| |
| |
| |
Kritieken
Jan Baesjou
De Alchimist van Roquebrune
Antwerpen-Tilburg 1954 - N.V. Uitg. P. Vink.
Een geruchtmakend boek over een geruchtmakende zaak, deze roman over het leven van Han van Meegeren. Nauwelijks was dit boek verschenen of in kort geding werd voor de rechtbank te Amsterdam de eis behandeld van de echtgenote van de schilder, Mevr. de Voogt, door de schrijver als Katja Shaba aangeduid, tot onmiddellijke stopzetting van de verkoop van het bovengenoemde boek, omdat daarin gegevens over het intieme huwelijksleven werden gepubliceerd. Weliswaar droeg de geïncrimineerde passage naar het oordeel van de rechtbank geen onrechtmatig karakter en werd de eis derhalve afgewezen, maar toch wordt de sfeer rondom het boek door een dergelijk feit vertroebeld. Dit is des te meer te betreuren omdat het ‘geval Van Meegeren’ reeds zo veel stof heeft doen opwaaien. Extra reclame was dus allerminst nodig.
Het boek is met vaart geschreven, men legt het eerst uit handen als men de laatste bladzijde uit heeft. Dit is niet alleen te danken aan de sensationele geschiedenis op zich zelf, maar is zeker ook de verdienste van de schrijver. Ik heb echter dit bezwaar tegen Baesjou's manier van schrijven, dat hij de geschiedenis te veel aandikt; in zijn poging om de schildering van het veelomstreden Emmaus-schilderij psychologisch te verklaren, komt hij er toe om de verleiding te personifiëren: ‘Andermaal boog de duivel zich over mij. Zijn lach sneed door mij heen. Ik deinsde terug, doch hij nam mij bij de hand en voerde mij tot vlak voor het doek. Zijn greep knelde en deed mijn aderen opzwellen. Als touwen lagen zij op mijn handen en armen. Mijn hart bonsde’. In deze en dergelijke passages ligt het er mij te dik op. Door gebrek aan zelfbeheersing van de schrijver maakt het boek de indruk van gezwollenheid en ongezonde zucht naar sensatie. Ik ken andere levensbeschrijvingen van schilders.
J.C.S.
| |
Willem Enzinck
De Gouden Eeuw der Nederlandse Schilderkunst
's-Gravenhage - Heinemann/Nederland.
Dit is een klein boekje met slechts enkele bladzijden tekst en een serie aardige plaatjes. Bij het populariseren van de schilderkunst zit men steeds weer met de moeilijkheid van de kleurenreproductie. In dit goedkope uitgaafje zijn de reproducties in kleur weer ronduit horribel. De inleiding is aardig, levendig en vlot geschreven, maar ik zou het niet graag met de schrijver eens zijn, waar hij de Nederlandse kunst als een voorbeeld van de Barok ziet. Het is trouwens niet waar, dat de Nederlandse schilder van die tijd om zich ‘als schilder te respecteren, minstens één- of tweemaal de kunst van Italië aanschouwd en bestudeerd’ moest hebben. Al met al is dit boekje te loven als poging tot popularisering van onze grote kunst, maar te laken als gedeeltelijke mislukking.
W.J.Sch.N.
| |
Willem Enzinck Willem van Leusden Bussum - F.G. Kroonder.
Willem Enzinck Otto van Rees Helmond - Uitg. Helmond.
Het is een voortreffelijke gedachte geweest van de schrijver, aan zulke belangrijke en inderdaad te veel op de achtergrond geraakte kunstenaars monografieën te wijden. In de huidige situatie, gekenmerkt door zoveel snobisme en geschreeuw doet het weldadig aan, van werkelijk goede kunst te lezen. En daartoe behoort het etswerk van van Leusden ongetwijfeld,
| |
| |
evenals trouwens verschillende werken van van Rees. Beide monografieën zijn echter zeer kort, en daardoor wat ongenuanceerd van toon. Ik bedoel, dat er in het korte bestek dezer boekjes weinig plaats blijkt voor een evenwichtig oordeel. Het is al lof en prijs. Zelfs het wat flauwe surrealisme van van Leusden krijgt nog een, trouwens vrij kinderlijke, verklaring en van van Rees lees ik, dat hij ‘wellicht de enige onder onze moderne beeldende kunstenaars’ is, die ‘nog in verbinding staat met de objectieve wereld van het geloof’. Wat mij betreft, zijn glasramen stel ik werkelijk niet boven die van bijv. Marius Richters, zijn wandschilderingen zijn zeker niet beter dan die van Aad de Haas. Hoe dat zij, het heeft weinig zin daarover door te discussiëren. Te loven is het werk van de schrijver ongetwijfeld. Beide uitgaven zijn behoorlijk verzorgd en een aangenaam bezit voor de liefhebber.
W.J.Sch.N.
| |
Prof. Dr A. Sizoo
Het oude Christendom in zijn verhouding tot de antieke cultuur. No. IV van Fundamenta, bijdragen tot de kennis van de antieke grondslagen onzer beschaving.
Amsterdam 1952 - H.J. Paris.
De auteur heeft zich blijkens zijn woord vooraf onthouden van vage cultuurhistorische beschouwingen en is liever concreet op de dingen ingegaan, met voorbeelden de problemen illustrerend. Hierbij zou men enkele vragen kunnen stellen: of cultuurhistorische beschouwingen altijd vaag moeten zijn? blijkt hier een zekere geprikkeldheid van de ras-filoloog tegenover de beschouwingen van hen, die historische lijnen wensen te ontdekken? heeft niet het concreet op de dingen ingaan onvermijdelijk een beschouwelijke achtergrond? Als de lezer, met deze vragen gewapend, dit boekje op zijn gemak doorwerkt, zullen zijn wapenen hem uit de hand vallen. Dan weet hij niet meer, of er naast vage ook belijnde cultuurhistorische beschouwingen bestaan; dan weet hij ook niet, of de auteur zijn meer beschouwelijke ambtgenoten met gefronste wenkbrauwen aanziet; zelfs weet hij dan niet langer, of de auteur aan zijn directe mededelingen zekere opvattingen ten grondslag heeft gelegd. Er is natuurlijk wel achter te komen - maar onder de bekoring van dit boekje verdwijnt, misschien tijdelijk, de belangstelling voor zulke overwegingen. Reeds dadelijk pakt ons de vermelding van de vogel Phoenix, de Sibylle, en het dodenoffer. We verdiepen ons in een demonengeloof, dat half heidens, half Christelijk schijnt; we pogen ons in te denken, hoe mensen leefden die in hun omgeving een gehele bevolking van godenbeelden en tempels kenden; en het wordt ons bijna bang te moede, als we horen van de droom van Hieronymus, waarin de relatie tot de pagane literatuur een zaak van geloof of verloochening werd - en van zijn verloochening van die droom in later jaren. - Eén vraag: is het niet een tikje te sterk gezegd: dat in Boëthius' Consolatio ‘van enig Christendom geen spoor te vinden is’? (48). Of was hij zo grondig overtuigd van de mogelijkheid ener ‘natuurlijke Godskennis’, dat hij in een filosofisch geschrift geen behoefte aan Bijbelgebruik voelde? Hij moet
bovendien ook in zijn theologisch werk opmerkelijk zuinig met Bijbelcitaten geweest zijn.
K.J.P.
| |
Prof. Dr C.A. van Peursen
Michel de Montaigne. Het reizen als wijsgerige houding.
Amsterdam 1954 - H.J. Paris.
Achter deze eenvoudige, niet zeer boeiende studie van de mens Montaigne ligt respectabel philologenwerk: de auteur heeft de geenszins simpele Montaigne-teksten met zorg bekeken, en zich een weg gebaand door de zo uitgebreide Montaigne-literatuur. Toch is al dit voorbereidend werk uiteraard het eigenlijk doel van deze studie niet:
| |
| |
het gaat om een benadering van de mens Montaigne, in wie de auteur - terecht - niet een indrukwekkende figuur ziet, maar veel meer een man van intense menselijkheid en als zodanig een voorloper van modern levensbesef. Daarbij valt enige nadruk op het besef van onderweg-zijn en onaf-zijn; en zeer opmerkelijk is wel, dat dit onderweg-zijn niet wordt gezien tegen de achtergrond van een doel, en het onaf-zijn niet tegen de achtergrond van een volgroeiing; zodat de lezer zich afvraagt hoe deze ontdekkingen mogelijk zijn. In deze profetie ontbreekt het perspectief, en dat schijnt karakteristiek voor dit soort zelfontdekking. Wie gelooft in de robotisering van onze cultuur vat huidige waarnemingen samen met een ontworpen toekomstbeeld: dat is profetie met een perspectief, hoezeer men ertegen kan aanvoeren dat deze profetie vals is. De wijze waarop zulk een perspectief in het denken van Montaigne ontbreekt is bepaald ontmoedigend: terwijl hij erkent, dat er een doel moet zijn, waarin de reiziger zich zelf en zijn weg herkent, komt dit niet verder dan de eenheid van de reiziger met zijn tocht (35), en dit doel is dermate perspectiefloos, dat de auteur in zijn samenvattend slothoofdstuk kan vaststellen: Montaignes doel is de reis zelf, het onderweg-zijn, het nimmer afgesloten ontwerp (124). Besluit de schrijver met de opmerking, dat de moderne mens zich in het leven van Montaigne kan spiegelen, dan heeft hij daarin vermoedelijk gelijk. De hoog moderne gedachte, dat de mens geen vaste structuur heeft en men dus eigenlijk niet van ‘menselijke natuur’ kan spreken, heeft de auteur bij Montaigne aangewezen (31) met degelijke geschiedkundige en taalkundige middelen, en deze vaststelling zal zeker voor de geleerde auteur een voldoening zijn. Maar mogelijk vraagt de lezer zich af, of zoveel moeite voor zulk een pover resultaat, neergelegd in een verantwoorde studie, die de lezer echter mismoedig maakt, wel lonend is geweest. Het is alsof een berg een
muis gebaard heeft.
K.J.P.
| |
Luise Rinser
Volheid des levens
Den Haag - H.P. Leopolds Uitgevers Mij.
Uit het dagboek van haar minnaar, dokter Stein, uit daarin bewaarde en tussengevoegde brieven en uit gesprekken met haar zuster Margret, die haar jaren lang uit het oog verloren had, wordt ons het leven van Nina Buschmann van haar jonge meisjesjaren tot haar 37ste jaar gereconstrueerd.
Dit is een knap stuk werk, temeer, daar de verschillende episoden van dit allesbehalve gelijkmatig verlopende vrouwenleven niet in chronologische volgorde gegeven zijn. Maar per slot past alles toch als de stukken van een legpuzzle in elkaar. Ook de karaktertekening van de hoofdpersonen komt in dit proces ten volle tot zijn recht. De bezonken natuur van dokter Stein, de door zijn intellect geremde geleerde, is de spiegel, die het steeds wisselend levensbeeld van Nina, de rusteloze, hartstochtelijk levende kunstenares, die zijn liefde niet kan beantwoorden, voor ons opvangt en weerkaatst.
Avontuurlijk is het leven van Nina Buschmann, maar in deze roman worden de avonturen er niet bij gesleept om de personen in actie te doen komen.
Het is, zoals het zijn moet, dus juist andersom. De mens zaait zijn eigen avonturen om zich heen. Of, zoals Nina het zelf zegt in een poging om iets van haar leven te begrijpen ‘Wie anders dan jij zelf is de maker van je noodlot?’
Ten slotte is de mens de gevangene van zichzelf.
Dit is de laatste waarheid, die deze begaafde schrijfster ons heeft te geven.
Zij heeft ons een vrouw getekend, die haar aangeboren aangezicht, hoe dat dan ook is, in een spiegel ziet, niet
| |
| |
om het dadelijk weer te vergeten, maar om het eerlijk te blijven zien.
Alleen is deze eerlijkheid er in dit boek helaas enkel om zichzelf wil, niet om er mee tot God te gaan.
En dit is het, wat wij uiteindelijk in deze roman zo jammerlijk moeten missen.
N.P.V.
| |
Otto van Habsburg
Het lot van Europa
Utrecht 1954 - Het Spectrum N.V.
Dit boekje is een vertaling van het in 1953 te Innsbruck verschenen werkje ‘Entscheidung um Europa’. De schrijver is de ‘Keizer in ballingschap’ Otto van Habsburg, de pretendent naar de Oostenrijkse kroon. Hij heeft een zorgvuldige opvoeding genoten, beter misschien dan een zijner verwanten, die vroeger Keizer in werkelijkheid zijn geweest. Juridisch, economisch, sociologisch en historisch is hij voortreffelijk geschoold. Daarbij een gelovig Rooms-Katholiek. Men krijgt uit zijn zeer lezenswaardig geschrift de indruk van een sympathieke persoonlijkheid en men betreurt het, dat hij buiten staat is actief aan de verwerkelijking van zijn denkbeelden mee te werken. Wij moeten dan echter direct bijvoegen, dat de practijk heel wat moeilijker zou blijken dan de hier zo vlot voorgedragen theorie.
Een fel requisitoir houdt de schr. tegen de besluiten van Yalta, waarbij Franklin Roosevelt (met Churchill en Stalin) de tegenwoordige verdeling van Duitsland projecteerde. Hij heeft Stalin en de Russen verkeerd gewaardeerd en gemeend, dat de Sovjet Unie na de oorlog zou overgaan in een democratische republiek. De Russen zijn geen Europeanen, maar Aziaten, die in Europa een wezensvreemd en vijandelijk element vormen, dat zo spoedig mogelijk weer dient te verdwijnen. Hoe dit echter moet worden bewerkstelligd, laat de schr. in 't vage. West-Europa moet zich zo sterk mogelijk maken en zich vooral de rol niet laten opdringen van een derde macht tussen Amerika en Rusland. Het dient zich zonder voorbehoud te scharen aan de zijde van Amerika, dat ondanks de fouten, die het maakt en gemaakt heeft, voor Europa het goede bedoelt. Europa moet, als de Russen verdwenen zijn, worden gesplitst in levenskrachtige federaties van voldoende kracht om te verhinderen, dat Duitsland of Frankrijk de baas gaan spelen. Over Frankrijk spreekt de schr. niet, maar over Duitsland zegt hij opmerkelijke dingen. Dat Hitler de macht kon verwerven, schrijft hij toe aan de onbekwaamheid van de vredesluiters na de eerste wereldoorlog, die in dwaze aanbidding voor het nationaliteiten-principe Oostenrijk uiteenscheurden en niet inzagen, dat 't probleem waarmee Duitsland worstelde, inderdaad was het gebrek aan levensruimte. De schr. had ze hun koloniën willen laten behouden. Op het koloniale vraagstuk gaat de schr. niet verder in. Wel keert hij zich fel tegen de rechtspraak van Neurenberg en tegen de volksrechtbanken en tribunalen in de afzonderlijke landen. Neurenberg sprak alleen het recht der overwinnaars en de volksrechtbanken waren niet onafhankelijk van de volksmening. Men had de gewone rechtbanken dienen in te schakelen en in Neurenberg een onzijdig of in elk geval ook uit Duitsers samengesteld gerechtshof moeten laten rechtspreken.
Over het recht en de vrijheid handelt de schr. in afzonderlijke hoofdstukken. Dat het recht in de totalitaire staat in onrecht verandert, schrijft hij toe aan de losmaking van de bron van het recht, die in God is te vinden. Zodra men dit beginsel loslaat en het volk als rechtsbron aanwijst, ligt men bloot voor de ergste rechtsontaarding. Gelijke opmerkingen maakt hij over de vrijheid in de totalitaire staat. Het is ontstellend te bedenken, hoe ver de werkelijkheid verschilt van de ideaal-toekomst, die de schr. ons tekent.
J.C.H. de P.
| |
| |
| |
Virgina Cowles
Winston Churchill. De mens in zijn tijd
Utrecht 1954 - A.W. Bruna & Zoon.
Een voortreffelijke biografie, boeiend en onderhoudend geschreven. De groei en de rijping van deze wel heel ongewone mens worden ons zonder enig vertoon van psychologische geleerdheid helder voor ogen gesteld. Er is een aantrekkelijke eerlijkheid in dit boek. De schrijfster idealiseert haar held niet. Onomwonden tekent zij de fouten en tekortkomingen en de nederlagen en misslagen, die deze veroorzaken. Maar tegelijk laat zij ons zien, hoe dit karakter gestaald wordt en voorbereid voor de grote taak, die het wacht. Een gewoon mens zou allang door de teleurstellingen gebroken zijn en aan zich zelf zijn gaan twijfelen. Bij Churchill is het omgekeerde het geval. Zijn zelfvertrouwen stijgt met iedere nederlaag en het gevoel, dat hij alleen Engeland redden kan en dat niemand anders dit kan.
Het is een typisch Engels boek. Nuchter van opvatting en glashelder van stijl, met die aantrekkelijk humoristische inslag, waarvan onze overburen het geheim bezitten. Churchill is vergroeid met zijn land, zijn gewoonten, zijn instellingen, zijn geschiedenis en zijn politiek. Het is de niet geringe verdienste van de schrijfster, dat zij ook de niet-Engelse lezer daarvan een duidelijk beeld weet te geven en tegelijk met vaste hand de staatkundige principes tekent, waarvan Churchill uitgaat. Op deze wijze komt bij al het klein-menselijke, dat ook in de figuur aanwezig is, zijn grootheid ons helder voor ogen te staan.
J.C.H. de P.
| |
Gilbert Cestron
Honder zonder halsband
Voorhout - Uitgeverij Foreholte.
‘Aan de vader van Dominique draag ik dit verhaal op, dat misschien te grauw is, of te rooskleurig’...
Dit is het begin van de opdracht waarmee Cesbron zijn tweede (voor zover mij althans bekend is) geesteskind de wereld inzendt. Zal het daar een nieuwe kruisvaart ontketenen of, zo deze al begonnen is, ondersteunen, zoals een paar jaar geleden ‘Heiligen gaan naar de Hel’ dat deed? Wie dìt boek las, onderging een schok van ontroering, door de liefde en de bezetenheid der priester-arbeiders. En deze schok werd voor een niet gering deel veroorzaakt door de geladenheid van de stijl bij Cesbron, door de voortreffelijke woordkeus, door het flitsende beeld... Ik geloof, dat het daardoor komt, dat ‘Honden zonder Halsband’ me niet diè ontroering heeft geschonken. Het heeft namelijk precies dezelfde kwaliteiten als ‘Heiligen gaan naar de Hel’. Dezelfde bewogenheid, dezelfde geladenheid, hetzelfde steeds verspringende beeld... Maar wat me de eerste keer ademloos gevangen hield, werkte juist dit keer vermoeiend, terwijl de zaak die Cesbron hier bepleit toch minstens even belangrijk is als die van de priester-arbeider. En beter propagandist voor de ‘verloren kinderen’ in een stad als Parijs dan Cesbron kunnen deze kinderen zich niet wensen. De goede propagandist gelooft hartstochtelijk in zijn artikel, daarom is de ondertoon van Cesbron - bij alle leed en verdorvenheid, waar de lezer aan geconfronteerd wordt - optimistisch. Het is zijn goede recht dit te zijn, maar... Het zit eigenlijk heel anders: Ik zou dolgraag alleen maar de mooie en goede dingen in dit boek willen noemen. En ik zou het kunnen, als ik maar niet eerst ‘Heiligen gaan naar de Hel’ gelezen had. Nu dringt zich steeds het woord ‘maniertje’ (van schrijven dan) aan me op. En dan ben ik onbillijk, ten aanzien van de waarachtig zeer schone zaak, die de Franse auteur voorstaat. Want al lezende ga je steeds meer voelen voor die kleine aanstaande misdadigertjes, waarover Cesbron het ‘tenzij’ misschien
iets te gemakkelijk uitspreekt. En de proble- | |
| |
men van de opvoeders, hun strijd, vooral die van de rechter Lamy, worden de problemen en de strijd van de lezer.
Zeker niet te grauw, maar waarschijnlijk wel iets te rooskleurig verdient dit boek veel lezers, al zullen ze ter compensatie ‘Klop maar op een deur’ niet ongelezen kunnen laten.
R-n.
| |
Steffi Lehmann
Kleine Escapade
Den Haag - Leopold.
Van dit boekje heb ik werkelijk genoten. De schrijfster is gekropen in de huid van een tijdelijk ontrouw minnaresje van Stefan, die in brieven aan haar geliefde vertelt van een kleine escapade, gemaakt als enige vrouw op een Levantijnse vrachtboot, langs de blijkbaar verrukkelijke kusten van Dalmatië en het hele Nabije Oosten. Het boekje is door en door vrouwelijk, bewust vrouwelijk. De briefschrijfster wil onlogisch zijn, ze ontvlucht de liefde om daardoor juist de liefde te dieper te ervaren, vooral wanneer ze ontdekt, dat ze een kindje verwacht. En zo is er in dit relaas een climax, die op het laatst diep ontroert: wanneer alle pseudo wegvalt, alle would-be, en er alleen een verlangende en verzadigde vrouw overblijft, verlangend naar een doodgewoon huwelijk, verzadigd van een haast bovenaards mooie reis, waarvan de lezer heeft mogen meegenieten. Helemaal geen critiek? Ja, deze: wanneer de schrijfster grappig wil wezen als in de komische noot ‘Chronique scandaleuse van Knossos’, schiet ze haar doel voorbij. Ze is geestig genoeg om de grapjasserij te kunnen ontberen.
R-n.
| |
Virgil Gheorghiu
De man die alleen reisde
Den Haag - Pax.
Gheorghiu maakte een paar jaar geleden wereldreputatie met zijn boek ‘Het 25e Uur’. Ik heb het niet gelezen, maar wel weet ik, dat ‘De Man die alleen reisde’ geen best-seller zal worden, wat natuurlijk niets tègen het boek zegt. In deze roman tekent de Roemeense schrijver het beeld van de mens, die in volstrekte eenzaamheid zijn weg door het leven gaat. Steeds hoopt Trajan Matisi, een zeer begaafde jonge dichter, zijn ouders op het platteland - zijn vader is daar dorpspriester - te kunnen bezoeken, en steeds komen schokkende gebeurtenissen dit plan verijdelen. Het verhaal speelt zich in Roemenië af, een land, dat eerst overvallen werd door Russen, dat in bondgenootschap met de Duitsers de Russen verjoeg, maar hierdoor aan de Duitse leiband kwam te lopen, en dat daarmee een martelgang begon. Matisi is één Roemeen, maar hij vertegenwoordigt zijn hele volk. Zijn lijdensweg is die der Roemenen, die verkeerd kozen in het duivelse spel der diplomatie, en die er voor boeten, tot in het heden toe. Zo moet ook de hoofdpersoon boeten, lang nog nadat hij is vrijgelaten, omdat de wereld vol ressentimenten zit.
Gheorghiu tracht angstvallig naar objectiviteit, maar kan toch niet voorkomen, dat zijn boek ietwat anti-Russisch aandoet. Dat is zijn goede recht, hoewel de lezer even wat wrang lachen moet bij de passage van de ondergang der Joden. De woorden ‘niets van geweten’ en dgl. klinken nog zò bekend, en nog zò vals.
Het boek heeft me geboeid tot kort voor het einde. De schrijver vertelt een aangrijpend verhaal zonder enig vals pathos. De tocht in de enige Roemeense duikboot, die met dieptebommen door Russen wordt aangevallen, is meeslepend beschreven, de toenemende eenzaamheid van de hoofdpersoon ook. Aan het eind doet het voortdurend herhaalde oratio pro domo niet meer overtuigend aan, omdat juist hier iets van pathos om de hoek komt kijken. En bij het lezen van de passage, die zich in het Argentinië van Péron
| |
| |
afspeelt, had ik grote moeite om ook maar een beetje objectief te blijven. Want zou iemand van het formaat als de hoofdpersoon ook daar kunnen zeggen: Ik heb het niet geweten?
En ziedaar de reden, waarom ik dit boek toch met een zekere argwaan ter zijde heb gelegd. Om een politieke, en niet om een literaire reden. Dat moge geen maatstaf zijn, maar het is de mijne. Omdat J.B. Charles' ‘Volg het spoor terug’ mij bij alle bezwaren die ik tegen dàt boek heb, toch heel veel te zeggen heeft gehad, en juist over die dingen, die ik in ‘De man die alleen reisde’ weer ontmoette.
R-n.
| |
Hans Hellmut Kirst
08.15 De oorlog
Baarn - De Boekerij.
Om maar met de deur in huis te vallen, de titel van dit boek, vervolg op 08.15 De Kazerne, is zeer misleidend. Dit is een boek met ‘Witze aus der Zeit des Krieges’, waarmee de voormalige oud-S.S.ers zich aan de biertafel kostelijk zullen amuseren. Dat er dan aan het slot nog een stukje echte oorlog in voorkomt, waarin de beste kerel van allemaal, Vierbein, op waarlijk heroïsche wijze de dood vindt, natuurlijk als gevolg van de onvergefelijke fouten van een stomme hond van een kapitein, neemt men op de koop toe. Sneuvelen is nu eenmaal het risico van de oorlog... Ik gebruikte het woord natuurlijk. In dit boek is het verloop zo, dat alles ter wille van het berekende effect, dat nergens anders voor dienen kan dan voor een grotendeels humoristische oorlogsfilm, is uitgebuit, menigmaal tot in het absurde toe. Het is een oorlogvoering, die geen moment serieus wordt beschreven. Een tijd lang heb ik gedacht, dat deze vorm een soort van zich afschrijven voor de schrijver betekende, maar ik moest deze opvatting wel laten schieten bij het lezen van de vele opzettelijk aangebrachte kolder. Voor ‘De kazerne’ kon ik nog een zekere waardering opbrengen, voor dit vervolg kan ik het beslist niet. Hoogstens nog voor de overigens wat onduidelijk getekende luitenant Wedelmann, die zo tragisch slachtoffer wordt van de Russische partisane Natascha. Ik voelde iets mee van de liefde die deze twee voor elkaar koesterden, ik kon me ook indenken, hoe ze er toe kon komen hem te verraden. Natuurlijk wordt dit een film - de flap verkondigt het al, en voor in het boek staan de hoofdpersonen reeds genoemd in volgorde van belangrijkheid, net als in de film. En net als in de film zal ook reeds bij het lezen van het boek een groot publiek zich verheugen over de meer dan grote dosis goedkope erotiek. Neen, ik vind dit geen goed boek, het werkt mij met te grove effecten en het speculeert mij te veel op bepaalde instincten bij een zg. ‘groot
lezerspubliek’.
R-n.
| |
Olov Hartman
Heilige Maskarade
Utrecht - De Fontein.
Het behoeft geen verwondering te wekken dat de publicatie van deze ontmaskerende dominees-roman in Zweden enerzijds veel ergernis heeft gegeven en anderzijds als een bevrijdende gebeurtenis werd gezien. Het verhaal is het dagboek van een ongelovige domineesvrouw, die, gedurende de lijdensweken, de tweespalt in het leven van haar man poogt te ontmaskeren, waarbij zij zelf te gronde gaat. Het oordeel van deze vrouw is glashard en haar oordeel treft ook iedere gelovige in zijn meest kwetsbare plekken.
Wanneer de predikant na de catastrofe het dagboek vindt, voegt hij er, alvorens het ‘af te leggen’ in zijn onberispelijk bijgehouden archief, een woord aan toe. Een knap staaltje zelfbedrog waardoor deze figuur nog meer afschrikwekkend wordt dan hij voor de lezer reeds was. Maar, zoals gezegd, is deze ontmaskering een spiegel voor de lezer, die, mèt de dominee, onder eenzelfde oordeel doorgaat.
| |
| |
Men kan, literair bekeken, de vormgeving van deze roman te intellectualistisch noemen. Het dagboek van de dominese draagt te zeer het signatuur van de schrijver. In dit opzicht schiet het boek als roman te kort. Intussen is het nu eens een duidelijk specimen van hetgeen menig protestants auteur ten onzent voor ogen staat, wanneer er weer eens hartgrondig wordt afgegeven op de vele taboes waarvan wij ons maar zo moeilijk kunnen losmaken. En het wordt toch wel hoog tijd dat er naast de vele brave serieromans ook eens wat gaat verschijnen waarmee wat meer risico wordt genomen. Ik vraag mij af, wanneer wij de moed zullen krijgen een boek als dit te schrijven.
P.J.R.
| |
De verliefden van Peynet bijeengebracht en ingeleid door Han G. Hoekstra Amsterdam - De Bezige Bij.
Het boekje met cartoons is de laatste tijd gewild. Moppen, waarvan de tekening veelal nog plezieriger is dan het bijschrift. Een van de beste Franse cartoonisten is Peynet, en in zijn (schijnbaar) zedige meisje en (schijnbaar) kuise jongeling beeldt hij met merkwaardige Frans esprit de mens uit. Een grappig niemendalletje voor volwassenen, vaak pikant, maar nergens gemeen en zo menselijk, dat het eigenlijk helemaal geen niemendalletje is. Han Hoekstra's vertaling van de bijschriften is vaak bijzonder goed, en zijn korte inleiding is hartverwarmend, want inderdaad: de plaatjes van Peynet, dat is wijze troost zwart op wit.
R-n.
| |
Marchien Eising
Rieks
Assen - Van Gorcum & Comp. N.V.
Na twee kinderboeken, het Drentse boerenleven rakend, laat Marchien Eising nu zien dat ze over dit onderwerp ook voor volwassenen schrijven kan. Haar boek geeft een goede kijk op het dorpsleven, op het boerenbedrijf zoals dit was voor de machine het werk vergemakkelijkte, en vooral op de zwijgzame, gesloten en toch warmvoelende Drent.
Een spannend verhaal dat nieuwsgierig maakt naar de afloop, is het niet; het drama is al achter de rug bij het begin: Rieks heeft in een vechtpartij zijn medeminnaar uit noodweer doodgestoken en zit zijn straf uit. Daar wordt door wie hem het naast zijn, niet over gepraat, wel zijn ze er steeds mee bezig en maken zich zorgen voor de terugkeer. Want al staat Rieks overal goed aangeschreven, hij heeft dan toch maar gezeten. Dit piekeren biedt de Schr. gelegenheid haar mensen ten voeten uit te tekenen en maakt Rieks, met wie de lezer bijna niet in contact komt, toch de centrale figuur. Tenslotte blijken christelijke naastenliefde en trouw sterker dan ingeworteld vooroordeel. De Schr. heeft haar thema uitgewerkt tot een gaaf, fris, overtuigend en ook boeiend geheel.
Stellig is ze niet uitverteld, daarom enkele opmerkingen. De correctie laat te wensen over: moeder Henderkien heet later Wemeltien, byzonder staat naast bijzonder; in de enkele malen geciteerde tekst. ‘Ziet, Ik maak alle dingen nieuw’, wordt steeds ik geschreven. Het voorstellen van de mensen kon wat duidelijker, het duurt even voor de lezer begrijpt dat moeder, schoonmoeder en Otien van blz. 8 dezelfde persoon, dat Roelfien de meid is. De Schr. weet wel wat een neurende koe, schot etga, sint Jopskbroen is, maar de stadsmens moet er naar raden. Het royale gebruik van aandachtstrepen werkt, in het begin vooral, niet verhelderend. Maar dit zijn kleinigheden die niet meetellen. Wel zouden we het op prijs stellen als deze schrijfster, die in haar werk God als Heer van het leven erkent, Zijn naam niet nodeloos gebruikte (blz. 15, 123, 141).
Fr.v.F.
|
|