Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 6(1906)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] 't Muschje Op de speelplaats, aan den oostkant Van het bruine schoolgebouw, Steekt een muschje 't aardig kopken Uit een luchtgat bij de schouw. Vóór hem zit de zon te zingen In de hooge, breede kruin Van een drietal oude olmen, Siersels van den speletuin. Geerig kijkt het door de gaatjes Van een ijzeren rozet, In zijn huisken, als het ware, Voor het muschjen ingezet. Uit de kleine, open vensters Steekt een stroopijl, hier en daar, En ik weet: van óver 't jare Ligt zijn nestje kant en klaar. Vroeger had het daar een wijfje; Maar de winterzonne zag Hoe het muschje voor zijn venster Heel alleen op uitkijk lag. [pagina 223] [p. 223] Veiliger was géen gedoken In den langen wintertijd. - Nu is 't Mei! hoe vroolijk tjilpend Klinkt zijn lokstem wijd en zijd! 't Hertje vol van nieuw verlangen, Vol van licht en liefdewon, Groet het helmend nu de blijde, Weergekeerde lentezon. En de kindren, die beneden Rond de bloeiend' olmen staan, Kijken al te zaam omhooge 't Bevend musschenkopjen aan. En zoo telkens 't ongedurig In en uit zijn huisje keert, Nu door 't een, en dan door 't ander Gaatje 't mollig lijfje weert, Volgen 't honderd oogjes, vroolijk, Helder blinkend als de dag, En uit vijftig mondjes luide Klinkt een lange schaterlach! Siska van Daelen. Vorige Volgende