| |
| |
| |
Kritieken
Colin Wilson
De buitenstaander
(The Outsider) Baarn - In den toren.
Het is al weer geruime tijd geleden dat dit in meer dan één opzicht merkwaardige boek verscheen. Niettemin is het een enigszins breedvoerige bespreking nog meer dan waard. De schrijver heeft het als ondertitel meegegeven: Een onderzoek naar de aard van de geestelijke ziekte in het midden van de 20e eeuw. Die titel is wat misleidend. Laten we het maar liever noemen - ook met de eigen woorden van de schrijver: Een behandeling van de problemen van de Buitenstaander.
De schrijver tekent de Buitenstaander - daarbij veelvuldig illustrerend met voorbeelden uit de literatuur, maar ook wel uit andere kunstgebieden - als de man die anders is dan de anderen en die dat anders-zijn ervaart als een barrière tussen zichzelf en zijn medemensen. Een barrière waar hij niet overheen kàn, maar waar hij ook niet overheen wìl, omdat hij dan het gevoel zou hebben iets wezenlijks van zichzelf te verliezen.
De oorzaak van dit anders-zijn van de Buitenstaander is, dat hij scherper en dieper voelt dan de anderen, vooral scherper voelt de onbevredigdheid in zijn leven. Alles wat er om hem heen is ervaart hij als onwezenlijk, niet terzake doende, de kern niet rakend. Hij leeft in een gevoel van onwerkelijkheid en onvrijheid. In zijn meest negatieve vorm verveelt hij zich eenvoudig in het leven. Niets schijnt hem de moeite waard. Of hij walgt er van. Hij is altijd op zoek hoe hij zijn leven moet leven om méér te leven, intenser. Hij dènkt over zijn leven. ‘Vergeleken met de Buitenstaander is de wijze waarop de meeste mensen leven in het geheel geen leven, het is op drift zijn’. Maar ‘hij denkt te véél’, ‘hij denkt inplaats dat hij handelt’, hij is ook in zichzelf verdeeld. In zijn meer positieve vorm zou hij zijn krachten en energie wel willen richten, maar hij vindt er geen object voor dat hem de moeite waard schijnt. ‘Waarop ik mijn kracht moet toepassen, dat is het wat ik nooit gezien heb en ook nu niet zie’. Slechts in enkele en afzonderlijke momenten van intens leven wordt hij boven zichzelf uitgetild en sluit alles in harmonie tot volledig leven.
Hoe wordt de Buitenstaander tot wat hij is? Is hij iemand die spoken ziet, of is er werkelijk iets? De problemen van de Buitenstaander zijn werkelijke problemen. Hij heeft een scherp oog voor de werkelijke toestand van de mens. Want wat is die mens? Een man, die zich aan de wand van een groeve vastklampt aan een struik met een razend beest boven zich en een draak beneden zich. Twee muizen knagen aan de wortels van zijn struik. Toch merkt hij terwijl hij daar hangt, wachtend op de dood, enkele druppels honing aan de bladeren van de struik. Hij buigt zich er naar toe en likt de honing op. ‘Zo is de mens: hangende tussen de mogelijkheden van een gewelddadige toevallige dood en de onvermijdelijke natuurlijke dood; ziekten verhaasten ze, maar toch eet hij, drinkt hij en lacht hij in de bioscoop om Fernandel. Dit is de mens die de Buitenstaander ziekelijk noemt, omdat deze geen zin in de honing heeft’.
Na de analyse van de kenmerken van de Buitenstaander gaat de schrijver verder en zoekt naar de grond van het hier heersende levensgevoel. Hij noemt die grond een religieuze:
| |
| |
het is het besef van de gebrokenheid en verdorvenheid van leven waar de Buitenstaander vòòr staat en niet voor wèg kan. ‘Er is geen uitweg, geen doorweg, geen omweg’. Hij mag voor deze problemen niet vluchten, zijn enige kans ligt in het aanvaarden van de grond van zijn anders zijn, dat voortvloeit uit zijn anders zien. ‘De weg naar huis is niet de weg terug’. In de erkenning van de gebrokenheid van het leven ligt de eerste voorwaarde voor een verder gaan. Dat is het religieuze element in het schema van de schrijver: de verlossing die pas mogelijk wordt wanneer de veroordeling aanvaard wordt. Naar het woord en naar de algemene begrippen nadert de schrijver hier tot het christelijk dogma, al zal het velen verbazen en moeilijk vallen de Buitenstaander met fundamentele trekken van het christelijk geloof te verbinden: wij achten de man die zich aan de druppels honing wijdt doorgaans een goed Christen, die één voor één zijn zegeningen telt.
Tot een aanvaarding van een persoonlijk verlosser komt de schrijver niet, de oplossingen die hij wèl geeft zijn nogal vaag en vrijblijvend en vormen zeker niet het sterkste deel van het boek na de boeiende en overtuigende tekening van de habitus van de Buitenstaander. Voor het overige moet ik de indringende kracht van veel van de in deze analyse gegeven beschouwingen met nadruk noemen. In veel opzichten is dit boek verbazingwekkend. Niet het laatst is het dat, wanneer men leest dat de schrijver een jongeman is van 24 jaar, zonder veel schoolopleiding, die zich in enkele jaren het belangrijkste van de wereldliteratuur wist eigen te maken. Met die mededeling te beginnen zou wat stemmingmakend aandoen, maar aan het eind mag deze bijzonderheid niet onvermeld blijven. Het boek draagt er de sporen van: enthousiast en overmoedig en uitgesproken talentvol. Het is een boek dat in de letterlijke zin de moeite van het lezen waard is, dat niet bij de literatuur blijft staan, maar door de literatuur heen grijpt naar de meeste fundamentele problemen van het leven.
J.W.V.
| |
Gwen Terasaki
Maar de regenboog bleef
Den Haag - In d'eglantier.
Onder de titel ‘Bridge to the Sun’ verscheen dit boek einde vorig jaar in de U.S.A. De vertaling is van Elink Schuurman.
De schrijfster, een Amerikaanse, vertelt haar levensgeschiedenis van het ogenblik, dat zij kennis maakt met Terry, een jonge, Japanse diplomaat. tot de slag, waarop ze het bericht van zijn dood ontvangt.
Zij trouwden in 1931, toen de spanning tussen hun twee landen steeg. Zij droomden van een regenboog over de Grote Oceaan, een vredesbrug tussen Japan en de Verenigde Staten.
Het is een interessant boek, waarin Gwen Terasaki het leven van de Japanners tijdens de oorlog en na de capitulatie beschrijft. Ze doet het op sobere, soms humoristische wijze, zonder enige pretentie. Een boek, dat door de eenvoudige, menselijke wijze van beschrijving, een diepe indruk moet achterlaten.
Dat het dit niet doet komt waarschijnlijk, omdat mevrouw Terasaki er niet in geslaagd is, om haar eigen moeilijkheden aannemelijk te maken. Want ondanks het feit, dat zij honger heeft geleden, ik-weet-niet-hoe-veel-keer moest verhuizen, de ellende van de bombardementen heeft gezien, dringt de gedachte zich op: Wat is u er bijzonder best afgekomen. Haar meubilair wordt met vrachtauto's vol aangevoerd, zij kan nog kiezen tussen een Japans- of een Westers ingericht huis, terwijl de Japanners wegkruipen in huizen van blik en ondergrondse krotten. Zij heeft zelfs niet éénmaal een bombardement meegemaakt. Dat maakt, dat het sterven van haar man, dat niet
| |
| |
of maar heel in de verte met de oorlog heeft te maken, weinig indruk op de lezer zal maken.
G. van H.
| |
Paul Christiaans
De fluwelen kraag
Amsterdam - J.M. Meulenhoff.
Een debuut van een schrijver die goed thuis is in de advocatenwereld. Intelligent geschreven, doch compositorisch niet sterk.
Motief: de onoverbrugbare menselijke eenzaamheid. De plotselinge dood van een jong lid van de balie brengt een vriend en confrère er toe aan de hand van een notitieboekje het leven van de overledene na te pluizen.
De eerste helft van de roman behelst het relaas van het onderzoek (in de eerste persoon geschreven). Het tweede gedeelte, in de derde persoon, het verhaal nòg eens, maar dan chronologisch.
Jammer genoeg heeft de auteur in het eerste stuk teveel gras voor de voeten weggemaaid, waardoor een anti-climax onvermijdelijk werd.
Niettemin een zuiver verteld verhaal. Pretentieloos, maar zeker niet onbeduidend, doch met een duidelijke belofte voor rijper werk.
P.J.R.
| |
Ton van Oudwijk
Twee maal ludovicus
Amsterdam - G.A. v. Oorschot.
Het verhaal van een gefrustreerd kind, zoon van een vader met een kleine fysieke afwijking, die niet in staat bleek zijn gebrek te sublimeren. De psychische structuur van de vader is uitgesproken pathologisch en die van de zoon vertoont daarmee grote overeenstemming. Deze twee mensen kwellen zichzelf, elkander en hun omgeving, zijn zeer veeleisend en voelen zich altijd misdeeld. De moeder-figuur in het boek is bewonderenswaardig. De auteur idealiseert niet - daar is ze, het blijkt wel uit heel de roman - erg huiverig voor - maar legt niettemin in deze tegenspeelster een grootheid van karakter die eerbied afdwingt. Toch weet deze vrouw het destructieve proces dat zich in het verhaal voltrekt niet te stuiten. En ondanks haar vroegtijdig sterven, ondanks het ontbreken van voorwaarden en omstandigheden voor een wending ten goede voltrekt zich langzaam bij de jonge Ludovicus toch een ommekeer. De egoïst bij uitstek hecht zich aan een vreemd kind en waagt voor dit wezen zijn leven. Ook leert hij een vrouw lief te hebben. Na zover te zijn gekomen besluit de schrijfster haar verhaal. De vader laat ze verbijsterd achter.
Een uitzonderlijk knap geschreven roman waarin scherp, bijna onvrouwelijk scherp wordt geanalyseerd, maar waarin ook duidelijk een grote mate van meedogen om een paar ongelukkigen doorklinkt.
J.E.N
| |
D. van der Stoep - H.H. Felderhof
Opnieuw in de houten broek
Baarn - Bosch & Keuning N.V.
Ouderen kennen wel de reportagebundel ‘In de houten broek’, die zo'n twintig jaar geleden is verschenen. Het was niet eenvoudig een reprise te geven die even goed zou inslaan. Mijns inziens is het echter niet alleen gelukt, maar is de nieuwe uitgave zelfs beter dan de eerste. Het is mogelijk, dat ik me op dit punt vergis, dat ik vergeten ben hoe actueel de eerste bundel destijds was, terwijl ik al lezend in dit nieuwe boek wel heel duidelijk ervaar hoe alles wat hier wordt gezegd en overhoop gehaald voor ons, kerkmensen, van allergrootst belang is. Een andere mogelijkheid, en daar houd ik het liever op is, dat de auteurs wat ouder zijn geworden, dat hun oordeel en begrip, hoezeer dat twintig jaar geleden evident was, zich nog wat heeft verdiept.
Felderhof is een scherp opmerker, een goed rapporteur, hij signaleert en geeft een pakkende parafrase.
Bij Van der Stoep, die ook de inleiding schreef, een betoog waarop je telkens wenkbrauwen fronsend
| |
| |
toch wel ja moet knikken, zijn het sterkst de beschouwingen, mild en vol humor. Zelfs voor broeder Jansen, ja hij is er nog, de rechtlijnige amateur-theoloog, heeft hij alle begrip.
Een bijzonder aardig boek, waarmee ik de auteurs graag geluk wens.
J.E.N.
| |
André Maurois
Rozen van september
Vert. Herman Leenes
Tilburg - Nederlands Boekhuis.
Niet alleen de in deze roman beschreven gebeurtenissen, maar mee en vooral de opmerkingen en beschouwingen die Maurois speels, schijnbaar terloops soms, zijn personen in de mond geeft, maken de waarde van dit boek uit. Het verhaal is belangwekkend: Een niet zo jong auteur, naar vermeend wordt gelukkig getrouwd, geraakt in vuur en vlam voor een Spaanse actrice. Maurois doorlicht zijn hoofdpersoon bijna meedogenloos, beoordeelt hem niettemin met toegeeflijkheid.
Reeds op een der eerste pagina's laat hij hem echter zeggen: ‘Publiceer weinig. Open je hand pas als ze vol is. En let vooral op de vorm... Het onderwerp doet niets terzake.’
Maurois' hand was inderdaad vol. Dit boek leest men eenmaal geheel en men grijpt er daarna meer dan eens opnieuw naar, om zich rustig in een fragment te verdiepen. Sommige opmerkingen zijn aphoristisch scherp. Het psychologisch inzicht van Maurois dwingt bewondering af.
Aan één bepaald gezichtspunt schenkt de schrijver echter geen aandacht: Zodra een ideaal bereikt is heeft het voor hem die er naar streefde zijn waarde goeddeels verloren. Het is begeerlijk, iets te worden, het te zijn is spoedig onbeduidend, althans naar eigen inzicht. Zij die door anderen worden bewonderd vinden zich, wanneer ze zelfkennis bezitten, veelal onbelangrijk. Maurois maakt van zijn hoofdpersoon een gevierd auteur, maar laat hem zichzelf ontluisteren. Tot op zekere hoogte eerlijk, anderzijds niet helemaal billijk. Het zal nodig zijn geweest om een kapstok te scheppen, waaraan de denkbeelden konden worden opgehangen.
Aan de waarde van deze roman als geheel doet dit echter weinig af.
J.E.N.
| |
Mr. Jan Derks
De bigamist
Den Haag - Ten Hagen N.V.
Achter deze ietwat onsmakelijke titel gaat een goede, vlot vertelde roman schuil. Het verhaal van een gelukkig getrouwd huisvader, die als alle huisvaders die het ernstig nemen, met allerlei problemen wordt geconfronteerd. Niet in het minst met het vraagstuk dat hijzelf vormt. Hij staat namelijk niet al te vast in zijn schoenen en raakt meer dan eens in verwikkelingen verzeild, zelfs in vrij ernstige. Zelfkennis en zelfmisleiding wisselen elkander af in pakkende vaart. Het verhaal mondt uit in de supra-rationele waarheid, dat Gods genade al het menselijk gebeuren en overleggen doorkruist en overtroeft. Een in gezond katholieke trant geschreven roman, die ik met genoegen las.
J.E.N.
| |
D. Meresjkowsky
De 14e december
Vert. J. de Kruyff
Antwerpen/Amsterdam - Wereldbibliotheek.
In deze roman wordt het verhaal van de Decabristen-opstand van 1825 in Rusland nog eens opgehaald. De auteur vlocht een romance tussen vorst Valerian Golitzyn en een zekere Marinjka Paulovna op gelukkige wijze door zijn historisch relaas. Niet deze verhouding, maar de psychologisch scherp weergegeven karakters vormen echter de aantrekkelijke zijde van de roman, die zeer verdienstelijk is geschreven. Meresjkowsky projecteerde in het Decabristen-oproer een sterk idealistisch getinte beweging, eigen denkbeelden en opvattingen omtrent huidige Rus- | |
| |
sische problemen. Behalve dat ze historische waarde heeft is deze roman daarom ook nu actueel. Het is inderdaad de moeite waard, van de gedachten van deze schrijver, een in ballingschap gestorven Rus, kennis te nemen.
Ook compositorisch en dramatisch staat het boek op hoog niveau.
J.E.N.
| |
Stefan Heym
De familie Benda
Vert. I.E. Prins-Willekes Mac-Donald
Amsterdam - Pegasus.
Het relaas van het Tsjechisch drama, verhaald door een auteur die de huidige situatie in dat land een bevredigende acht. Als propaganda voor de communistische idee een knap stuk werk. Niet Marx, Engels of Stalin, doch de apostelen, Tolstoi en Heine zijn de grondleggers van de nieuwe wereldorde. De uitgeefster en zij die achter haar staan deden met deze keus, van hun standpunt gezien, een gelukkige greep. Al was het maar omdat bij de niet critisch ingestelde lezer zekere twijfel zou kunnen worden gewekt aan de waarde van de westerse democratie. De auteur komt nl. de lezer die hij wil winnen voor drie kwart of verder tegemoet. Deze roman vormt een behoorlijke dosis langzaam werkend vergif.
J.E.N.
| |
Peter Marshall
De glorie van pasen
Vert. J.M. Vreugdenhil en J.W. de Groot
Baarn - Bosch & Keuning N.V.
Eigenlijk is dit boekje een soort van prekenbundeltje en wie leest er tegenwoordig nog preken? Maar al lezend in dit boek van Marshall vergeet men dat men met preken te doen heeft. Eenmaal begonnen kan men het moeilijk weer terzijde leggen. Dit proza is zo treffend, indringend, sober en toch dichterlijk, eerlijk en rijk, dat men geboeid voort moet lezen en luisteren. Christus' dood en opstanding, het hoogtepunt in de wereldgeschiedenis worden verkondigd in een vorm, taal en stijl, het onderwerp waardig.
De typografische verzorging van dit werkje en de illustraties zijn zeer fraai.
J.E.N.
| |
Jan H. Eekhout
De man met de harmonica
Den Haag - J.N. Voorhoeve.
De auteur Eekhout is in de loop der jaren zichzelf gebleven, wijzer wellicht, dieper doordringend in de mysteriën van het menselijk bestaan en zijn correlaties met God, maar nog steeds bij uitstek romanticus en dichter, bovenal zoeker van het geluk, schommelend tussen twee uitersten, de uitbundige vreugde en het kleine leed van het volle leven en het esthetisch kluizenaarsbestaan.
De man met de harmonica is een emotioneel geschreven roman, die vooral aantrekkelijk is door de zuiverheid van de gevoelens die er in worden weergegeven.
J.E.N.
| |
Piet van Aken
De nikkers.
Rotterdam - Ad Donker.
Het verhaal van deze vlaamse auteur speelt in 1942 in Belgisch Kongo en het karakter ervan wordt sterk door tijd en plaats bepaald. De tijd dus die, waarin de westerse cultuur een strijd op leven en dood voert; de plaats het raakpunt van het westen met de half gecultiveerde samenleving der kleurlingen. Twee gegevens die de mogelijkheid boden voor een roman, evenzeer rauw als menselijk, afschuwwekkend als aangrijpend.
Piet van Aken bedient zich van het Zuid-Nederlandse taaleigen. Het woord ‘nikkers’ heeft dus voor hem niet iets denigrerends. Zijn boek heeft, integendeel, hoezeer het losstaat van de jongste politieke gebeurtenissen in Kongo, een fel antikolonialistisch karakter. Toch aarzel ik, het een uitgesproken ethische waarde toe te kennen. Ik zou het liever, paradoxaal, als menselijk-on- | |
| |
menselijk willen typeren. Haat en in regressie verkerende liefde, machtswellust en angst zijn de motieven die de boven- en de grondtoon uitmaken. Ook de grondtoon, hoezeer de hoofdpersoon, een ik-figuur, niet uitgesproken onsympathiek is. Er valt bij hem inderdaad wel bewogenheid om de medemens te bespeuren, maar hij blijft toch raadselachtig. Niet doordat de auteur hem niet behoorlijk uit de verf zou hebben laten komen, maar waarschijnlijk omdat Van Aken een grondige afkeer van idealiseren zal hebben. De hoofdrolspeler, Meerman, is zo dualistisch dat hij, in tegenstelling tot zijn medespelers, die men aanvaardt of verwerpt, al naar gelang men hen waardeert of veroordeelt, tot alles in staat schijnt.
Desondanks is ‘De nikkers’ een document humain dat, behalve historische ook literaire waarde heeft, want het is knap geschreven.
J.E.N.
| |
Dino Buzzatti
Angst in de scala.
Vert. Herman van den Bergh.
Zaandijk - J. Heynis Tsz.
Angst in de scala is het titelverhaal uit een in 1949 verschenen novellenbundel van Buzzatti. Het is een beetje wrange, een satirische maar evenzeer humoristische en vooral pakkende geschiedenis. Op onnaspeurlijke wijze duikt in de Milanese scala voor en tijdens een galapremière het oncontroleerbare gerucht op van een politieke omwenteling in diezelfde nacht, die het proletariaat aan de macht zal brengen. De strategische punten in de stad zouden al bezet zijn en na afloop der receptie durft niemand der aanwezige aristocratische bezoekers de scala verlaten. De angst doet maskers vallen. Intelligentia, eruditie en adel schrompelen ineen tot wat ze in wezen voornamelijk schijnen te zijn geweest: enig zielig vertoon.
Deze novelle was een vertaling alleszins waard. Ze behoort tot het beste uit de West-Europese literatuur van de laatste jaren.
J.E.N.
| |
Joost A.M. Meerloo
Alle leven danst.
Vert.: H.M. van Randwijk.
Amsterdam - De Brug-Djambatan N.V.
Ook deze uitgave van De Brug-Djambatan is typografisch zeer goed verzorgd.
Het boek omvat een inleiding over de dans van de oudstbekende tijd tot heden, met illustraties in de tekst, en ruim negentig bijzonder fraaie foto's waarbij nog eens afzonderlijke toelichtingen zijn geschreven. Ieder zou dit werk eigenlijk moeten kennen, zowel dansmaniakken en zij die de dans als een onschuldig verzetje beschouwen, als puriteinen, voor wie de dans begin en einde van alle kwaad is. Meerloo heeft namelijk het wezen van deze uitingsvorm, in zijn zo verschillende verschijningen, scherp doorschouwd. Misschien gaat hij nu en dan te ver, door al deducerend bepaalde uitingen tot dans te herleiden, waarin het dansend element slechts zwak is, bij voorbeeld wanneer hij opmerkt: ‘Zelfs in een gesprek “dansen” mensen naar elkaar toe en van elkaar af’. Maar anderzijds maakt hij opmerkingen, zo verrassend juist, dat hij mijns inziens overtuigend aantoont dat de betekenis van een ritmisch bewegen op de zielsgesteldheid van de mens van zeer grote invloed is. ‘Ik ken schrijvers’, vermeldt hij, ‘die van tijd tot tijd van hun schrijftafel opstaan en door de kamer gaan lopen om zich innerlijk vrij te maken’.
Van de onderwerpen die de schrijver bespreekt noem ik: Primitieve dans en dodendans, Dansepidemieën en genezende dans, natuurlijk ritme, verstarde dans, rondedansen, ballet en vrije dansstijl.
De opvatting van Meerloo laat zich misschien het best samenvatten in zijn uitlating: ‘De dans kan een extatisch heilige handeling zijn, of
| |
| |
kan ons neertrekken in een onderwereld van hysterie en chaotische gevoelens’. Deze mening omtrent een levensuiting die in protestants-christelijke kring zacht gezegd niet kan bogen op een overmaat aan waardering, is meen ik onweerlegbaar juist.
‘Alle leven danst’ is niet alleen een goed boek, het zet ook aan tot nadenken, tot bezinnen.
J.E.N.
| |
Jac Kerouac
De onderaardsen.
Amsterdam - De Bezige Bij.
Een novelle van de ‘beat generation’ in Amerika, geschreven in een deliriumachtige stijl. Heel knap maar je wordt er beroerd van. Dan lees ik toch liever het boek Prediker.
P.J.R.
| |
Guiseppe Tomasi Di Lampedusa
De tijgerkat.
Arnhem - Van Loghum Slaterus.
In de nalatenschap van de Siciliaan Guiseppe Tomasi, hertog van Parma, prins van Lampedusa, bevond zich aldus de mededeling op de flap, het handschrift van deze roman - zijn enige - kort voor zijn dood geschreven.
De roman speelt op het Sicilië van de 19e eeuw. Een zeer uitzonderlijk boek, nu reeds in twaalf landen vertaald. Een roman, geschreven door een aristocraat die met het leven had afgerekend en in één magistrale greep een afrekening schreef met zijn geslacht.
Men moet dit boek bladzijde voor bladzijde proeven en zich vooral niet laten ontmoedigen door historische uitweidingen die het verhaal te vaak vertragen. Het is méér dan een verhaal, het is een levensbiecht van een grand-seigneur die het menselijk hart tot in de meest verborgen schuilhoeken heeft gekend.
Het adjectief ‘geestig’ is hier misplaatst, veeleer is er sprake van een vlijmscherpe ironie welke niettemin getemperd wordt door een zeker meedogen met de gebreken der mensen.
Het is bovenal de roman van Sicilië ‘dat niet het midden weet te houden tussen zinnelijke weekheid en helse hitte’; het Sicilië dat ook vandaag nog de meest schrijnende tegenstelling tussen arm en rijk vertoont.
De Nederlandse vertaling is van Dr. J.C. Romein-Hütschler en van een voornaamheid die dit boek zeker eiste.
Aan de Prins van Lampedusa, overleden in 1957, is het voorrecht geschonken kort voor zijn dood in enkele maanden zijn lang gekoesterde wens te mogen verwezenlijken. Opnieuw ervaart men hier de macht van het geschreven woord, waarbij de nieuwe goden van de tijd helaas de indruk wekken al te zeer roofbouw te plegen op het nog maar al te vaak niet gerijpte talent. Eénmaal te zeggen wat je te zeggen hebt en dan het hoofd neer te leggen - dat was de aristocraat Guiseppe Tomasi vergund.
Een boek om te herlezen.
P.J.R.
| |
C.S. Lewis
De sleutel tot het geheim.
C.S. Lewis
Brieven uit de hel.
W.J. Kooiman
Luther, zijn weg en werk.
Emil Brunner
Ons geloof.
Amsterdam - W. ten Have.
Onder deze titels verschenen nieuwe deeltjes in de ‘Carillon-reeks’, die onder de carillons van de Munttoren en van het Paleis op de Dam wordt uitgegeven om een oecumenisch samenspel van klanken te laten horen voor weinig geld. De eerstgenoemde pockets werden destijds al besproken en aanbevolen, toen zij nog geen pockets waren. Men vraagt vaak naar een korte uiteenzetting van het christelijk geloof in een voor belangstellenden verstaanbare taal; het boekje van Brunner geeft een dergelijk overzicht en is dus bijzonder geschikt voor hen, tot wie de Bijbel nog niet spreekt. Hij schrijft zo hel- | |
| |
der en beknopt, dat men niet kan merken, hoe al zijn theologische werken erin verwerkt zijn.
J.
| |
Dr. H. Kraemer
Het vergeten ambt in de kerk.
's-Gravenhage - Boekencentrum N.V.
Dit boek bevat, in uitgebreidere vorm, de lezingen die Dr. Kraemer in 1958 in het kader van de Hulsean Lectures in Cambridge aan het onderwerp ‘A Theology of the Laity’ heeft gewijd. In dit boek is duidelijk de invloed te merken van de grondgedachten van ‘Gemeente-opbouw’ en de ervaringen, die de auteur als directeur van ‘Bossey’ in oecumenisch verband heeft opgedaan. Hij doet gelukkig niet mee aan het hedendaags gezeur over de ‘noodzaak’, dat de ‘leken’ toch ook iets moeten ‘doen’ in de eredienst, - alsof wij al toegekomen zouden zijn aan wat wij als ‘leken’ nú al in elke kerkdienst te doen hebben. Maar hij geeft een in alle beknoptheid toch bijzonder grondige theologische beschouwing over de noodzaak van een nieuwe ecclesiologie, die de dynamische aard van de Kerk beter tot haar recht doet komen. Het is de vraag, of ‘de bijzondere klem waarmee Woord- en sacramentsbediening naar voren worden gebracht als verreweg de belangrijkste kentekenen van de kerk’, zoals Dr. Kraemer opmerkt, ‘al te zeer de nadruk legt op de kerk als cultusgemeenschap’; er zijn in elk geval vele theologen, die de Woordbediening wel centraal stellen, maar deze dan ook toepassen op wat er tijdens het huisbezoek, op de Bijbelkring en in het apostolaat gebeurt.
Kraemers studie is voor de gehele oecumene van grote betekenis.
J.
|
|