| |
| |
| |
Uit logeren
Hoe musea omgaan met sluiting
Voor onschuldige cultuurtoeristen die dezer dagen de Lage Landen bezoeken, moet het gekmakend zijn. Reist iemand voor het eerst af naar Vlaanderen, en droomt hij er al jaren van om de Madonna van Jean Fouquet te aanschouwen? Helaas, hij komt voor de gesloten deuren te staan van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA). Gelukkig treft hij daar de infokiosk alias bouwkeet aan, waar aardige dames hem te woord staan. Ze vertellen onze toerist dat het schilderij wel degelijk in Antwerpen te zien is: het is tijdelijk uit logeren en te bewonderen in de tentoonstelling Het Gulden Cabinet in het Rockoxhuis.
Het Meisje met de parel dan, dat Hollandse meesterwerk van Johannes Vermeer? Laten we daar een andere toerist voor bedenken, iemand die beter is voorbereid. Hij weet dat het Mauritshuis voor verbouwing is gesloten en dat de topstukken tijdelijk in het Gemeentemuseum zijn ondergebracht. Daarom neemt hij in Den Haag lijn 17 naar het karakteristieke gebouw van H.P. Berlage. Maar hij komt bedrogen uit. Want het is nu net het Meisje met de parel dat op tournee is naar Japan, om daar een miljoenenpubliek te trekken. De kunstliefhebber die Amsterdam bezoekt misschien, omdat de Nachtwacht van Rembrandt op zijn lijstje staat, heeft die meer geluk? Ditmaal is het raak, want ook al is Rijksmuseum sinds 2003 gesloten, een aantal topstukken is sinds de sluiting in een deel van het museum, de Philipsvleugel, te zien.
| |
Tafels en badkuipen
Musea die voor een periode van maanden of zelfs jaren gesloten zijn voor het publiek: het is zeker niet kenmerkend voor de Lage Landen alleen. De Kunstkammer van het
| |
| |
gerdien verschoor
werd in 1963 geboren in Boskoop. Studeerde kunstgeschiedenis in Leiden en Kraków. Promoveerde op een Poolse kunstenaarsgroep uit het interbellum. Was conservator voor Muzeum Sztuki (Kunstmuseum) in Łódź en kasteel het Nijenhuis bij Heino. Werkte als cultureel attaché op de Nederlandse ambassade in Warschau.
Is nu directeur van CODART, de internationale netwerkorganisatie voor museumconservatoren van Nederlandse en Vlaamse kunst. Is ook schrijver. Publiceerde korte verhalen in o.a. Extaze.
Schreef recensies voor o.a. de Volkskrant en publiceerde artikelen in kunsthistorische tijdschriften en tentoonstellingscatalogi.
In 2011 verscheen haar eerste roman, De draad en de vliegende naald (Atlas Contact).
Adres: www.gerdienverschoor.nl en www.codart.nl
Kunsthistorisches Museum in Wenen zal op 1 maart van dit jaar, na een jaar of tien ontoegankelijk te zijn geweest, de deuren weer openen. De Europese kunst van het Nationaal Museum in Warschau was maandenlang onzichtbaar, maar wordt sinds 2012 in een geheel nieuwe opstelling gepresenteerd. De gemiddelde museumbezoeker lijkt zich van al die sluitingen weinig aan te trekken. In Nederland nemen de bezoekersaantallen alleen maar toe: in 2012 steeg het museumbezoek ten opzichte van 2011 met bijna anderhalf miljoen tot 19,5 miljoen. Nieuw geopende musea zorgen voor een spectaculaire stijging van deze aantallen, ook dat is een internationale tendens. Neem nu Antwerpen: daar leidde de opening van het MAS tot een stijging van het aantal museumbezoekers met 60 procent in 2011.
Wat is er aan de hand in de museumwereld? Waarom zijn musea gesloten, en moeten die sluitingen werkelijk zo lang duren? Waarom worden oude museumgebouwen ingepakt of juist uitgepeld, tentoonstellingszalen gestript of juist opgetuigd, onderdoorgangen afgesloten en dan weer geopend, ‘tafels’ en ‘badkuipen’ toegevoegd? En waarom reizen er zoveel kunstwerken de wereld over?
‘Het was niet meer verantwoord om in het KMSKA nog zulke meesterwerken te tonen’, zegt Paul Huvenne, administrateur-generaal van het museum. ‘We beschikken over een prachtig, monumentaal gebouw dat in 1890 werd opgetrokken, in dezelfde periode als het Rijkmuseum Amsterdam, dat vijf jaar ouder is. Beide musea dienden als “tempel voor de muzen”, geheel overeenkomstig de visie op beeldende kunst uit die tijd waarin met eerbied naar ons cultuurpatrimonium werd gekeken. Inmiddels is er veel veranderd. Allereerst de museumbezoeker zelf: die heeft niet meer genoeg aan
| |
| |
een rij schilderijen aan de muur, of aan een verzameling objecten in een vitrine die eerbiedig van een afstand bekeken kunnen worden. De nieuwe museumbezoeker is allang geen passieve toeschouwer meer, het is steeds vaker een deelnemer die op zoek is naar nieuwe ervaringen, naar een experience. Daarnaast zijn de bezoekersstromen onvergelijkbaar met de aantallen bezoekers die jaren geleden het museum betraden, en die stromen nemen alleen maar toe. Een derde ontwikkeling is dat er veel meer aandacht is voor de conditie van kunstwerken, waardoor er steeds hogere eisen worden gesteld aan klimaatbeheersing en andere technische voorzieningen van het museumgebouw. Als je ons museumgebouw ziet als een machine voor het tonen van ons culturele erfgoed, dan voldoet deze machine niet meer aan de eisen van deze tijd. Maar tegelijkertijd is dat gebouw zelf een museumstuk, een erfenis waar je zorg voor wilt dragen.’
| |
Buiten onaangetast, binnen grondig aangepakt
Waar het KMSKA zich nog in het eerste stadium van het langdurige verbouwingstraject bevindt, is het Rijksmuseum Amsterdam in de ultieme fase aanbeland. Interessant is dat het KMSKA en het Rijksmuseum, beide met respect voor de historische authenticiteit van het gebouw, voor totaal verschillende oplossingen hebben gekozen. Waar in het Rijksmuseum de historische binnenplaatsen (in de jaren zestig gevuld met meerdere verdiepingen tentoonstellingszalen) nu weer worden opengemaakt tot openbaar toegankelijke ruimtes, ingericht met boekhandel en museumcafé, worden de patio's van het KMSKA juist opgevuld met museale ruimtes. Waar het tentoonstellingsoppervlak in het Rijksmuseum aanmerkelijk kleiner zal worden, wordt deze in het KMSKA juist met 40 procent vergroot. Waar het Rijksmuseum heeft gekozen voor samenwerking met het Spaanse architectenbureau Ortiz en Cruz, wordt het KMSKA aangepakt door het Rotterdamse bureau Claus en Kaan Architecten.
Uitgangspunt bij de verbouwing van het KMSKA was het monument zelf, dat aan de buitenkant onaangetast moest blijven. Aan de binnenkant wordt het gebouw echter grondig aangepakt. De vier lege patio's worden zoals gezegd ingericht als museale ruimtes en ook het volume daarboven - onzichtbaar vanaf de buitenkant - wordt in gebruik genomen. Zo wordt het bestaande gebouw ‘ingebreid’ met een ‘tafelblad’ (de bovenste bouwlaag) en vier ‘poten’ (de patio's). Naast de restauratie van het negentiende-eeuwse museumgebouw en de uitbreiding van het zaaloppervlak is een nieuw klimaatsysteem de derde prioriteit.
De ‘tafel’ zal op verschillende plaatsen met het oude gebouw worden verbonden, waardoor een co-existentie van de oude en de nieuwe ruimtes tot stand zal komen, hoewel je straks ook de ‘nieuwe’ wereld kunt betreden zonder de ‘oude’ te bezoeken, en omgekeerd. Een aantal originele elementen uit de oude situatie zal in de nieuwe
| |
| |
verbouwingen in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA),
Foto Karin Borghouts.
een computersimulatie van het verbouwde KMSKA, © Claus en Kaan Architecten.
| |
| |
Het Atrium van het Amsterdamse Rijksmuseum, dat op 13 april 2013 na tien jaar verbouwen opnieuw de deuren opent,
Foto Pedro Pegenaute.
| |
| |
omgeving worden teruggebracht. Zo komt de oude polychromie terug in een aantal zalen, mogen de negentiende-eeuwse bankjes blijven, en worden de lambriseringen in de oude zalen weer in de oorspronkelijke staat hersteld. Maar het meest vernieuwend zijn de patio's ofwel de ‘poten’, waarvan er drie worden ingevuld met zalen, en er één hoog en open blijft, om ingericht te kunnen worden met bijvoorbeeld een groot hedendaags kunstwerk, een zeventiende-eeuws triptiek, of een combinatie van beide.
| |
Oppervlakte en diepgang
En daarmee zijn we aangeland bij de mogelijkheden die een dergelijke grootscheepse verbouwing biedt voor een vernieuwende inrichting. ‘Als conservatoren hadden we een aantal uitgangspunten’, zegt Nico Van Hout, conservator van het KMSKA. ‘Allereerst wilden we werken met polyvalente ruimtes die je zo maximaal mogelijk kunt veranderen en ruimtes die variëren in volumes. Zo bieden we onszelf vele mogelijkheden en leggen we bovendien geen hypotheek op de toekomst. Naast grote zalen voor hedendaagse kunst of monumentale werken van Rubens, willen we ook kleine kabinetten waar we bijvoorbeeld prenten kunnen tonen.’
Wat kunnen we straks in die nieuwe ruimtes verwachten? In het KMSKA is daar natuurlijk al uitgebreid over nagedacht. Directie en conservatoren hebben ook in het buitenland gekeken naar nieuwe opstellingen en naar de benadering van het hedendaagse museumpubliek. In 2010, tijdens een internationale bijeenkomst in Haarlem van CODART (International Council for Curators of Dutch and Flemish Art) en HNA (Historians of Netherlandish Art), werd uitgebreid aandacht besteed aan de nieuwe museumbezoekers. Hoe kunnen we hen bedienen als ze een hedendaagse museale presentatie komen bekijken? Een van de sprekers was Paul Spies, directeur van het Amsterdam Museum, die zich laat inspireren door het boek De barbaren van de Italiaanse filosoof Alessandro Baricco. Baricco stelt vast dat de westerse cultuurconsument in de afgelopen halve eeuw ingrijpend is veranderd: omdat alles bereikbaar en betaalbaar is geworden, kan de nieuwe mens aan alles maar kort aandacht besteden en dus alleen de oppervlakte ervaren. Voor diepgang is geen tijd.
Moeten musea op deze situatie inspelen en de ‘producten’ aanpassen, om een breed (politiek) draagvlak te behouden? In het Amsterdam Museum is dat voor een deel gebeurd door een kort parcours te creëren waarbij de bezoeker in drie kwartier langs de geschiedenis van Amsterdam wordt geleid, een laagdrempelige versie van de vaste presentatie: Amsterdam DNA. Wie meer wil, kan daarna een bezoek brengen aan De Verdieping, een presentatie die nog in ontwikkeling is. Om in de woorden van Spies te spreken: ‘Elke ziel die we met het korte rondje kunnen verleiden, betekent draagvlak (en inkomsten!) voor het instituut, maar elke ziel die we kunnen verleiden tot een langer en diepgravend bezoek is een ambassadeur van de diepgang die - ook volgens
| |
| |
De nieuwe inkomhal van het Amsterdamse Stedelijk Museum, dat in oktober 2012 heropende na jarenlange sluiting wegens verbouwingen, Foto John Lewis Marshall.
| |
| |
de theorie van Baricco - absoluut noodzakelijk is om überhaupt een aantrekkelijke (en flexibele) oppervlakte aan te kunnen bieden. Die diepgang is, met andere woorden, de basis van de oppervlakte en de oppervlakte is de redding van de diepgang.’
Ook in het KMSKA is vanuit deze optiek gekozen voor een klein circuit dat een beeld geeft van de kunst in Vlaanderen van 1360 tot 1970 met werken uit de vaste collectie, aangevuld met bruiklenen. De ‘verdieping’ bestaat uit onder andere thematische, verdiepende zalen, bijvoorbeeld een portretten- en landschapsgalerij. Daarnaast worden twee ‘tafelpoten’ gebruikt voor het Ensormuseum, een zwaartepunt dat versterkt wordt met wetenschappelijk onderzoek naar leven en werken van deze kunstenaar. Als derde stroom zal aandacht worden besteed aan het verschijnsel van de creativiteit, het maakproces. Daarmee wordt het museum nog toegankelijker voor kinderen en andere culturen: creativiteit is immers in alle beschavingen en windstreken aanwezig.
‘Neem nu Rubens’, zegt Nico Van Hout hierover. ‘Je zou zijn schetsen bijvoorbeeld niet meer als beaux arts kunnen exposeren, maar onder de noemer van creativiteit. Vanuit dat uitgangspunt kunnen er ongewone combinaties worden gemaakt. Door “zwerfkeien” van je collectie uit te ruilen met andere musea kun je bovendien nieuwe ensembles creëren en de context van je vaste collectie verdiepen. Natuurlijk wijk je hiermee af van het idee van het napoleontische, encyclopedische museum, maar zou je dat in deze tijd van Wikipedia nog willen nastreven? Uiteraard is een museum een kennisinstelling, en dat moet je cultiveren. Kennis is niet alleen een bron van plezier en schoonheid, maar vergt ook focus en concentratievermogen. Een museum kan daar een belangrijke rol in spelen: door slow art aan te bieden, kunnen we die focus herstellen, en verwondering en bewondering teruggeven aan het museumpubliek. Als wij dat niet doen, wie dan wel?’
| |
Dicht maar dichtbij
Uit het bovenstaande blijkt wel dat de sluiting van een museum volop nieuwe kansen biedt, en dat een sluiting in het geheel niet betekent dat conservatoren en anderen een paar jaar op hun lauweren kunnen rusten. Maar een verbouwing dwingt niet alleen na te denken over een nieuwe opstelling. Op de website van het KMSKA is onder het motto Dicht maar dichtbij uitgebreid te volgen op welke manieren het museum van de sluiting gebruikmaakt. Zo wordt er intensief gewerkt aan het Rubensproject, waarbij materiaaltechnisch onderzoek wordt gedaan naar een aantal monumentale werken van de Antwerpse meester.
Daarnaast worden er individuele werken uitgeleend aan andere musea. Zo is Portret van een man van Anthony van Dyck tijdelijk te zien in het Worcester Art Museum in de Verenigde Staten. Als tegenprestatie wordt het schilderij door dit Amerikaanse museum
| |
| |
gerestaureerd. Eenzelfde samenwerking is tot stand gekomen met het Indianapolis Museum of Art, waar Portret van een man, toegeschreven aan Maerten van Heemskerck, en De Dam te Amsterdam van Gerrit Berckheyde te logeren zijn. Contacten met beide musea in de Verenigde Staten kwamen via CODART tot stand.
Tegelijkertijd is er een aantal korte of lange presentaties te zien op andere gastlocaties. Het MAS (Antwerpen) toonde tot eind 2012 de Meesterwerken in het MAS, in de Koningin Fabiolazaal in diezelfde stad zijn nog tot eind februari 2013 De Modernen te zien en in het Rockoxhuis zijn sinds februari 2013 heel wat topstukken uit het KMSKA te gast. Bijzonder is ook de samenwerking met de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen, waar een aantal altaarstukken bijeen is gebracht die daar tot aan de Franse Revolutie te zien waren, onder de titel De reünie. Kun je hier nog wel spreken over logeren? Of zijn deze kunstwerken juist thuisgekomen?
| |
‘Dit is te Hollands voor mij’
Ieder museum heeft een ander gebouw, een andere geschiedenis, een andere collectie. Ieder museum gaat dan ook op een andere manier met een verbouwing om en ieder museum krijgt op een andere manier kritiek op de soms jarenlange sluitingen. Ieder museum heeft te maken met een historisch gebouw, een grote collectie (vaak deels in depot in de kelders), vele bestuurslagen, diverse ‘eigenaars’ van de verschillende bouwprocessen, voortschrijdend inzicht en een kritische pers die geen enkele museumdirecteur het voordeel van de twijfel gunt.
Het Stedelijk Museum Amsterdam bijvoorbeeld, om maar eens een museum voor moderne kunst te noemen, werd keer op keer door rampspoed getroffen. In 2003 werd het op last van de brandweer gesloten, in 2004 werd van architect gewisseld, in 2011 ging de aannemer failliet, en dat is dan nog maar de korte versie. Gedurende de hele periode streefde het ‘museum zonder muren’ ernaar zoveel mogelijk zichtbaar te blijven voor het publiek. Dat gebeurde eerst door een deel van de collectie in het Post CS-gebouw onder te brengen, dat in 2008 gesloten en gesloopt werd. Helaas waren de klimatologische omstandigheden van het Post CS-gebouw zodanig dat kwetsbare werken niet getoond konden worden. Ook toerde het museum door de stad met de Bouwkeet, een ontwerp van Niels van Eyck en Miriam van der Lubbe: een mobiel paviljoen voor workshops, performances en spreekuren. De keet is inmiddels in de collectie opgenomen en, hoe toepasselijk, in bruikleen gegeven aan het KMSKA, waar het dient als mobiel informatiekantoor dat bij de tuin van het museum is geplaatst. Vanaf 2010 toonde het Stedelijk tijdelijke tentoonstellingen onder de titel Temporary Stedelijk en een aantal Amsterdamse kunstenaars reageerde hierop met een pikant initiatief: de website www.temporarystedelijk.nl, een verzameling online tentoonstellingen.
De kunstenaars hebben de langdurige sluiting van het museum tot hun voordeel
| |
| |
gemaakt. ‘De link www.temporarystedelijk.nl is niet van het Stedelijk zelf en de georganiseerde tentoonstellingen zijn dat dus ook niet’, zeggen de initiatiefnemers op de website. ‘Door de domeinnaam te kopen, zijn we als het ware door de achterdeur naar binnen geglipt om het werk van jonge kunstenaars uit de stad op het podium van het gesloten museum te zetten.’ Het echte Stedelijk is sinds september 2012, vier jaar later en twintig miljoen duurder dan gepland, weer open.
Zaalzicht van Amsterdam DNA, een laagdrempelige versie van de presentatie van de vaste collectie in het Amsterdam Museum.
Ook het Rijksmuseum Amsterdam, op de Philipsvleugel na sinds 2003 gesloten, kreeg keer op keer met vertragingen te maken. Veelzeggender dan welk artikel hierover, is de documentaire Het nieuwe Rijksmuseum van Oeke Hoogendijk. Ontluisterende besluitvormingsprocedures, een gebrek aan samenwerking tussen de verschillende partijen, de sterke lobby van de fietsersbond en financiële tegenvallers, het wordt allemaal samengevat in de verzuchting van een van de Spaanse architecten: ‘Dit is te Hollands voor mij.’ Symbolisch voor deze Hollandsheid is de strijd om de onderdoorgang onder het Rijksmuseum, de legendarische fietstunnel. Zou de tunnel, die het centrum verbindt met het zuiden van de stad, voor fietsers afgesloten moeten worden, of juist open moeten blijven nu de ingangen van het Rijks ook in deze passage zijn voorzien? In juli 2012 besloot de Amsterdamse Raad om de onderdoorgang voor fietsers open te houden. Binnen het Rijksmuseum wordt de tunnel nu met Der Untergang aangeduid: niemand kan voorzien wat er gebeurt als straks duizenden Amsterdamse fietsers door een passage scheuren waar evenzovele toeristen in de rij staan om De Nachtwacht te kunnen bekijken.
Maar gelukkig verschijnen er ook positieve berichten. Zo was er een juichende pers
| |
| |
over de tentoonstelling Meesterwerken uit het Mauritshuis, te zien in het Haagse Gemeentemuseum. De tijdelijke verhuizing vanuit het classicistische Mauritshuis naar het als museum ontworpen gebouw van Berlage verleent de werken een nieuw elan. ‘Potters stier toont zich in volle glorie’, kopte NRC Handelsblad eind april 2012. ‘De verandering van decor blijkt een ongekende meerwaarde toe te voegen aan de werken’, schreef Bram de Klerck. ‘Het zijn vooral de rust en ruimte die de werken krijgen in zalen die passen bij hun formaat, muren die in kleuren zijn geschilderd die niet van de schilderijen afleiden, en een uitgekiende belichting.’ Het stuk eindigt met een spannende vooruitblik: ‘Over een jaar of twee keren de werken terug naar het Mauritshuis. Aan het doen verbleken van deze prachtige presentatie zal het museum nog een aardige kluif hebben.’
| |
Work in progress
Kan het KMSKA gebruikmaken van de best en de worst practices van de collegae in het noorden? Ja en nee. Ik vermoed dat het uit logeren sturen van deelcollecties zeker een voorbeeld is waar Antwerpen nu zijn voordeel mee doet. En de website van het KMSKA laat zien dat het museum er alles aan doet om het publiek heel open te informeren over de verbouwing en alle bijbehorende projecten. Daar ontbrak het in Amsterdam nog wel eens aan. Maar ook voor Antwerpen zal gelden dat de verbouwing work in progress is, met een ander gebouw, een andere financiële situatie, andere architecten, andere tegenvallers en totaal andere besluitvormingsprocessen.
Ik kan me er nu al op verheugen: dat ik in 2017, nou ja, misschien 2018, de monumentale trappen van het KMSKA zal betreden. Bij de kassa koop ik een speciaal kaartje, slow art. Het geeft me een bijzonder privilege. Via een uitgekiende routing sta ik binnen een paar minuten in een half verduisterde en ideaal geklimatiseerde ruimte. Ik heb de deur achter me gesloten: dankzij het speciale kaartje mag ik een aantal minuten helemaal alleen in de zaal verblijven. Op een ronde tafel staan vier Andachts-bilder opgesteld. Ik neem plaats en begin de kleine devotiestukken te bekijken. Oog in oog zit ik, met Jan van Eyck, De heilige Barbara. Rogier van der Weyden, Portret van Filips de Cro. Een Annunciatie uit het atelier van dezelfde Rogier. De Meester van de Brugse St. Ursulalegende, Diptiek met Madonna en drie schenkers. De paneeltjes zijn nauwelijks groter dan mijn iPad. Ik wil ze aanraken en ga op mijn handen zitten. Als er een zoemer klinkt, moet ik de ruimte verlaten. Buiten geef ik mijn speciale kaartje aan de onschuldige cultuurtoerist. Hem wacht de experience van zijn leven.
Met dank aan dr. Paul Huvenne en dr. Nico van Hout van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen.
|
|