in het buitenland altijd op een afstand blijft: broeder ziel! en zij komt voor het eerst een vreemde stad werkelijk binnen.
De kleur van de stenen is niet het grauwe van de armoede, niet het witte van verhevenheid, niet het roze van lieflijkheid, maar de onnoembare grauwwitroze kleur van een verheven lieflijke armoede. Het vlak van de hoge huismuren wordt trefzeker gebroken door plekken groen, die uit alle vensters naar voren springen, als was er binnen in de huizen een groei van groen die niet meer te stuiten was, een ongeneeslijke zomer die onverbeterlijk tegen de voorschriften winterse lakens opzij wierp om een frisse neus te halen.
Winkeltjes met franciskaanse kunst puilen uit tot op de stoep. Elk straatje is een pad in een kloostertuin. De kleuren van de stenen wedijveren in variatie met de vele soorten groen van vensterluiken en klimop. Er is een non die gregoriaans de straat veegt.
Assisi ligt telkens in de schaduw en plotseling weer in de zon, alsof het zich met de regelmaat van een ademhaling even bezint op het verleden en dan weer een stap naar voren doet in de toekomst.
Scooters met toeters klieven de middeleeuwen die zich achter hen onmiddellijk weer sluiten.
Toeristen hebben waterige belangstelling voor bloedige ernst, het fototoestel aan hun zij als een donkere speerpuntwond van Christus in het lichaam van Franciscus. Autobuschauffeurs openen met een te brede zwaai voor de smalle straten de deuren voor een zwerm nonnen die eerst naar alle kanten willen wegstuiven, maar dan wat schrikachtig bijeenschuilen omdat er te veel kanten zijn. Als zij wegkruipen bij elkaar - om alle kappen heen de onzichtbare grote kap van de groep onder de nog grotere kap van de orde - staan zij zo aan de grond van alle tijden genageld, dat men al zien kan hoe zij met dezelfde schroom troost bij elkaar zullen zoeken bij het binnenkomen in de hemel.
De mensen weten niet precies hoe laat het al is zoals de duiven, die klokslag twaalf uur - alsof de Heilige Geest overvloedig wordt uitgestort - vanaf alle dakgoten neerstrijken op het pleintje voor de oude Minervatempel om gevoederd te worden.
In de gewelven onder de eetzaal, waar de toeristen om meer boter vragen, bidden gesluierde nonnen achter tralies om meer geloof.
De enige zwarte vlek is de klok in de toren van San-Francesco - en het gezicht van Clara dat rustig het moment afwacht waarop het eeuwenlange voetgeschuifel langs haar lichaam onderbroken wordt door de bazuin van de opstanding.
Een trouwe dochter van de moederkerk rukt zich even uit haar omarming los in het gebaar waarmee zij zelf voor een ogenblik moeder wordt en reikt de kapelaan een sigaar aan die hij - tot buiten de kerk - in de hangende kap van zijn pij bewaart.
‘Al die zwartrokken leven van ons geld’, zegt een man die moe is geworden van de onzichtbare hand die bij de fresco's in de kerk zwaar op zijn arm