apart’.
Het onderzoek dat zich zou richten op de wereldvreemheid van de nederlandse literatuur zou voortdurend literaire èn sociaalwetenschappelijke methoden moeten combineren.
Als ik daar een, misschien dwaze, wens aan mag verbinden: zo dat het resultaat vruchten draagt op literair, liefst ook op nederlands niveau.