Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 4
(1904)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
Boeken en TijdschriftenSedert wij, in een der nummers van den vorigen jaargang, een brokstuk overdrukten uit KamertjeszondeGa naar voetnoot(1), verscheen bij den heer H.J.W. Becht een vijfde uitgaaf van dit zeer belangrijk boek, geschreven einde 1896. - De schrijver laat met deze uitgaaf den deknaam Habbema achterwege en verklaart dit in een voorwoord volgender wijze: ‘Nu de eigen naam eenige meerdere bekendheid verwierf, lijkt het billijk in rechte lijn het verder gekakel der bittertafel, der reine gehuwden en der tintelende lettrés te aanvaarden. In den kern van het boek, dat geheel ongewijzigd ter perse gaat, is sinds 1896 geene verandering gekomen. Het huwelijk marcheert nog. De achtenswaarde koppeling van afhankelijken, ras-zieken, geïnfecteerden, de negotie in lichamen, het schaapachtig-bol gebler over de vrouw met wat ze noemen 'n smetje, 't blijmoedig begroeten van den man-hoer - 't marcheert nog.’ 't Boek is één vinnig en pakkend betoog tegen 't officieel huwelijk, tegen de rechten van den man-methet-contract op zijn vrouw. 't Verhaal is aangrijpend en boeiend, men voelt erin reeds heelemaal de meesterhand van hem die Op Hoop van Zegen schreef - niettegenstaande enkele fouten, die de schrijver-zelf op rekening der jongelingsonstuimigheid zet. - Heel sober, heel zuiver leidt | |
[pagina 120]
| |
Heyermans ons door het leven van Spier en Georgine Casper, de door heur man verlaten café-chantant-zangeres. In alle ón-nette middens en ook bij weinig fatsoenlijke lui wordt men gevoerd en alles wordt naakt getoond, zonder omslag. De kraste dingen worden leuk-weg verteld, zonder nevenbedoeling, zonder sous-entendus en 't is waarschijnlijk hierom dat niets, zelfs het gewaagste, stuit in dit boek. - Het cabotins-midden waarin het verhaal plaats vindt, leent zich tot allergrappigste toestanden, recht smakelijk voorgesteld, die het bijwijlen doen uitproesten. Het vermakelijke van den verhaaltrant doet des te sterker uitkomen het pijnlijk-benarde van het slot - het plomp ingrijpen in 't innig-opbloeiende leven van twee minnende wezens door den man-met-het-contract, een schoft die eigenlijk niets voelt voor zijn vrouw en waar zij van gruwt, maar die rechten heeft volgens de wet!
Het reeds vrij aanzienlijk getal fransche tijdschriften groeit gedurig aan. Onnoodig te zeggen dat niet ieder nieuwe uitgaaf de weerde der fransche letteren kwalificatief verhoogt; maar toch is er één onder die nieuwe tijdschriften waarop we, in 't bezonder, de aandacht willen roepen - namelijk op La Revue des IdéesGa naar voetnoot(1) onder hoofdredactie van M. Remy de Gourmont. Die uitgaaf wil zijn als een brug die men opwerpt tusschen de literatuur en de wetenschap. Maar (zoo verklaart een voorwoord) er is geen spraak de wetenschap te veraangenamen en de literatuur te dogmatiseeren. Het komt er op aan te doen begrijpen aan de ‘geletterden’ dat er een uitgestrekt | |
[pagina 121]
| |
domein is, waarvan zij zich verschrikt hebben afgewend en dat zij met nut en waarschijnlijk met groot genoegen zouden betreden; aan de geleerden (te zeer gespecialiseerd) dat zij een waar intellectueel voordeel zouden vinden, door zich in te wijden in een reeks algemeene kennissen, waarvan zij meestal niets afweten. De lijst der medewerkers doet veel goeds verhopen. Men vindt daar de meestbeduidende namen, op de meest uiteenloopende gebieden, vereenigd. Onder de reeds verschenen studies wijzen we vooral op: ‘Loi générale de constance originelle du milieu vital des cellules’ door René Quinton, ‘François Bacon et Joseph de Maistre’ door Remy de Gourmont, ‘Schopenhauer et Nietzsche’ door Jules de Gauthier.
Nevens de verschijning van dit veelbelovende tijdschrift, spijt het ons te moeten wijzen op de verdwijning van ‘l'Humanité Nouvelle’, die de traditie voortzette van het uitstekende voorhoede-tijdschrift ‘La Sociéte Nouvelle’, gesticht door Fernand Brouez.
La Revue SocialisteGa naar voetnoot(1) begon heur negen-en-twintigste jaargang. Zij wierd gesticht door Benoit Malon in 1885 en wordt tegenwoordig bestuurd door Gustave Rouanet. Benoit Malon, in 1841 te St Etienne geboren, was eerst veehouder en later verwer. In 1868 wierd hij lid van de Internationale en liep weldra drie maanden gevangenisstraf op. In 1870 zat hij ten tweede male gevangen, toen de September-Omwenteling hem de vrijheid bracht. In 1871 wierd hij gekozen in de Nationale Vergadering, | |
[pagina 122]
| |
maar hij sloot zich aan bij de Commune. Na de overwinning door de Versaillais vluchtte hij naar Zwitzerland. Later vestigde hij zich te Laguno en nadien weerom te Zurich. Na de uitveerdiging van de amnistie, in 1880, keerde hij naar Parijs terug en gaf wat later, te Lyon, het blad ‘l'Emancipation’ uit. In 1885, stichtte hij, met Rouanet en Fournière, de ‘Société d'économie sociale’ die een gewichtige rol zou spelen. - Malon was een koen kamper en hij blijft een alleszins eerbiedweerdige figuur. Tijdens de Internationale, was hij bij de Aliance van Bakounine aangesloten en bestreed met deze den Algemeenen Raad. In zijn geschriften, meestal met overhaasting midden in den strijd en zonder methode opgesteld, nam hij een standpunt in tusschen Marx en de anarchisten. Hij schreef ook een ‘Histoire du Socialisme’ in drie deelen, die veel bouwstoffen bevat, maar door den gewonen lezer niet is door te komen. Van dit boek zegt Nieuwenhuis: ‘Men zou het haast tot voorbeeld kunnen stellen hoe een werk niet moet geschreven worden.’ La Revue Socialiste staat immer, (alhoewel de huidige hoofdredakteur bepaald tot de soc. dem. behoort) min of meer, op het standpunt van heur stichter. Het is een tijdschrift dat zijn belang heeft voor eenieder die zich met de studie van maatschappelijke vraagstukken onledig houdt. - In de nummers van Januari en Februari, lazen wij o.a.: ‘La Commune à Florence en 1378’, door A. Chaboseau; ‘Dostoïewski’, door Ossip-Lourié; ‘La Politique du Parti-Socialiste français’, door Gustave Rouanet.
Le Mercure de France van Meert bracht ons een brusselsche kroniek van Georges Eekhoud, waarin deze bestatigt | |
[pagina 123]
| |
dat door de jonge Vlamingen nog een heel literair zuiveringswerk te doen blijft - een minstens zoo hardnekkigen strijd tegen schoolvosserij en schijnheiligheid, als de Jeune-Belgique er een voerde voor de Fransch-Belgen... Strijdlust en generositeit ontbreken echter, onderon ze jongeren, doorgaans nog meer dan verstandhouding - en deze is voorwaar niet aanzienlijk!
Vlaanderen trad het leven in met de zoetsappige verklaring, dat de strijd der jongeren hier is uitgestreden. Getrouw heeft het zich al den tijd naar dien stelregel gedragen en steeds liet het gods water loopen over gods dijk. ‘De literatuur is maar een deel van dien grooten ingespannen drang die 't land herschept, zij voelt hier dat zij samenhangt met wetenschap en sociale beweging... Een tijdschrift, dat daar geen rekening meê houdt, kan hier niet voldoen.’ - Niettegenstaande die veelzeggende verklaring van August Vermeylen, is Vlaanderen (na bijna ander-half jaar) een omtrent uitsluitend letterkundig tijdschrift gebleven, dat soms eens, bij uitzondering, een maatschappelijke beschouwing langs een omweg aandurfde, in vorm van boekbespreking. Ons kon Vlaanderen dan ook niet voldoen, vooral wijl dit tijdschrift er daarbij niet mocht ingelukken, zijn voornemen te verwezenlijken om al de beste schrijvers te vereenigen. Decentralisatie is een verschijnsel dat zich voordoet op alle gebied. Het intellectueel of ook maar het literair leven van een volk of zelfs van een ‘volkje’ monopoliseeren, zal meer en meer een onmogelijkheid worden. Dit moet wel de treurige overweging van Vlaanderen zijn, nu het zich grootendeels ziet teruggebracht tot de krachten van drie zijner redacteuren - overigens niet | |
[pagina 124]
| |
te onderschatten krachten, die het letterkundig gehalte van het tijdschrift nog vrij hoog weten te houden. Nooit zal het echter de innerlijke weerde hebben van Van Nu en Straks en nog min diens wezenlijken invloed, al bleef dit laatste werkzaam in kleineren kring.
Rond Nieuwe Arbeid, dat naar uiterlijk geheel gewijzigd verschijnt, groepeerden zich verscheidene der jongere vlaamsche literaire krachten. In de laatste afleveringen vonden wij o.a. de namen van Karel van de Woestijne, Victor de Meyere, Lode Baekelmans, Fernand Toussaint, Lambrecht Lambrechts, L. de Schutter. - Dat de houding van Nieuwe Arbeid al wat minder leidelijk en zijn inhoud zoo niet degelijker dan toch afwisselender zullen zijn, laat zich door verheugende voorteekens verhopen.
De Vrije Tribune doet, meer dan vorige tijdschriften, een ware poging om zijn arbeidsfeer over het gezamenlijke geestesleven te verbreiden. Nevens de belletrie, worden onderwerpen van zeer uiteenloopenden aard daarin behandeld, al is het niet immer diepen ernst en groote kunde. 't Is een eerlijk pogen van meest al nog heel jonge menschen. Het tijdschrift der ‘jongsten’, met wat daar natuurlijk aan verbonden is aan half-rijpheid soms en aan oprechtheid steeds.
Om te eindigen willen we even stilstaan bij Ons Woord (tolk der onderwijsvereeniging ‘Diesterweg’) dat reeds tien jaar bestaat. ‘Moeilijk is 't om het iedereen naar den zin te maken’ - beweert Ons Woord; en 't heeft gelijk. We zullen dus maar niet aandringen op het feit dat wij, van uit ons standpunt, niet immer kunnen instem- | |
[pagina 125]
| |
men met dit orgaan en evenmin met alles wat door ‘Diesterweg’ gedaan wordt. Met genoegen wijzen we echter op het goede werk dat wordt verricht door de ‘Normaal-uitbreiding’ en het ‘Gemengd Koor.’ Daarbij willen we geerne herkennen dat Ons Woord zich-zelf niet heelemaal ten onrechte als een der ‘eigenaardigste vlaamsche tijdschriften’ aanziet.
S.R. |
|