Ontmoeting. Jaargang 14(1960-1961)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Dick Steenkamp Ik ben o Heer een vreemdeling Ik leefde zeer regelmatig: om acht uur verliet ik mijn huis ik wachtte voor het rode licht men moet zich opstellen in de rij aan de uiterste rechter zijde ik groette de dominee op zijn fiets ik knikte welwillend naar een lid van de kiesvereniging hier ter stede ik zag weliswaar meisjesbenen van een typiste door de voorruit maar het is vroeg in de morgen het licht springt trouwens op groen er steken kinderen over met tassen verminder nu snelheid, rem de achterlichten rood, wie achter mij rijdt moet stoppen want wij sparen het leven gezamenlijk zijn wij zeer beleefd noem mij een beest maar de gedachte door te rijden komt bij mij op ik word veroordeeld: ik heb gedood des voormiddags om acht uur tien want wie een kind aanziet het te doden die heeft een moord in zijn hart begaan niemand die het weet niemand ik zeg goede morgen ik weet de wijze waarop men het zegt zo dat het meer dan beleefdheid is dat het klinkt als een nieuw geluid In de gang staat men te praten ik ben in het zuiden geweest veel zon en het eten was uitstekend hij draagt een ketting op zijn vest het horloge knaagt aan zijn buik hij is ouder dan ik, ik schat dat hij honderd jaar ouder is hij is lidmaat van de gereformeerde kerk zondags is hij diaken maar vandaag [pagina 34] [p. 34] staat hij vast op de tegels hij weet zijn breedte onder de zon - ik ben o Heer een vreemdeling. Vorige Volgende