Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdLudo Simons over koninklijke en andere bibliothekenDe Nederlandse Dr. P.A. Tiele-Stichting houdt zich sinds 1953 bezig met de bevordering van de wetenschap van het boek en de drukkunst. Sinds 2002 is er jaarlijks een Tiele-lezing en op 18 mei 2006 mocht de Vlaamse oud-bibliothecaris en emeritus hoogleraar Ludo Simons komen spreken over koninklijke en andere bibliotheken. Simons ging in zijn lezing, intussen in gedrukte versie verkrijgbaar, in op de rol van een bibliotheek in het digitale tijdperk. Het boek heeft met verve de fotografie, de fiets (!), de bioscoop, de radio, de volkssporten en de televisie overleefd. Het boek heeft zich, preciezer gezegd, aangepast aan de behoeften van de tijd. Ook als die tijd digitaal wordt. En hoewel steeds meer klassieke teksten via het internet beschikbaar worden gesteld, blijkt dat de diverse drukken van pakweg Camera Obscura van Nicolaas Beets en De leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience in originele versie alleen in een paar wetenschappelijke bibliotheken te vinden zijn. Een constatering die Simons aangrijpt om het belang van erfgoedbibliotheken te onderstrepen. In het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw pleitte Ludo Simons er al eens voor om van de Antwerpse Stadsbibliotheek een ‘nationale bibliotheek voor Vlaanderen’ te maken. Hij bracht het voorstel ter sprake in een liber amicorum J.R. de Groot (1983), waarna de tekst verscheen als aflevering van het tijdschrift Bibliotheekkunde. Als kers op de taart vond in 1985 een colloquium plaats in Antwerpen, waarvan de handelingen in 1986 werden gepubliceerd door Bibliotheek- & Archiefgids. De bijdrage van Arie Willemsen, verbonden aan de Koninklijke Bibliotheek Den Haag, werd afgedrukt in Ons Erfdeel.Ga naar eind(1) Willemsen zag voordelen in zo'n toekomst voor de Antwerpse stadsbibliotheek. Vlaamse uitgaven in eigen beheer zouden sneller de Nederlandse Bibliografie bereiken, het AMVC (nu: Letterenhuis) zou affiches e.d. kunnen verzamelen en de bibliotheek zou speciale bibliografieën kunnen maken. Gezien de bestaande, eeuwenoude collectie van de stadsbibliotheek zou die ten slotte een rol kunnen spelen voor het ‘oudere nationale patrimonium’. Maar het kalf was al verdronken. Ondanks Simons' pleidooi voor een Vlaams (en desgewenst ook Waals) depot als aanvulling op de Koninklijke Bibliotheek in Brussel, en ondanks de pragmatische verwijzingen naar andere Europese landen, kreeg hij tegenwerking. Alsof Simons, vanuit Antwerpen nog wel, ge- | |||||||||||
[pagina 637]
| |||||||||||
pleit zou hebben voor de vernietiging van de Koninklijke Bibliotheek in Brussel ("en misschien’, zegt Simons anno 2006, ‘misschien wel die van België zelf?’). In elk geval dienden die reacties het streven om de Koninklijke Bibliotheek haar historische glorie, maar niet de daarbij horende verantwoordelijkheid te geven. Voor wie het wil horen, zet Simons in zijn Tiele-lezing zijn argumenten nog even op een rij, aangevuld met nieuwe inzichten. In 1981 was Simons directeur geworden van de Antwerpse Stadsbibliotheek, geen uitleenbibliotheek, maar een eeuwenoude wetenschappelijke bibliotheek. Bij zijn aantreden vroeg Simons zich af welke toekomst er voor deze bibliotheek nog was weggelegd in een stad met een groot netwerk van openbare bibliotheken en met een dynamische universiteitsbibliotheek. Het antwoord vond hij door over de grenzen te kijken. In 1983 greep Simons de oprichting van het Nederlands Bibliografisch Centrum aan om zijn ideeën voor een nationale bibliotheek voor Vlaanderen uit de doeken te doen. In de meeste Europese landen heeft het wettelijk depot betrekking op twee tot vijf exemplaren. In die landen is er een samenwerkingsverband tussen de nationale bibliotheek en één of meerdere regionale wetenschappelijke bibliotheken. Voorbeelden daarvan zijn de National Library of Scotland in Edinburgh en de Biblioteca de Catalunya in Barcelona. Dergelijke structuren bestaan in landen met een federale staatsstructuur als Duitsland, maar ook in een land met een sterk centralistisch karakter, zoals Frankrijk. België is weliswaar kleiner dan die voorbeeldlanden, maar wie niet overtuigd is, valt vroeg of laat voor Simons' argument ‘dat het land er in elk geval ingewikkeld genoeg voor is.’ Terzijde: in Nederland bestaat nog steeds geen wettelijk depot, enkel een goedfunctionerende afspraak met de boekenuitgevers. Simons voelt zich bij dit pleidooi anno 2006 gesterkt door een positieve audit van de Koninklijke Bibliotheek Den Haag (in 2005), door een doctoraal proefschrift uit 1999 van Jeroen Walterus over die van Brussel en door een onderzoek van twee universiteitsbibliothecarissen, de Nederlandstalige Julien van Borm en de Franstalige Jean-Pierre Devroey, in opdracht van de Koning Boudewijnstichting. Die wezen op het zwakke collectiebeleid van de Koninklijke Bibliotheek Brussel, op het niet-aangepaste institutionele kader en op het falen van het management, dat gebrekkige interne en externe communicatie, een weinig bijdetijdse visie op de evolutie van de informatievoorziening en een achterhaalde opvatting van samenwerking en dienstverlening werd verweten. Simons' pleidooi ten gunste van een natio nale bibliotheek voor Vlaanderen heeft echter weinig uitstaande met een kreet als ‘Wat we zelf doen, doen we beter’. Simons is er een warm voorstander van dat de Koninklijke Bibliotheek van België ook in de toekomst haar nationale taak zou blijven behartigen. Dat pleidooi van Simons ten gunste van de Koninklijke Bibliotheek maakt deel uit van een lijstje van desiderata die de wetenschappelijke bibliotheken door de eenentwintigste eeuw moeten leiden:
Wim de Mont ludo simons, Over koninklijke en andere bibliotheken. Het boek als erfgoed in de 21ste eeuw. Tiele-lezing 2006, Dr. P.A. Tiele-Stichting & Amsterdam University Press, Amsterdam, 2006, 32 p. |
|