Nee, zo toch maar niet...
P.J. Risseeuw
Onlangs heeft Aart Romijn voor de vertegenwoordigers van het uitgeversbedrijf tezamen met Adriaan van der Veen en Gabriël Smit een gesprek gevoerd over de taak van de schrijver. Romijn zei ronduit, dat hij zich voor God en medemens remmen moest aanleggen uit hoofde van zijn verantwoordelijkheid.
Een zeer gevoelig punt in het leven van een christen-schrijver, die meer dan ooit tussen twee vuren zit. Zèlfs nu in kerkbodes wordt toegegeven dat het niet aangaat van ons te verlangen: romans te schrijven die ook door kinderen kunnen worden gelezen.
Het is nog altijd het zevende gebod, dat monsterachtig groot alle andere geboden dreigt te overschaduwen.
Maar goed - wij willen eerlijk zijn. Wij beroepen ons op de Bijbel. Wij zijn het er tegenwoordig wel over eens dat wij de dingen bij de naam moeten noemen en niet schijnheilig schuilevinkje spelen. Wij willen nergens meer voor opzij gaan als ons verhaal dat vergt. Het komt nu alleen nog maar aan op het hoe. En of wij zullen toegeven aan de ordinaire mode, alles maar te ‘durven’.
Rijnsdorp heeft er, meen ik, al eens op gewezen, dat met name alles wat over sexualiteit geschreven wordt reeds uit dien hoofde wordt gelezen alsof het cursief gedrukt staat.
Ik moest daaraan denken, toen ik de derde roman van Job Sytzen (is dat een pseudoniem?) in handen kreeg.
Met ‘Landgenoten’ heeft Job Sytzen, na zijn veel gelezen ‘Niet iedere soldaat sneuvelt’ en ‘Gods Ravijn’, een trilogie voltooid over de belevenissen van onze jongens in de strijd in Indonesië. Nu, met dit laatste boek, geeft hij een terugblik op de misère van het laatste oorlogsjaar in Nederland.
Sytzen vertelt met een zekere vaart zijn verhaal. Hij maalt kennelijk niet om literatuur, hij heeft haast om alles te spuien wat hem op het hart ligt.
Geen wonder dat men in zijn werk mist de distantie, het kunstwerk eigen. Niettemin is hij er wel in geslaagd het leed en de moeiten te peilen van de Hollandse jongens in de tropen; al te vaak voelden zij zich verraden en verkocht, ook door hun geliefden, die, achtergebleven in het vaderland, zich ‘schadeloos’ wilden stellen.
Toch frappeert het de lezer dat Sytzen, vooral in ‘Gods Ravijn’, zijn verhaal toespitst op de sex. Hij heeft er kennelijk plezier in gehad zich nu eens géén remmen aan te leggen.
En als een bekend recensent in een onzer kerkelijke bladen zijn boeken prijst doch er terloops bij opmerkt: ‘denkt u er om, het is erg realistisch’, dan heeft deze recensent zich wel gedekt; maar de lezer (en de schrijver