Verbeelding als belijdenis (VIII)
J.W. Schulte Nordholt
Ik geloof in de Heilige Geest
De derde persoon van de Drieëenheid is een duif, ten minste, zo alleen is Hij op de afbeeldingen verschenen, een symbolisering regelrecht uit het Nieuwe Testament afkomstig en daar weer niet denkbaar zonder de Oudtestamentische vredesduif van Noach, schepper-geest, zwevend over de wateren. Maar in vroeg-Middeleeuwse afbeeldingen treedt Hij nog niet zo op.
De aankondiging van de Geest, zoals die in de Bijbel beschreven wordt: Christus zegt tot de elve dat Hij heengaat, maar dat de Parakleet komt, dat vinden we in een oude miniatuur uit Bamberg van het begin der elfde eeuw. Een prachtige uitbeelding is dit, van een geweldige expressiviteit: Christus terzijde, de afstand tussen het goddelijke en het menselijke is al voelbaar aanwezig. De elf apostelen staan in een dichte groep terzij, saamhorige, maar ook misschien nog onwennige en bevreesde kudde van volgelingen, Petrus voorop, die de hand uitsteekt. Ja, want hij is de leider. Maar de kunstenaar laat het hem ook doen om die andere reden, dat hij het vlak in het midden niet tot een leeg gat mag laten worden. Christus heft de hand, zijn mantel waait uit. En is dat al de wind des Geestes, die door deze lege ruimte komt aanwaaien? Er komt iets nieuws.
Zeer boeiend eveneens is de schildering uit het Sacramentarium van Limoges, ongeveer een eeuw later gemaakt. Hier is de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren uitgebeeld, maar de later onmisbaar geworden, ja klassieke duif ontbreekt hier nog. In een vorig artikel wees ik al op de ongemene expressiviteit, die in de afbeeldingen van dit oude misboek aanwezig is, ondanks de gekunsteldheid en het manierisme waaraan zij toch lijden. Ook hier vindt men inderdaad weer beide elementen, de grilligheid van het lijnenspel en de stereotype krampachtigheid van de gezichten enerzijds, maar aan de andere kant een waar-maken van het verrassende gebeuren, een directheid van het miraculeuze, die geheel overtuigt. Iconografisch is het een interessante verbeelding, Christus, op een hoger plan, troont in heerlijkheid en van Hem uit, als uit zijn oren, gaan twee gloeiende stromen, als van vuur, en het verdeelt zich en zit op een ieder van hen.
In latere tijd vindt men de Geest steeds afgebeeld als een duif en dat wel bij allerlei gelegenheden. Men vindt Hem bij afbeeldingen van de Drieëenheid, zoals wij in het eerste artikel van deze reeks al zagen, bij de Annunciatie, bij de Doop in de Jordaan en bij de Kroning van Maria in de hemel. Allereerst een voorbeeld hier van het laatste, een gebeuren dat pas in de late Middeleeuwen algemeen wordt afgebeeld. Men ziet immers al die eeuwen door, en trouwens tot in onze tijd toe, een toenemende verering van Maria. Haar sterfbed, haar hemelvaart en haar kroning