- En dat nu kan geen jongere dragen. - Veel lieve vrienden deden nog het hunne erbij. - In waarheid is dit hier gezegd dit ‘lieve vrienden’, want ik weet met absolute stelligheid, dat in zijn ziel dien oudere al deze menschen lief en dierbaar zijn, ook nu, na wat gewone menschen laag verraad slechts noemen zouden.
Toen kwam de katastrophe.
En de oudere wist, dat nu wel bijna het gansche jaar, de jongere uit heilige gevoelens, maar niet uit liefde zich gegeven had.
Dit is heel kort verteld, de geschiedenis.
Ook jij zult zeggen, dat die niet behooren kan onder mijn definitie, vroeger je geschreven.
Maar toch is groote liefde dit geweest, heilig in verheven overgave, subliem in godgelijken heroïsmus.
Zie, ik wil, dat deze brief zal wezen een eenvoudig monument, van devote vereering voor hem, die zoo heeft kunnen doen.
Want, waarlijk, godengelijk is het, liefde zoo rein, zoo sereen een' oudere te toonen, alleen uit erbarming en bewondering soms daarbij.
O, denk, o, mijn liefste vriend, hoe diep, hoe matenloos, die jongere moet geleden hebben! Maar toch was zijn kracht zoo groot, en zonder zwakheid, dat lang, een heel lang jaar zijn ‘liefde’ zich gelijk bleef.
'k Weet, dat op de helft van 't jaar de jongere zoo oordeelde over, wat de ander deed en vroeger ook gedaan had: ‘zal ik ooit nog de kracht hebben mijn lichaam als rein te beschouwen. Hij heeft het ontwijdt met zijn kleinen dwazen wellust. Ik gaf mij hem onder zijn invloed, maar mijn liefde voor hem was geen reuzenliefde, het was door zijn suggestie gewekte