| |
| |
| |
Kritieken
Helma Wolf-Catz
Diepzee.
Amsterdam/Antwerpen - Contact.
Een roman, die zich afspeelt in de kleine wereld van enkele studenten in de Franse hoofdstad.
De hoofdpersoon is een agressief meisje, dat als kind de liefde en leiding van een moeder heeft moeten missen, terwijl de vader nauwelijks naar haar omziet.
In Parijs vindt ze haar jeugdvriend, de muzikale Alexi terug en ontmoet er Fernant, die niet alleen op haar, maar ook op de vrouw en de moeder van een der professoren een grote aantrekkingskracht uitoefent. Een tijd lang is zij zijn minnares, tot hij genoeg van haar heeft en met zijn medestudente Nicole samen gaat leven.
Op een avond, als hij op het punt staat met Nicole naar de schouwburg te gaan, wordt hij door zijn vroegere vriendin doodgeschoten. Een psychologische roman van hoog gehalte. De naar binnen gerichte en agressieve natuur van het meisje moest tot haar daad leiden. De schrijfster dringt de lezer tot de niet te ontkomen climax, ze laat ons zien de wonderlijke gedragingen, diep verborgen in de diepzee van de menselijke ziel.
Wat vreemd is de figuur van Hieronymus, die de onbevredigdheid en de dood symboliseert, maar die als een onwezenlijke en schimmige gestalte door het boek zweeft. Achteraf gezien zijn hij en de waarzegster de duistere machten, die het meisje drijven tot haar vreselijke daad.
Dit boek is geen ‘Christelijk’ boek. Het zal bij vele lezers een gevoel van leegte achterlaten. Tussen de regels door is het toch wel weer een Christelijk boek, want het confronteert ons met de vraag van onze verantwoordelijkheid.
Een knap geschreven en psychologisch verantwoorde roman.
G. van H.
| |
Dominique Aubier en Manuel Tunon de Lara
Spanje
Utrecht/Antwerpen - Het Spectrum N.V.
Dit deeltje uit de reeks Pictura-Boeken geeft in kort bestek een goed inzicht in de voor ons moeilijk te benaderen karaktertrekken van het Spaanse volk en de Spaanse mens. Het behandelt in vogelvlucht de geschiedenis van Spanje en de cultuur in zijn verschillende aspecten en brengt ons op de hoogte van de economische en de sociale toestanden. Tal van illustraties lichten de tekst toe. Het knappe van dit oorspronkelijk in het Frans verschenen werkje is, dat het bij alle beknoptheid nergens oppervlakkig wordt, en ons werkelijk iets ontsluiert van het geheim, waarin de Spaanse mens voor ons gehuld is.
J.C.H. de P.
| |
Prof. Dr. P.A. van Stempvoort
Petrus en zijn graf te Rome
Baarn - Bosch en Keuning N.V.
In dit werkje uit de Bibliotheek van Boeken bij de Bijbel wordt een tot op zekere hoogte objectieve beschouwing gegeven over de waarschijnlijkheid, dat het graf van de grote apostel zich onder de Sint Pieter te Rome zou bevinden. Tot op zekere hoogte, want uit deze verhandeling blijkt duidelijk dat de auteur geneigd is deze vraag bevestigend te beantwoorden en Van Stempvoort verstaat de kunst van het schrijven - en het spreken -
| |
| |
wel zo goed, dat hij al wikkend en wegend, al suggererend, de lezer ongemerkt inpalmt, meesleept en evenzeer ‘ja’ laat knikken. Afgezien van het probleem dat aan de orde is, wanneer men het althans een probleem wil noemen, is dit een prettig boekje, dat zelfs hen die beginnen te stellen dat ze voor vraagstukken als dit geen belangstelling hebben, ongemeen kan boeien.
J.E.N.
| |
Peter van Eeden en Wim J. Simons
Van Eeden! Van Eeden! Daar komt hij aangetreden.
Amsterdam - De Beuk.
Een uitgaafje ter gelegenheid van de nationale Frederik van Eeden herdenking in dit jaar. Het is een bundeltje caricaturen en schimpdichten naar aanleiding van het Waldens avontuur. De titel is de aanhef van een spotrijm uit Boterbloempjes door Jantje Paradijs Corneliszoon.
Erg gelukkig gekozen vind ik deze bundel niet, althans niet voor deze gelegenheid. Walden moge een debacle zijn geworden en Van Eeden moge een onpractisch mens zijn geweest, als auteur en dichter was hij toch van grote betekenis. Ter gelegenheid van een herdenking verwacht men toch geen samenraapsel van schimpscheuten, hoe vermakelijk ze op zichzelf ook zijn. Het enig positieve dat men uit dit boekje zou kunnen concluderen is, dat de man die zoveel stof heeft doen opwaaien, wel van grote importantie moet zijn geweest.
J.E.N.
| |
Dagboek van mevrouw colijn.
Kampen - J.H. Kok N.V.
Mevrouw Colijn maakte haar aantekeningen - van 30 juni '41, gevangenneming dr C., tot eind okt. '45 - voor haar kinderen en kleinkinderen, later ook om zich uit te spreken. Ze zijn dan ook zo persoonlijk dat men ze met schroom leest, vooral de bijgevoegde brieven.
De levensavond van de grote Nederlander en zijn uitnemende vrouw is niet indrukwekkend geweest, wel tragisch: oude bomen laten zich slecht verplanten. De - waardig gedragen - ballingschap viel zeer zwaar; door het totale isolement werd de gezichtskring wat beperkt, de nood in Nederland niet geheel begrepen, het accent op de eigen belevenissen gelegd. Dr C. merkt zelf op: Wonderlijk hoe men voor zulk een persoonlijke aangelegenheid als een gouden bruiloft nog belangstelling kan hebben temidden van het ernstige wereldgebeuren om ons heen. Men stompt lichtelijk af daar men zonder invloed is op het verloop van de oorlog en maar geduldig afwachten moet wanneer en hoe hij eindigen zal.
Treffend blijkt uit de aantekeningen beider rotsvast geloofsvertrouwen en de hechte onderlinge band. Het geloof hield mevr. C. ook staande toen haar de ene slag na de andere trof.
Dit eerlijke, onopgesmukte, vrome dagboek van een oude vrouw - 78 was ze bij de bevrijding - moest eigenlijk alleen gelezen worden door mensen die het echtpaar Colijn waardeerden. Voor hen heeft het waarde.
Drs G. Puchinger maakte het voor publikatie gereed; hij schreef een verhelderende inleiding en zeer veel aantekeningen. Verder is het voorzien van foto's, facsimile's en bijlagen. Belangwekkend is bijlage XIX ‘Het drama van de Poelau Bras’, waarin het lotgeval van dr A.H. Colijn beschreven wordt.
Fr.v.F.
| |
William Saroyan
Mammie-meisje.
Rotterdam - Ad. Donker.
Een amerikaanse actrice zoekt een goede rol in een goed stuk. Zij en haar 9-jarig dochtertje krijgen een hoofdrol; het succes is boven verwachting.
Deze gang van zaken laat de auteur door het pientere kleine ding
| |
| |
vertellen. Er wordt heel wat afgepraat; soms geestig, vaak onzinnig. Dan zou je het boek dichtgooien als het ‘wonderkind’ niet zo fris en natuurlijk was.
Aan het eind waren mijn winstpunten: meer kennis van amerikaanse gewoonten, van de moeilijkheden daar bij het opvoeren van een nieuw toneelstuk en wat meer begrip voor het tekort van kinderen uit een gebroken gezin.
De plezierige vertaling is van Esteban Lopez. Jammer dat hij de vloek op blz. 222 niet wegwerkte.
Fr.v.F.
| |
Willem Enzinck
Maria met de houten jurk.
Den Haag - H.P. Leopold Uitgeversmij.
Op zijn zwerftochten door Griekenland hoorde Enzinck veel sprookjes en volksverhalen vertellen; vijftien daarvan geeft hij hier door. Ze laten zich plezierig lezen: de Griekse fantasie staat nergens voor, bovendien wordt de deugd beloond en krijgt de schurk zijn trekken thuis - wat wil je meer.
Enzinck vertelt nog al rustig, zijn verhalen werden niet meeslepend, wel boeiend tot het eind.
Oneerbiedig is in De overtroefde leugenaar dat ‘onze Lieve Heer’ moet meespelen. Overbodig ook, reuzen en prinsen liggen immers voor 't grijpen.
Fr.v.F.
| |
Wim J. Simons
Het paleis van circe.
(De Amerikaanse reizen van Frederik van Eeden.)
De Beuk - Amsterdam 1960.
In dit boekje wordt een episode uit Van Eedens leven beschreven, minder bekend, doch tenminste even belangwekkend dan die van het experiment van Walden. Na de mislukking van Bussum heeft de idealist getracht zijn denkbeelden in de Verenigde Staten, nl. in Wilmington te verwezenlijken. Hij stichtte in North Carolina de Van Eeden Colony. Ook deze onderneming draaide op niets uit.
De titel van dit boekje is die van een door Van Eeden geschreven toneelstuk. Uit het dagboek van de auteur, waar Simons passages uit aanhaalt, blijkt het verband tussen het Amerikaans evenement en dit drama. De klassieke Circe veranderde de mannen die zij ontmoette in zwijnen. Iets soortgelijks geschiedde wanneer Van Eeden zijn idealen trachtte te verwezenlijken. Dit met de zakelijkheid van een historicus geschreven kort relaas verraadt toch oprechte deelneming in de tragiek van het geval.
J.E.N.
| |
Verschillende auteurs
Ontluisterde mei 1940.
De Brug/Djambatan N.V. - Amsterdam 1960.
Een bundel proza en poëzie ter gelegenheid van de twintigste gedenkdag. Er staan bijdragen in van Elisabeth Augustin, Godfried Bomans, Willem Brandt, Elisabeth Cheixaou, C.J. Dippel, Anthonie Donker, Marja Dorna, Johan Fabricius, H.W.J.M. Keuls, Sjoerd Leiker, Maurits Kok, A. Viruly en Helma Wolf-Catz. Ieder van de verhalen en verzen te bespreken zou te ver voeren. Dikwijls zijn gelegenheidsbundels wat men noemt ‘maakwerk’. Dit werk staat echter op hoog niveau. Verwonderlijk is dit niet. Heeft mei 1940 niet op ieder onzer diepe indrukken nagelaten? De bijdrage van Viruly valt helaas uit de toon. Zijn uitlating ‘dat het juist onze toepassing van het verworven vermogen om door de ruimte te varen is, die onze verdere bewaring tegen onheil tot God's - lees Gods - onvervulbare wens gemaakt heeft’, dunkt me kwetsend gezwets en in strijd met de regel der P.E.N. Club, op wiens initiatief deze verzameling is uitgegeven, dat het begrip vrijheid impliceert, dat men zich vrijwillig beperkingen oplegt.
J.E.N.
| |
| |
| |
Yoshiro Nagayo
De bronzen Christus.
Vert. Am. J. Verstraeten.
H. Nelissen - Bilthoven 1960.
Een geschiedenis, ontleend aan de geloofsvervolgingen in de zeventiende eeuw van het Japanse Christendom, die ten dele aan historische feiten is ontleend. Het is een aangrijpend boek, door en door Oosters in zijn mengeling van naïveteit en raffinement, doch evenzeer een boek van heel de wereld, niet alleen omdat het de eeuwige waarden van het Christendom door geeft, doch daarnaast omdat het in psychologisch opzicht verrassend knap is.
Ik hoop dat de Nederlandse vertaling evenveel opgang zal maken als de Amerikaanse.
Nelissen zorgde voor een typografisch uitzonderlijk goede uitvoering.
J.E.N.
| |
Evan Hunter
Aanklacht.
A.W. Sijthoff - Leiden 1960.
In deze roman opnieuw het probleem van de jeugdcriminaliteit aan de orde gesteld. Het boek zal zijn weg wel vinden. Het vormt een opmerkelijk samenstel van eigenschappen waar het publiek naar vraagt: een moordzaak, een beetje sexualiteit, een gewetensconflict van een openbaar aanklager, de verhouding tussen ouders en de z.g. moderne jeugd, het zijn allemaal onderwerpen die op het ogenblik in trek zijn. De auteur heeft een Amerikaans fijne neus voor het snuffelen naar actuele problemen. En hij behandelt ze niet eens gek, uitgekookt zelfs, zou ik het willen noemen. Met andere woorden: niet al te diepgaand doch toch ook weer zo, dat men hem niet al te licht van oppervlakkigheid zal beschuldigen. Hij ontroert op deze al te goedkope wijze, hij verrast inderdaad en hij is, bij al zijn vrijmoedigheid toch ook weer discreet.
Toch bevredigt dit boek niet geheel. Het behandelt namelijk de rechts-filosofische vraag van de rechtsgronden, maar het geeft geen wezenlijke oplossing, doordat het wegvlucht in gelukkige casus-positie, die op zichzelf toch ook al weer een aardige vondst is, doordat het verhaal daardoor een plot krijgt, waar de doorsnee lezer nu eenmaal naar vraagt.
Samenvattend zou men deze roman het odium ‘zo gek niet’ kunnen verlenen.
J.E.N.
| |
Bert van Aerschot
Einde van een reis.
J.M. Meulenhof - Amsterdam/ P.V.B.A. Meirinck - Antwerpen z.j.
Ook dit boek van Bert van Aerschot is, ondanks de grote dosis menselijke narigheid die er in beschreven wordt, toch weer positief van strekking. De auteur laat een gekke kolonel, met een geschonden bovenlip en een drankzuchtige vrouw, dwaasheden uitkramen waarin veel wijsheid schuilt... ‘duizenden die hun dagen in leegheid doorbrengen en wat met gedachten spelen, janken over wanhoop zonder ze werkelijk te voelen. De wanhoop, Cora, is het gevolg van een onvolledig levensinzicht.’ En hij laat zijn hoofdpersoon quasie-wijs denken en spreken als een dwaas, tot de man zichzelf gaat herkennen en de kolonel wil kussen op diens baardige, geschonden mond.
Bert van Aerschot weet op meesterlijke wijze het zintuigelijk waarneembare en de - ogenschijnlijk - volkomen los daarvan staande gedachtenspinsels van hem die waarneemt, dooreen te vlechten. Hij blijft daarbij steken in het immanente. Voor transcendentie is in zijn werk geen plaats. Maar hij weet toch, evenals in ‘De Lift’, de meest vulgaire driften en emoties te plaatsen in het licht van een eigen-aardig eeuwigheidsverlangen, de hartstochtelijke wil om voort te bestaan.
J.E.N.
|
|