eigen dochter toe. Nu is mij wel bekend, dat sommige negersecten in Amerika de vreemdste praktijken beoefenen in hun ‘godsdienstoefeningen’, maar de jazz, die hier wordt voorgezet, krijgt het etiket ‘fundamentalistisch’ en daar keek ik toch even van op.
Het behoeft geen betoog, dat deze godsdienstige jamsession zeer op de lachzenuwen van een Nederlands publiek werkte. Wie hier niet zou moeten lachen, is beslist niet normaal.
Duidelijk is echter, en dat steken de schrijvers niet onder stoelen en banken, dat de ‘fundamentalisten’ het proces al hebben verloren, voordat ze er mee begonnen. Hoewel ze het natuurlijk voor de wet wel winnen. Maar laat ik trachten ordentelijk iets weer te geven van de heksenketel, waarin dit stuk zijn toeschouwers stort.
Een jonge onderwijzer heeft zijn kinderen de Darwinleer onderwezen. Dat mag niet, want dat staat duidelijk in de wet. Juridisch is deze zaak zo klaar als een klontje. De onderwijzer is schuldig. Zo denkt de rechter er ook over, want hij veroordeelt hem tot 100 dollar boete. Dat is niet veel. Niet meer dan een kantongerechtzaakje. Rondom dit proces wordt echter zo'n poehah gemaakt, dat het ver de grenzen van het betamelijke overschrijdt en stof kan worden voor een toneelstuk. Tussen haakjes: een slecht toneelstuk, zonder probleem, verwikkeling, climax en oplossing. Zo maar een stukje milieuschildering, een tafereeltje zonder kop of staart. De fundamentalisten charteren als openbare aanklager tegen de onderwijzer de grote Matthew Harrison Brady, die in het verleden al driemaal kandidaat voor het presidentschap is geweest. Helaas, Brady is al in zijn nadagen; hij zeurt nog zo'n beetje rond, maar is niet meer dan een ‘fundamentalistische’ slogans fabricerende façade van zijn eigen ik. Straks, als het vonnis tegen de onderwijzer zo mild zal blijken, krijgt hij een beroerte. Roemloos einde van wat eens een groot man was.
De geslepen beroemde advocaat van de tegenpartij, Henry Drummond, heeft een makkie aan de domme Brady. Hij solt in het proces met hem rond, als een torero met een oude afgedankte stier. Toch heeft Brady nog de macht aan zijn zijde: de dominee en diens croonende gemeente; de publieke opinie en de jury, waarin alleen de dommen zitting hebben: lui die niet kunnen lezen en anderen, die nooit van Darwin hebben gehoord. Natuurlijk spreken zij het schuldig uit over de onderwijzer, maar de rechter is zeer mild in zijn vonnis. Een slimme baas, die wel weet, dat hij de ‘vooruitgang’ niet tegen kan houden. Zo winnen de fundamentalisten, maar het is een Pyrrhusoverwinning. De vooruitgang is niet tegen te houden. Darwin wint op alle frontpagina's der vooruitstrevende bladen.
Dit is dan het toneelstuk. Na het verscheiden van Brady mompelt Drummond nog enkele gevoeligheden aan zijn adres en vat het meisje van de onderwijzer, de dochter van de dominee, de moraal ongeveer als volgt samen: ‘De vooruitgang is niet te stuiten. Ideeen moeten geboren worden, zoals kinderen geboren worden; ziekelijke en gezonde. Alleen de gezonde hebben een langer leven dan de ziekelijke’ (Was dat maar waar, voege men hier aan toe).